Civis Mundi Digitaal #151
Bespreking van Jan Rotmans, In het oog van de orkaan, Nederland in transitie. Aeneas, 2012;
Jan Rotmans en Mischa Verheijden, Omarm de chaos. De Geus, 2021;
Jan Rotmans, De perfecte storm: Op zoek naar een nieuwe balans, Publieke ruimte 7, De Geus, 2023.
Recent is er veel belangstelling voor toekomstscenario’s om de aandacht te verleggen van politieke ad-hoc discussies en de waan van de dag, naar de lange termijn en de politieke keuzes die daarvoor nodig zijn. Zie ook de WUR-studie Nederland in 2120 [1] en de CPB-studie Vier visies voor 2050 [2]. Jan Rotmans was, zonder dat hij overigens in deze studies genoemd wordt, één van de eersten die al veel eerder pleitte voor meer focus op de lange termijn, vooral met het oog op de maatschappelijke veranderingen die nodig zijn om te voldoen aan de klimaatdoelstellingen. Vanaf het begin heeft hij naast het klimaat ook andere maatschappelijke aspecten betrokken bij zijn analyses en voorstellen, zoals zorg, voeding en wonen. Ook maakte hij samen met een architectenbureau ruimtelijke verkenningen van Nederland voor het jaar 2121. Hij heeft meerdere boeken over deze onderwerpen geschreven, maar we kijken hier naar een drietal dat representatief is voor zijn insteek.
Transitiekunde
Jan Rotmans is hoogleraar aan de Erasmus Universiteit en medeoprichter van Urgenda. Hij benadert de maatschappelijke ontwikkelingen vanuit de transitiekunde, een term die voortkomt uit de complexiteitstheorie om plotselinge structuurveranderingen (‘tipping points’) in een ecologisch of fysiek domein te beschrijven, maar hier gebruikt wordt om de overgang van een bestaande maatschappelijke constellatie naar een nieuwe situatie te beschrijven. In de nieuwe situatie vestigt zich een nieuw maatschappelijk ‘regime’ en een nieuwe manier van denken en werken. Daar gaat meestal een periode van onzekerheid en chaos aan vooraf, die uitmondt in een ‘kantelpunt’. Zie ook [3].
De veranderingen voltrekken zich op drie verschillende niveaus: het micro-niveau waar zich van onderop nieuwe, meestal lokale, initiatieven ontwikkelen in de vorm van start-ups. Zij representeren de nieuwe tijd, maar de techniek en de infrastructuur zijn nog niet rijp. Het meso-niveau is het maatschappelijke midden: hier spelen de structuurveranderingen zich af op het niveau van bedrijfstakken en maatschappelijke sectoren als gevolg van de nieuwe ideeën en businessmodellen. En ten slotte het macro-niveau: de veranderingen in de maatschappij als geheel die zich in politieke maar ook in juridische zin aanpast aan de nieuwe ontwikkelingen en veranderingen.
De nieuwe tijd kondigt zich eerst aan op het micro-niveau en verkeert enige tijd in een niche-markt, en werkt, eenmaal succesvol, op den duur door in structuurwijzigingen naar meso- en macro-niveau. Dat gaat echter niet zonder slag of stoot. Een maatschappelijk systeem of stelsel beschikt over een bestaand, dominant regime. Dit heersende regime zal er alles aandoen om de status quo te handhaven, en om de eigen belangen veilig te stellen.
De nieuwe ontwikkelingen die zich voordoen in de niches kenmerken zich door een afwijkende structuur en werkwijze. Als die krachtig genoeg zijn om het bestaande regime te bedreigen, dan ontstaat er een conflict met de zittende macht, die zich niet zomaar gewonnen geeft. Eerst zal men elementen van de nieuwe technologie en werkwijze proberen over te nemen, maar uiteindelijk treedt er na een periode van chaos en conflict een kantelpunt op, en het nieuwe regime zal zich vestigen, en vervolgens ook weer op zijn beurt behoudzuchtig worden.
