Civis Mundi Digitaal #150
https://www.etsy.com/be/market/picasso_mother_child
Heeft Augustinus God met de moedermelk ingedronken?
Na twee inleidende hoofdstukken over “de twee vrouwen” van wie zijn levensgezellin al enigszins is beschreven, voor zover dat mogelijk is, gaat de schrijfster aan de hand van de Belijdenissen verder in op de opvoeding, vorming en het enerverende leven van Augustinus met naast hemzelf Monica als hoofdpersoon. “Bij het schrijven van de Belijdenissen creëert Augustinus een samenhang in zijn leven aan de hand van gebeurtenissen waarin Monica in het centrum staat... Zij vervulde een voorbeeldfunctie voor hem in haar keuze voor een ascetisch, christelijk leven [...en] reikte een christelijke levensvisie aan... Op deze wijze ontwikkelde hij een spiritueel bewustzijn.” (p163,165,167) In een leven waarin hij de invloed en sturing van God meent te ontwaren als een soort voorbeschikking, waarbij zijn moeder deelgenoot was. Zij putte “uit een innerlijke bron... ze was namelijk onderwezen in de school van haar binnenste door Christus, die haar innerlijke leermeester was”. (p136, Bel. 9.21, De beata vita 2.10. Bouwman houdt de Berberse spelling van Monica aan)
Augustinus begint met zijn kinderjaren. Hij heeft (de genade van) God met de moedermelk ingedronken. “Augustinus benadrukt de goddelijke afkomst van de borstvoeding [...en] beschrijft het zogen als een overweldigende ervaring waarbij de werkelijkheid van God zich aan Monica en de voedsters manifesteerde. Tijdens het zogen barstte de goddelijke werkelijkheid open. Van deze overweldigende ervaring ging een kracht uit die Augustinus betrekt op God... ‘Mijn moeder of mijn voedsters vulden voor zichzelf echter niet de borsten, maar u gaf mij door middel van hen het voedsel van de zuigelingen volgens uw instelling en de rijkdommen die u verspreid hebt tot op de bodem van de dingen... Door een geordende liefde wilden zij mij geven waarmee zij overvloeiden vanuit u.’” (Bel. 1.7, KB p62,63)
“De liefde die zich kenbaar maakte, correspondeert met de goddelijke ordening in de schepping waarin de vrouwen zijn verankerd: de instellingen en rijkdommen die God verspreid heeft tot op de bodem van de dingen... Tijdens het zogen openbaarde Gods werkelijkheid zich als een overvloed van troost aan de vrouwen. Deze troost werd hen op goddelijke wijze geschonken [...en] stroomden via hun moederborst uit naar de zuigeling Aurelius.” (p64)
Augustinus beschrijft borstvoeding als een soort mystieke ervaring of mystieke vereniging van moeder, kind en God. Hij geeft echter te kennen “dat hij zelf geen herinneringen meer heeft aan zijn zuigelingenperiode [...en] de intense ervaringen met zijn moeder en voedsters tijdens het voeden... Hij had wel herinneringen aan de periode waarin zijn vriendin hun zoon Adeodatus zoogde. Als vader was hij wellicht deelgenoot van het intieme samenzijn tussen moeder en zoon... Ontving zij een overvloed van gaven tijden het zogen van hun zoon?... Zou Augustinus haar ervaring gebruikt hebben om deze overweldigende ervaring te verwoorden?... Als partner en vader moet dit wonder van lactatie Augustinus gefascineerd hebben en te denken hebben gegeven... Augustinus zou haar [zijn vriendin’s] getuigenis gebruikt kunnen hebben om een eenheidservaring te beschrijven met Monica, zichzelf als zuigeling en God.” (p64,65,73)
Zijn vrome moeder moet God dankbaar geweest zijn voor haar kinderen, die zij een christelijke opvoeding wilde geven en op God wilde richten. Mogelijk was zij met haar gedachten en gevoel bij God en Christus toen zij haar kinderen borstvoeding gaf. “Zij verlangde naar Zijn heil van eeuwig leven voor haar kinderen... Ze plaatste het leven van haar zoon in het perspectief van God... en dus ook in het verlengde van de opdracht van Jezus.” (p68,72)
“Augustinus herinnert zich dat hij de naam van Christus dronk samen met de moedermelk... ‘De naam van Christus... had mijn hart teergevoelig nog met de melk van mijn moeder vroom ingedronken en in de diepte bewaard.’... In een vloeiende beweging wordt het drinken van de melk een drinken van de naam van Christus... Het drinken van deze naam was een innerlijk gebeuren en raakte diepe snaren... Zijn hart werd gevoed met de ervaring die erdoor gewekt werd. Daardoor... bewaarde hij deze naam in de diepte van zijn hart. De herinnering... had zich in zijn binnenste tot een grondslag gevormd voor zijn verdere leven...” (Bel. 3.8, KB p66,67)
https://www.thuisarts.nl/nieuws/adviezen-bij-borstvoeding
De waarde van bostvoeding
De ongeëvenaarde waarde van borstvoeding wordt algemeen erkend en door de wetenschap bevestigd. Bij het schrijven van dit artikel stond er een artikel over in de NRC (13 mei, ‘Borstvoeding geven is niet meer gewoon’): “Wist je dat moeders die borstvoeding geven net als hun kinderen minder vaak ziek zijn?” De babyvoedingsindustrie concurreert met borstvoeding. “Nog nooit kregen zo weinig baby’s borstvoeding.” Het behoort tot de problematische ‘zegeningen’ van de moderne maatschappij.
