Civis Mundi Digitaal #150
De auteur, specialist in Russische literatuur, schetst de geschiedenis van de samizdat vanaf Peter de Grote, dus vanaf 1700. Toen kon men al de doodstraf krijgen voor kritische brieven of boeken. De professoren van de universiteit van Moskou, die gesticht werd in 1755, mochten niets doceren dat vijandig was tegenover de orthodoxe godsdienst, de regering of de goede zeden. Op deze principes werd later de censuur gegrondvest. Catherina de Grote hield zich hieraan, maar liet wel de Encyclopédie, die in Frankrijk verboden was, in Rusland drukken.
Schrijver Radisjtsjev was de eerste die in 1790 voor tien jaar naar Siberië verbannen werd voor zijn kritiek op de autocratie. Tsaar Paul I vaardigde het ‘Decreet over de censuur’ uit en liet censuurkantoren openen. Alexander I hief dat decreet weer op. Daarna was er geen constante lijn in: de ene keer was het milder, dan weer strenger. Tijdens Nicolaas I (1825-1855) was het gouden tijdperk van de Russische literatuur met Poesjkin, Lermontov en Gogol. Bij de slachtoffers ontbreekt hier dichter Taras Sjevtsjenko, vader van het Oekraïense nationalisme, die van 1847 tot 1857 verbannen werd met schrijfverbod. Tijdens de laatste tsaar beleefde de cultuur zijn zilveren tijdperk, ondanks alle beperkende regels.
In oktober/november 1917 grepen de bolsjewieken de macht met 0,1% van de bevolking (p. 48-49).
Gorki noemde het ‘de triomf van onze bestiale levenswijze, van dat Aziatische element in ons’ (p.49).
Rode Gardisten vernietigden kranten en drukkerijen, de persvrijheid werd meteen afgeschaft tot 1990, alles kwam onder toezicht van de partij.1,5 à 2 miljoen Russen ontvluchtten het land, o.a. vele schrijvers.
Met de revolutie begon een nieuw hoofdstuk in de literatuur: ‘burgerlijke schrijvers’ werden in de vuilnisbak gegooid, enkel arbeiders mochten nog schrijven, maar ze moesten eerst leren lezen en ze werden verplicht om ‘proletarisch’ te schrijven (p. 53-55). In 1919 werd de Gosizdat, de Staatsuitgeverij opgericht, die instond voor de censuur. Tientallen intellectuelen werden het land uit gezet, o.a. 121 op het ‘filosofenschip’ in 1922 (p. 57-58). De collectivisering van de landbouw verliep met veel geweld en in Oekraïne met grote hongersnood: miljoenen boeren werden verbannen of gedood (p. 59).
Tijdens Stalin kwamen de media volledig onder zijn controle en stonden ze in dienst van het ‘socialistisch realisme’, wat neerkwam op de verheerlijking van het systeem en van de leider. Meer dan 600 schrijvers verdwenen in de kampen (p. 75). En de geschiedenis werd herschreven: Ivan de Verschrikkelijke werd een held.
Tijdens de oorlog moest men zwijgen over het pact met Hitler en over het feit dat de Duitsers door miljoenen als bevrijders werden binnengehaald. Na de oorlog werden weer schrijvers vogelvrij verklaard en in 1952 werden talrijke Joodse intellectuelen gemarteld, gedood of naar de Goelag verbannen.
Tijdens de Dooi (1953-1968) verslapte de censuur, maar ze verdween nooit helemaal. Toen raakte ook bekend dat 2.000 schrijvers gearresteerd waren, van wie er 1500 gestorven waren in de kampen. Ze werden nu gerehabiliteerd. Toch kon Pasternak in 1957 zijn Dokter Zjivago niet in de SU publiceren en dichter Brodski kreeg in 1964 schrijfverbod. Chroesjtsjov moest zijn eigen memoires naar het buitenland smokkelen om ze te publiceren.
In 1959 verscheen het eerste samizdat-geschrift van Aleksandr Ginzburg (p. 107). Voor het schrijven of bezitten van samizdat werden tussen 1956 en 1987 meer dan 8.000 mensen veroordeeld.
Tijdens de Dooi ontstonden 24 tijdschriften, vaak met korte levensduur.
In plaats van chronologisch verder te gaan, verschijnt er dan ineens een hoofdstuk over censuur in de SU tussen 1917 en 1990, een thema dat ook al voorkwam in het mooi chronologisch overzicht.
De censuurwaakhond Glavlit deed tussen 1922 en 1991 ca. 100.000 titels sneuvelen (p. 129). De index van verboden boeken besloeg 20 pagina’s tijdens de tsaren en 300 à 400 nu. De laatste index verscheen in december 1988, in volle glasnost (p. 130). De auteur somt ook de criteria op waarom een boek verboden werd en de lijst van wat er op de index stond (p. 133-137).
In de jaren 60-70 bedacht de partij ook een nieuwe methode: opsluiting in de psychiatrie, maar de werkkampen bleven bestaan, zoals Sinjavski en Daniël ondervonden in 1965. Verbanning naar het buitenland kwam ook veel voor. In de jaren 70 werden Helsinki-groepen opgericht, maar met beperkt succes.
De samizdat als spreekbuis hield op in 1986, toen Gorbatsjov zijn glasnost lanceerde. En in 1990 werd de censuur afgeschaft, maar sinds 2012 is ze weer van kracht.
Het laatste hoofdstuk gaat over politieke en literaire samizdat en tamizdat (hetzelfde, maar dan in het buitenland gepubliceerd). Zeer aangrijpend zijn Sjalamovs Verhalen over Kolyma (1978), Solzjenitsyns De Goelag Archipel (1973) en de geschriften van Lidia Tsjoekovskaja (p. 184-189). Amalrik e.a. staan hier ook bij.
De literaire samizdat vormde volgens Waegemans de belangrijkste bijdrage aan de Russische cultuur.
De schrijvers hiervan zijn minder bekend: Maksimov, Vladimov, Zinoviev, Vojnovitsj, Jerofeev, Dovlatov, Brodski. De protestzangers krijgen hier ook een plaats (p.236-238).
De auteur maakt ook de balans op: de samizdat weerlegde de leugens van de overheid, maar die gaf niet toe. Zonder samizdat zou de schok van de glasnost nog groter geweest zijn.
Na 2010 schafte Poetin de vrijheid van pers weer af en bij de oorlog tegen Oekraïne moeten de mensen zich zelfs openlijk uitspreken voor de ‘speciale militaire operatie’: kritiek wordt zwaar bestraft. Het boek eindigt met een handig lexicon, een bibliografie en een personenregister.
Beoordeling
De auteur bezit een enorme kennis van de Russische literatuur en geschiedenis. Hij geeft duidelijke en uitgebreide omschrijvingen van de begrippen samizdat, tamizdat, socialistisch realisme etc. Voor dit laatste zelfs zeven pagina’s (p. 65-72). Hij geeft ook goede samenvattingen van de vele besproken boeken.
De opmerkingen die nu volgen zijn dus details: de Verlichting laat hij beginnen in de 17de eeuw (p. 11); ik zou zeggen: 18de eeuw. Op p. 32 zegt hij dat tsaar Nicolaas I in 1825 in paniek was door de revoluties in Frankrijk, Polen en België, maar die braken pas 5 jaar later uit. Maar hij was wel in paniek.
De nummers van de pagina’s zijn zo onduidelijk dat ik ze allemaal opnieuw geschreven heb, voor mij een unicum sinds 1978. De uitgever mag ze in een volgende druk leesbaar maken.
Jef Abbeel sept. 2024