De S-curve
De transitiekunde geeft een beschrijving van het gedrag van een complex systeem van buitenaf. Het geeft geen inhoudelijke verklaring van de dynamiek achter de verandering, maar trekt conclusies op basis van verwachtingen en waarnemingen. Eenzelfde soort modellering zien we in de marketing en marktkunde bij de beschrijving van productgeneraties en de marktpenetratie van nieuwe technologie. Ook in de epidemiologie zijn er modellen die de verspreiding van ‘besmettingen’ beschrijven binnen een populatie.
Nieuwe technologieën ontwikkelen zich veelal eerst in gespecialiseerde niche markten, meestal professionele markten. Zo was de mobiele telefoon in een vroeg stadium eind jaren tachtig een duur en experimenteel apparaat dat alleen voor sommige applicaties betaalbaar was. Het vroeg om een dure infrastructuur met zendmasten en transmissieprotocollen, die nog niet één-twee-drie uitontwikkeld was. Toen eenmaal de GSM-standaard en later de UMTS-standaard geformuleerd was, ging de ontwikkeling snel. Apparaten werden uniformer en door de schaalvergroting goedkoper en kwamen daarmee binnen bereik van andere beroepsgroepen, en vervolgens de gewone consument.
De acceptatie volgt de genoemde S-curve. In het incubatiestadium stuit de ontwikkeling nog op veel technische en organisatorische problemen, maar als die zijn opgelost wordt de nieuwe technologie breed geaccepteerd en vervangt de traditionele technologie, in geval van mobiele telefonie de vaste telefoonverbinding, die momenteel aan het verdwijnen is.
Een ander voorbeeld van een innovatie is de warmtepomp, die nu bezig is aan zijn opmars. Ook hier heeft het lang geduurd voor het concept, dat al decennialang bekend was als ‘airco’, doordrong tot de markt van de woningverwarming. Pas nu het brede publiek eenmaal begint door te krijgen wat de voordelen zijn, gaat de ontwikkeling snel. Er ontwikkelt zich een installatiemarkt en de fabrikanten gaan concurreren op prijs. De penetratiegraad van warmtepompen is momenteel nog laag (ca. 5% van de huishoudens), maar als de overheid niet te veel verwarring zaait met een zwalkend subsidiebeleid, dan zullen naar verwachting de meeste vrijstaande woningen en rijtjeshuizen over tien jaar een warmtepomp hebben. In het algemeen kun je stellen dat als bij technische innovaties de penetratiegraad eenmaal boven de 10% komt, in de jaren daarna de acceptatie volledig zal zijn.
Natuurlijk slagen niet alle technologische innovaties. Vele nieuwe ideeën sneuvelen in de valley-of-death tussen start-up en scale-up. Zo verkeert de waterstofauto nog steeds in limbo. Er zijn maar een beperkt aantal tankstations voor waterstof, en de waterstof is nog relatief duur, dus het is nog niet aantrekkelijk voor een particulier om een waterstofauto te kopen. Mogelijk dat als bestelbusjes en vrachtwagens gedwongen worden over te gaan op elektrische aandrijving – een waterstofauto is feitelijk een elektrische auto met een waterstofcel die al rijdend elektriciteit opwekt – dan pas zal er voldoende basis zijn om meer waterstoftankstations te bouwen. Vervolgens kan de brede zakelijke automarkt in haar kielzog worden meegenomen, en zullen later de particulieren ook wel volgen, als de waterstof tenminste op prijs concurrerend is met stroom uit het net. Maar het kan goed zijn dat zo’n ‘lead’ toepassing zich niet ontwikkelt en dat de technologie op de plank blijft liggen, tot zich een veranderende marktsituatie voordoet. Zo zitten vliegende auto’s en de hyperlooptrein ook al jaren in de wachtkamer.
Maatschappelijke transities
Naar analogie van technische innovaties, kunnen ook maatschappelijke veranderingen als transities worden beschreven. Zo vormen de sociale media een bedreiging voor de traditionele media als krant en boek. De opkomst van de televisie en van streamingdiensten betekent ook een bedreiging voor toneelgezelschappen en orkesten. Mensen blijven makkelijker thuis, gekluisterd aan de buis. Niet alleen theater en bioscopen, maar ook lokale amateurverenigingen krijgen het moeilijk om leden te houden en nieuwe leden te vinden. Als de online-schermtijd thuis eenmaal 12 uur per dag is, waar het nu naar neigt, dan blijft er maar weinig tijd over voor activiteiten buiten de deur.