In de boeken van Vladimir Megre, besproken in dit nummer en het vorige, wordt ook de spirituele waarde van borstvoeding benadrukt. In boek 2 staat de volgende passage:
“Het leek wel of Anastasia tijdens het voeden mijn aanwezigheid helemaal vergeten was. En of ze de hele wereld om zich heen vergat. Ze keek alleen maar naar haar zoon.” Hij sliep na het voeden in de armen van zijn moeder in en lachte toen hij wakker werd, en raakte Anastasia’s gezicht aan met zijn handjes.” (p119)
De spirituele kennis “hoe je bij het geven van borstvoeding de zuigeling het vermogen kon meegeven om met de Rede van het Universum te communiceren... De Grote Intelligentie van het Universum,” is verloren gegaan. (p188) In boek 8-2 voegt hij daaraan toe: “Bij borstvoeding is de volle aandacht van de moeder belangrijk, zonder afleiding. Het kind heeft dan psychologisch contact met de moeder.” (p189)
Met de moedermelk geeft de moeder meer mee dan melk. Het is ook spiritueel voedsel, zoals ook Augustinus te kennen geeft. “Wat krijgen kinderen tegenwoordig met de moedermelk mee?" (p169) De gedachten en gevoelens van de moeder tijdens het voeden zijn daarbij van groot belang. Ook tijdens de zwangerschap en daarna. Dit geldt ook voor de vader. “Het kind bevindt zich in de aura van zijn ouders... Veel vrouwen weten dat je je bij het voeden van je kind niet moet laten afleiden door gesprekken, of gedachten, al helemaal niet over iets onaangenaams. Ze concentreren zich op hun kind, op zijn of haar voeding en praten in gedachten met het kind.” De kleindochter van Megre begon te huilen als zijn dochter werd afgeleid tijdens het voeden. "Veel zogende moeders die bekend zijn met de cultuur van het borstvoeding geven, bevestigen dit effect.” (p167,168) Borstvoeding is dus heel belangrijk bij de fysieke en geestelijke (op)voeding van een kind, zoals ook Augustinus heeft begrepen, die zo Christus kreeg ingedronken via zijn aan Christus toegewijde moeder.
http://feathersheaven.unblog.fr/2013/01/13/manicheisme/
Het manicheïsme heeft een dualistisch mensbeeld: een strijd tussen God en het kwaad met Christus in een dubieuze positie
Weg van God
Typerend voor Augustinus is enerzijds de spanning tussen zijn gepassioneerde sensuele aard, zijn begeerte, die hij van zijn overspelige vader had geërfd, en anderzijds zijn zoekende spirituele gerichtheid, zijn religieuze verlangen, dat hij gemeen had met zijn vrome moeder en uiteindelijk de overhand kreeg. “Zij vertegenwoordigde de stem van God in zijn jeugd” en ook daarna. Zij had hem voorbestemd voor een geestelijk leven in het licht van God. Ondanks haar goede zorgen, en het besef “welke dwaalwegen hij kon gaan... liep hij weg van God... ‘De doornstruiken van de begeerte groeiden boven mijn hoofd’.’’ Ook al wilde zij hem naar God toe leiden, raakte hij ten prooi van andere krachten. (Bel. 2.6, KB, p75,76) Hij leek de aanwezigheid van God te vergeten, die hij in zijn jeugd gehoord in ingedronken had via zijn moeder.