Zo brengt ook de toegenomen (auto)mobiliteit veranderingen teweeg in het sociale en culturele leven. Men kan klagen dat de busverbindingen in de provincie verdwijnen, maar dat is begonnen bij het toenemend gebruik van de auto door diegenen die het zich konden veroorloven, ten nadele van diegenen die geen rijbewijs hebben. Afkalvend gebruik leidt uiteindelijk tot opheffing van de buslijnen, als het economisch niet meer uit kan. Er heeft zich dan een systeemtransitie voorgedaan met ‘kleine stappen’ van collectief openbaar vervoer naar individueel personenvervoer. Winst voor een heleboel ‘vrije rijders’, maar een probleem voor mensen die geen auto mogen of kunnen rijden.
Jan Rotmans heeft er alles aan gedaan om de grote maatschappelijke vraagstukken als “transities” te benoemen, en daar is hij goed in geslaagd, zoals blijkt uit het dagelijks gebruik van de termen als crisis en transitie. Allereerst is er natuurlijk de ‘energietransitie’, waar het gaat om de uitfasering van fossiele brandstoffen ten gunste van hernieuwbare energiebronnen (zon en wind). Maar er is ook de ‘eiwittransitie’ om de beoogde overgang van vlees naar vegetarisch aan te duiden. Beide transities zijn al vele decennia geleden ingezet, maar ondanks de overduidelijke voordelen van een schoner milieu en een betere gezondheid, geven de oude werkwijzen en culturen zich nog niet zomaar gewonnen. Het roken is dan bijvoorbeeld wel redelijk succesvol uit het straatbeeld verbannen, maar de productie van fossiele brandstoffen en van dierlijke eiwitten is nog steeds groeiende. Het omslagpunt (kantelpunt) is nog lang niet bereikt.
Ook ziet Rotmans de noodzaak van transities in zorg en onderwijs. In de zorg zou het de overgang van kostprijsgestuurde behandeling naar een meer mensgerichte gepersonaliseerde zorg moeten bewerkstelligen. In het onderwijs een vorming die aansluit bij de ontwikkeling van het kind. In de woningbouw zitten we met een systeem dat zich louter richt op het bouwen van standaard eengezinswoningen, zonder dat er oog is voor de huisvestingsbehoeften van jongeren en ouderen. Kortom, overal zijn transities wenselijk en nodig. Het zou volgens Rotmans de politiek enorm helpen als zij beter zicht krijgt op de aard van de noodzakelijke transities om ze eerder te kunnen herkennen en waar mogelijk (sturend) te bevorderen.
Kantelpunt
In zijn boek In het oog van de orkaan stelt hij dat Nederland zich op een kantelpunt bevindt richting een duurzame samenleving. We moeten wel veranderen want we leven op een te grote voet ten koste van de aarde. Ergens in de toekomst moeten we dat gaan terugbetalen, maar we schuiven het voor ons uit. Daarin ligt de kiem voor de ecologische crises die we nu hebben: de energiecrisis, grondstoffencrisis en biodiversiteitscrisis. Er is 25 jaar te weinig aan gedaan en de kritieke grens is nu bereikt.
Deze systeemcrises zijn echter niet alleen een teken van falende technologie, maar ook een blijk van verkeerde waarden. Waarden zoals economisch rendement op de korte termijn, efficiency en groei, hebben de huidige situatie veroorzaakt. Nieuwe en wenselijke waarden zijn: maatschappelijk rendement, kwaliteit, vertrouwen en welzijn. Op meso-niveau ‘kraakt’ het huidige neoliberale politieke regime, dat geen ’visie’ wil ontwikkelen en door gebrek aan besluitvaardigheid en daadkracht de onrust eerder vergroot dan verkleint. De overheid delegeert en decentraliseert taken en verwacht steeds meer van het maatschappelijk middenveld. Tegelijkertijd eist de samenleving veel van de overheid en is er sprake van een vertrouwenscrisis tussen politiek en samenleving. De vrije marktwerking heeft volgens Rotmans geleid tot ondeugdelijke en excessieve situaties en dient te worden begrensd.
Maar wat is dan ‘begrensde’ marktwerking en wat is daarin de rol van de overheid? Economische belangen prevaleren volgens Rotmans nu boven maatschappelijke belangen. De stelsels opereren vooral aanbodgericht in plaats van vraaggestuurd. De rigide (semi-) publieke stelsels worstelen met hun rol en werkwijze: zorgbedrijven, woningcorporaties, vakbonden, energiebedrijven, scholen, etc. Veel maatschappelijke organisaties zijn ontstaan in het tweede deel van de vorige eeuw, volgens de religieuze en ideologische scheidslijnen van toen. Ze hebben hun oude maatschappelijke doelstellingen verlaten en zich bekend tot de liberale marktwerking. Financiële doelstellingen zijn leidend geworden, wat tot uiting komt in hoge salarissen en weinig aandacht voor de inhoudelijke kant van de zaak. De situatie schreeuwt om verandering, maar het poldermodel dient vooral de gevestigde belangen, waardoor alles bij het oude blijft. Op de ruïnes van de bestaande instituties zullen echter nieuwe verrijzen. Rotmans omarmt de huidige crises. Het biedt volgens hem de enige mogelijke uitweg naar radicale veranderingen. Crises zijn de ideale voedingsbodem voor transities.
Van onderaf
Rotmans ziet de aankondiging van de nieuwe tijd vooral in lokale netwerken, niet hiërarchisch, maar plat en flexibel. Coöperaties, stichtingen, verenigingen en particuliere organisaties, die nu nog inbreken op het gangbare, zullen dadelijk onderdeel uitmaken van het nieuwe maatschappelijke middenveld. De kiemen van deze nieuwe maatschappelijke organisaties zijn gelegen in de onderstroom van kleine startende bedrijfjes, innovatieve netwerken, en niet te vergeten individuele burgers die zich in toenemende mate organiseren in coöperaties op het gebied van energie, voedsel, zorg en sociale zekerheid. In staat gesteld door de moderne technologie en internet worden zij producenten op kleine schaal. Deze ‘prosumenten’ nemen het heft in eigen hand en organiseren zich in groepen of netwerken waar dat schaalvoordelen met zich meebrengt.
Dit is de kanteling van de samenleving die zich aftekent: een verandering in structuur (van centraal naar decentraal), cultuur (van exploiteren naar coöpereren) en werkwijze (van regisseren naar faciliteren). Daar hoort ook een nieuwe houding van de overheid bij, meer faciliterend dan sturend. Zo ziet hij ook de blauwdruk voor het zorgsysteem: geen kostengedreven aansturing meer, geen schaalvergrotingen en fusiedrang, maar meer aandacht voor en vertrouwen in de individuele mens, waarbij de zorg lokaal is georganiseerd binnen sociaal duurzame wijken, dicht bij de mensen. Een goed voorbeeld is Buurtzorg die werkt met zelfsturende teams en die zorg op maat levert.
Ook het huidige voedselsysteem is niet duurzaam en brengt een aantal perverse effecten met zich mee zoals klimaatverandering, dierenleed, verlies aan biodiversiteit, fosfaat- en nitraatuitspoeling, en oplopende risico’s voor mens en dier door de intensiteit en concentratie van de dierhouderij. Sleutels tot verduurzaming liggen bij de consument die minder vlees moet gaan eten, en bij de supermarkten die gezonder eten moeten aanbieden. Regionale producten moeten hun weg vinden naar restaurants en regionale winkels: verleiden, overtuigen en bewezen meerwaarde voor kwalitatief goed en smaakvolle producten moet de voedseltransitie bewerkstelligen.