Zijn spirituele belangstelling bracht hem ondanks zijn katholieke opvoeding negen jaar lang in contact met de gnostische sekte van het manicheïsme, “waarbinnen de verlossing op eigen kracht kon worden verkregen”. Dat gaf zijn moeder “negen jaar intens verdriet”. (p82,83) De vraag is wat daar dan zo erg aan was. Want “de naam van Christus stond in deze leer centraal”. Hoewel het heil niet door Christus werd verkregen of bewerkstelligd, maar meer door eigen inzet en zelfbeheersing, hetgeen gezien de begeerten van Augustinus, juist was wat hij nodig leek te hebben. (p81)
Het manicheïsme is ascetische georiënteerd en deed aan anticonceptie ter beperking van de voortplanting, waar men afwijzend tegenover stond. “Het is mogelijk dat zij [Augustinus en zijn vriendin] periodieke onthouding gepraktiseerd hebben. Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom ze geen andere kinderen hebben gekregen.” (p44) Het manicheïsme heeft ongetwijfeld een meer ingetogen levenswijze bevorderd. Desondanks kon het geen genade vinden bij Monica.
Wijst haar afwijzing niet op een soort van dogmatisme van zijn moeder, die vond dat hij hetzelfde geloof als zij moest belijden, iets dat vaker voorkomt bij ouders? Ook Augustinus maakt zijn latere bezwaren niet glashelder, als hij de voorkeur geeft aan het neoplatonisme van Plotinus als stap naar het christendom. Hij integreert zijn neoplatoonse visie met de christelijke leer die hij zo een filosofische basis geeft.
“Doordat de manicheeërs uitgingen van het dualisme tussen goed en kwaad, waarbij de materie tot het kwaad behoorde, verwierpen ze Jezus Christus als mens,” geïncarneerd in de materie. De monistische eenheidsfilosofie van Plotinus daarentegen heeft oog voor “de waarheid van Gods ordening... de samenhang die de Schepper aan alles wat leeft heeft gegeven... Het begrip ordening... wordt door Augustinus in een christelijk referentiekader geplaatst en wijst op Jezus Christus.” (p108) Christus is namelijk (te beschouwen als) de geïncarneerde Logos of ordenende kosmische intelligentie, die ook in de materie werkzaam is. De materie, en daarmee de in de materie geïncarneerde Christus, wordt dus niet verworpen als kwaad en duister.
Monica
Weerstand en gehechtheid van Monica
Het verzet van Monica tegen het manicheïsme was zo groot dat zij aanvankelijk niet meer met hem onder een dak wilde leven en dezelfde tafel met hem wilde delen. Maar het betijde na een droom, die zij interpreteerde als geschenk van God, waarin een stralende jongeman haar gerust stelt dat het goed zal komen met haar zoon en dat hij naast haar zal staan. Waar zij was zou ook hij komen te staan.
Oosterse religies lijken over het algemeen toleranter dan het strikt monotheïstische jodendom, christendom en mohammedanisme. Zij geven juist aan dat er diverse wegen naar verlichting zijn, maar er zijn ook dwaalwegen. De Indiase Bhagavad Gita zegt: “op allerlei manieren volgen de mensen mijn weg.” (IV-11) Bijv. karma yoga: de yoga van het handelen, bhakti yoga: de yoga van de toewijding, jnana yoga: de yoga van kennis, enz. De gnostiek kan ook een weg naar verlichting zijn, een weg naar God. Zoals de naam al zegt, ligt daarbij de nadruk op spirituele kennis, gnosis, waarvoor men zich kan openstellen. Het is de vraag in hoeverre deze op eigen kracht wordt verkregen, als men zich ervoor opstelt.
https://www.hertog.nl/artikel/9789492987426/Augustinus/
Augustinus vertrok naar Rome en liet zijn moeder alleen achter
Augustinus luisterde niet naar de bezwaren en smeekbeden van zijn moeder, maar kreeg na negen jaar zelf genoeg van het manicheïsme dat wezenlijke vragen van hem onbeantwoord liet. Maar voor het zover was, ging hij van Noord Afrika naar Rome en vandaar naar Milaan, waar hij betere loopbaanperspectieven zag. Dat was een grote klap voor zijn moeder die “zich aan hem vastklampte” en “haar zoon niet kon loslaten”, hoewel hij al 29 jaar was en een levensgezellin en een kind had. (p10,95)
“Legde ze teveel een claim op hem? Was Augustinus’ keuze om te vertrekken een vlucht uit de nabijheid van zijn moeder, die hem in zijn zelfstandigheid verhinderde, die hem opeiste voor haar eigen behoefte? Dit ligt in de lijn van wat Augustinus schrijft: ‘Ik ben ontsnapt.’” Hij schrijf ook dat zij “zich heftig aan mij vastklampte... Zij hield van mijn aanwezigheid bij haar, zoals gebruikelijk is bij moeders, maar veel meer dan de meesten.” (Bel. 5.15, KB p95-97)
Haar toekomstbeeld van haar zoon leek te botsen met het zijne. “In haar gebed was ze teveel gericht op wat zij wilde van Augustinus, in zijn woorden: dat God hem zou maken zoals zij voor ogen had. Dit heeft betrekking op het geestelijke doel dat zij voor hem gesteld had: dat hij dichter bij God zou komen. De wijze waarop zij dit verlangen nastreefde was in strijd met Gods leiding aan haar zoon.” Maar kennelijk vooral met zijn eigen wensen, loopbaanperspectief en lotsbestemming. (p99) De leiding van God veronderstelt Augustinus achteraf.