Ruimtelijke planning
Bij gebiedsontwikkeling (wonen, landbouw, verkeer) ligt nu het accent op losse elementen: woningen, kantoren en bedrijven, die worden ontwikkeld zonder enige samenhang. De nadruk ligt op vastgoedontwikkeling. Snel en maximaal financieel rendement voor publieke en private investeerders. Maar het eenzijdig sturen op economische waarden leidt tot onvoldoende ruimtelijke kwaliteit en blijkt niet toekomstbestendig. We moeten naar een duurzame vorm van gebiedsontwikkeling waarbij het doel is sociaal-culturele, ecologische en economische waarden op elkaar af te stemmen.
Het is zoals hij het zelf noemt: “Nederland in 2050: vooruit naar vroeger”. De lokale transitie moet de “glocalisering” bevorderen: mensen willen weer aarden in hun eigen omgeving, in de eigen regio en het lokale. Het hyperindividualisme loopt volgens Rotmans op zijn einde. Mensen zoeken elkaar weer op, vanuit een pragmatische solidariteit. Samendoen en samendelen. Dit markeert de overgang van zelfredzaamheid naar “samenredzaamheid”.
Het boek is gevuld met een groot aantal projecten die als voorbeeld kunnen dienen zoals de Stadshavens in Rotterdam, de verduurzaming door vier woningbouwverenigingen in Tilburg, energie coöperaties zoals Texelenergie, regionale ontwikkelingen zoals Parkstad Limburg 2030, Duurzaam Zeeland in 2048, ‘De Kering’ – transitieproces Schouwen-Duivenland, en ‘Fan de Minsken en de Grûn’, Friesland. Al met al een bijzonder inspirerend overzicht.
Conclusie
Het is niet alleen het transitieproces dat Rotmans wil voorschrijven als middel om inzicht te krijgen in maatschappelijke veranderingen, en als gereedschap voor maatschappelijke sturing, maar hij koppelt aan die transities ook een voorkeursrichting: van “economisch gedreven” naar meer “menselijk gedreven”, met meer ruimte voor sociale en culturele waarden. Hij wil geen concepten van bovenaf opleggen, veranderingen moeten van onderaf komen, maar toch ziet hij een duidelijke wending van marktwerking naar coöperatie. Of dat wel zo werkt maakt hij niet duidelijk. Waarom gaan we niet de kant op van nog meer individualisering en marktwerking? Het “hoe en waarom” wordt door Jan Rotmans niet uitgewerkt, anders dan dat hij kennelijk zijn eigen voorkeuren heeft.
Jan Rotmans is altijd erg optimistisch geweest over de onvermijdelijkheid van de door hem aangekondigde transities. Hij ziet die als logisch en ervaart de weerstand van bedrijven en bij de politieke “kleilagen” vooral als hinderlijk. Hij verwacht dat de transities zich als vanzelf zullen waarmaken, net als de overgang van fossiel naar wind- en zonne-energie, omdat de hernieuwbare energie zo veel goedkoper is dan fossiel, zodat de energietransitie wel “onvermijdelijk” plaats zal vinden. Helaas overstijgen veel andere ecologische en sociale vraagstukken het individueel belang en zijn zeker niet kostendekkend, en krijgen daarmee niet automatisch de drive en aandacht die ze verdienen.
Met Omarm de chaos zijn we inmiddels in het najaar van 2021 beland. We zitten volgens Rotmans nog steeds in een wat richtingloze “tussentijd”. Hij blijft bij zijn mantra van een kanteling van de hierarchisch aangestuurde samenleving naar een horizontale, decentrale samenleving op basis van gemeenschappen, coöperaties en virtuele en fysieke netwerken. “Je vertelt al 20 jaar hetzelfde verhaal” zeggen zijn kinderen. Hij laat zich daardoor niet uit het veld slaan.
Analoog aan de driedeling micro, meso en macro niveau introduceert hij nu drie tijdsspannen, manieren van kijken (“lenzen”) die inzoomen op de gebeurtenissen van de dag (de korte termijn), de maatschappelijke tendensen zoals liberalisering en privatisering (de middellange termijn), en de structurele veranderingen in de machtsverhoudingen, sociale verhoudingen, cultuur, wetgeving (de lange termijn). Die tijdsniveau’s zijn nuttig om “uit te zoomen”: ook als de nieuwe maatschappij nog niet zichtbaar is op het macro-niveau, dan kunnen we in de onderstroom de kiemen van de nieuwe samenleving al zien. Dat kan de burger moed geven, ook al is er op politiek niveau nog niet veel voortgang te bespeuren. En dat is helaas, mede door de coronacrisis en de opkomst van de populistische partijen, het geval.
Morele waarden
Met het eerder gepubliceerde boek Omwenteling uit 2017, heeft hij wel meer aandacht gekregen voor het menselijke aspect. Hij ziet dat het vooral de mensen zelf zijn, in wisselwerking met instituties, cultuur en beleid, die de veranderingen moeten doorzetten. Als puntje bij paaltje komt vraagt een systeemtransitie een persoonlijke transitie, een verandering van morele waarden. Het draait voor hem daarom steeds meer om cultuurverandering. Hij maakt onderscheid tussen ‘koplopers’ en ‘verbinders’, ‘bouwers’ en ‘slopers’. Koplopers zijn de trekkers die inhoudsgedreven zijn en vooruitlopen op de troepen. De verbinders slaan bruggen met de achterblijvers. Slopers moeten ruimte maken voor nieuwe verbanden, nieuwe bedrijvigheid, toenemende bewustwording, etc. Bouwers heb je nodig om iets nieuws neer te zetten.
Naast de verandering in persoonlijke waarden ziet hij ook dat niet alleen een technische energietransitie nodig is, maar dat er ook veranderingen in ons gedragspatroon noodzakelijk zijn. Dat betekent afscheid nemen van de ‘vrije’ markt, die vooral economisch en financieel gedreven is, met veel persoonlijke verrijking en inkomensongelijkheid. Rotmans: “Ingebed in de huidige, op onbeperkte groei gestutte economie, is de transitie tot mislukken gedoemd. Een succesvolle energietransitie en oplossing voor het klimaatprobleem impliceren een waardenomslag vanuit een ander economisch paradigma”. “Wij zijn het systeem, als je echt wilt veranderen, dan zoek je de verandering (in de eerste plaats) in jezelf”.
Bredere toepassing van het transitiemodel
Nieuw is dat hij de ‘transitiekunde’ ook gaat toepassen bínnen bestaande bedrijven en organisaties. Bedrijven moeten opereren in een dynamische wereld met veel internationale concurrentie, en moeten flexibel opereren, dus klantgericht en met zo min mogelijke interne hierarchie. De mens moet meer centraal komen te staan: in de zorg, in het onderwijs, in het bankwezen, overal. Zo heeft hij de nodige ‘transitieprojecten’ gedaan binnen bedrijven als IKEA, RABO, ABP, Shell, KLM, etc. enerzijds gericht op duurzaamheid, anderzijds op klantgerichtheid. De projecten zijn door de corona-crisis weer tot stilstand gekomen, maar binnen die organisaties heeft hij veel medewerkers aangetroffen die zeer open staan voor een transitie, en die de verandering verder zouden kunnen dragen.
Ook ziet hij een andere rol voor de overheid. De burger zit nu vaak klem tussen de marktwerking enerzijds en de bureaucratie van de overheid anderzijds. De decentralisatie van taken naar de gemeenten is goed verlopen, maar de focus is nu nog te veel gericht op controle: de gemeenten hebben zorgkantoren ingericht om alles aan te sturen en financieel beheersbaar te maken, maar Rotmans zou liever het initiatief aan het veld laten. Er is een verschuiving nodig van controleren en beheersen naar anticiperen en leren. Niet alleen sturen op korte-termijnwaarden als efficiëntie en rendement, maar op lange-termijnwaarden als veerkracht, wendbaarheid en diversiteit. Van een statische blauwdruk naar organisch ontwikkelen door middel van zoeken, experimenteren en leren.