Juist door zijn vertrek zou hij dichter bij God komen dan zij hem in hun toenmalige woonplaats had kunnen brengen. Hij zou in Milaan bisschop Ambrosius ontmoeten, die hem bekeerde tot het christendom, nadat hij daartoe door kennismaking met de filosofie van Plotinus was voorbereid.
Het spirituele moederschap en het verlangen van Monica werd door het vertrek van haar zoon “gezuiverd van het belang dat zij voor ogen had” en haar overmatige gehechtheid en sturing, want “ze liet zich leiden door wat haar voor ogen stond”. (p103,111) Dus niet zozeer door de ondoorgrondelijke wil van God, waarop ze zich meestal afstemde.
Augustinus en Monica van Thagaste (ong.331-387) door Ary Scheffer (1846) https://nl.pinterest.com/pin/215891375865552715/
Op zoek naar goddelijk geluk
Augustinus ziet achteraf de hand van God in zijn levensloop, waar hij op het moment dat het zich voltrok geen oog voor had. Is dit niet een wat antropomorf godsbeeld, geschapen naar de gelijkenis van een mens? Minder antropomorf is het echter ook te zien in termen van de genoemde ordening in de schepping. Er zijn wetmatigheden in de natuur. Wat leeft is gericht op groei en ontwikkeling, op zelfverwerkelijking. Zo ook de mensen. Ze vinden deze op hoog niveau in het licht en de vreugde van God, in termen en ervaringen van Augustinus. Hij zocht geluk in zijn leven, raakt teleurgesteld in louter lustbevrediging en zoekt het hogerop in filosofie, de liefde tot de wijsheid, en vindt dit geluk in het licht van God. Als Augustinus dit bespreekt in filosofische gesprekken, de dialogen van Cassaciacum bij Milaan uit 386, het jaar van zijn bekering, “zijn de deelnemers het er al gauw over eens dat alleen het bezit van iets onvergankelijks gelukkig maakt”. Zij brengen dit in verband met God. “Iedereen die een genadige God bezit, is gelukkig,” zegt Monica. (p138, De beata vita, 3.19)
Het verlangen naar blijvend geluk lijkt ingebakken in de menselijke aard. Wie wil niet altijd gelukkig zijn? Ook seksverslaving komt voort uit verlangen naar geluk, maar lijkt op dat vlak niet blijvend te realiseren. Blijvend geluk is te vinden in een werkelijkheid die blijvend is, een goddelijke werkelijkheid, het licht van God, ‘de vreugde van de Heer’. Augustinus drukt dit verlangen naar goddelijk geluk uit in de beroemde woorden aan het begin van de Belijdenissen: “U hebt ons naar U toe geschapen en ons hart is onrustig tot het rust vindt in U.”
Het verloop van zijn bekering is te lezen in Civis Mundi nr 91, en ook de hereniging met zijn moeder en de scheiding van zijn vriendin. Centraal in het boek van Bouwman staat het spirituele moederschap, de geestelijke vorming door zijn moeder en impliciet ook de moeder van zijn zoon, zijn vriendin, die ook een spirituele persoon moet zijn geweest, over wie weinig bekend is. Zij zette naar verluidt haar leven na de scheiding van Augustinus en haar zoon voort in een spirituele gemeenschap. Monica overleed in Ostia, niet lang na de genoemde mystieke godservaring aldaar in het bijzijn van Augustinus. Deze ervaring is een soort apotheose van hun samenzijn en onderlinge verbondenheid. Een goddelijke liefde vervulde hun hart als en “stortten zich [als] hemelse waterstromen uit in de harten van Monica en Augustinus.” (p143)