Ten slotte ziet hij dat we ook zelf transities doormaken. Onvrede met je baan kan leiden tot een ‘ontwikkelingsfase’ waarin je een nieuwe oriëntatie zoekt. Het echt veranderen van baan is dan een kantelpunt, maar het proces kent een langere aanloop die eerst vooral intern gericht is, voordat het als een omslag naar buiten komt.
Alle nodige maatschappelijke transities geintroduceerd in de vorige boeken komen nog een keer uitgebreid voorbij. De energietransitie is nu dringend geworden, maar gaat binnen Europa ca. 1000 miljard euro kosten. Voor nederland is tot 2050 100 miljard euro nodig. Op den duur zal de energie gratis worden, maar voorlopig zullen de kosten alleen maar stijgen. Er is een grondstoffencrisis bijgekomen. Er zijn veel zeldzame mineralen nodig voor de batterijen en windmolens.
Ruimtelijke blauwdruk voor 2121
Duidelijk wordt dat alle wensen rond het verduurzamen van de landbouw, de woningbouw, en voldoende zonne- en windparken, alleen maar om meer ruimte vragen, in plaats van minder. Een integrale ruimtelijke toekomstvisie op Nederland is dan ook dringend gewenst. Samen met Gijs van der Boomen van architectenbureau KuiperCompagnons ontwikkelt Rotmans een blauwdruk van Nederland voor 2121. De zeespiegelstijging is dan een realiteit en een groot deel van Nederland staat onder water. Concreet ziet hij veel woningbouw op het water. Hele wijken die meedrijven op de te verwachte zeespiegelstijging.
Conclusie
Het boek is een nadere uitwerking van zijn eerdere pleidooien. Het besef breekt door dat de transities, hoe wenselijk ook, toch niet zo vanzelf gaan. Daar gaan ook persoonlijke keuzes en uiteindelijk politieke besluitvorming aan vooraf. De activist-hoogleraar blijkt toch meer activist te zijn dan hoogleraar. Het zijn toch vooralsnog vooral persoonlijke meningen die hij naar voren brengt.
Het meest succesvol is Rotmans nog samen met Roger Cox en Marjan Minnesma in de door Urgenda aangespannen rechtzaken tegen de overheid, die de overheid moet dwingen zich aan de klimaatakkoorden te houden. Deze rechtzaken hebben inmiddels in de hele wereld navolging gekregen.
De perfecte storm
Het is najaar 2023. De weersextremen zijn nu aan de orde van de dag. De oorlog in Oekraïne heeft de gas- en olieprijzen naar nieuwe hoogtepunten gedreven en Shell heeft in 2022 een recordwinst van 38 miljard euro binnen geharkt en meteen doorgesluisd naar de aandeelhouders. De energietransitie wil nog niet echt vlotten, want het elektriciteitsnet zit vol en het zal nog wel even duren voor de nodige uitbreidingen zijn gerealiseerd. De circulaire economie dreigt niet van de grond te komen, al hoopt hij nog op een kanteling van ‘bezit’ naar ‘gebruik’ (de share-economie).
Waar Jan Rotmans al vele jaren roept dat de veestapel gehalveerd moet worden, vindt hij het nu toch ook wel begrijpelijk dat de boeren in opstand zijn gekomen, vooral omdat hen geen alternatief is geboden. Hij ziet dat alternatief vooral in de verbouw van bio-based materialen, zoals hennep, vlas, olifantsgras, en lisdodde, waarmee de woningbouw een duurzaamheidsimpuls kan worden gegeven. Hij hoopt ook op een ander landbouw-subsidiebeleid vanuit de EU, en een CO2 belasting.
Hij heeft ook meer oog gekregen voor de enorme ongelijkheid in de samenleving en de armoede. De ‘gele hesjes’ zijn voor hem niet als een verrassing gekomen. Hij heeft er begrip voor, hij voelt zich nog de gewone jongen, opgeklommen uit het arbeidersmilieu, maar met dezelfde vrienden als vroeger en nog altijd lid van dezelfde voetbalclub als in zijn jeugd. Hij weet: de gewone man gaat de transities niet slikken als hem geen perspectief op een betere wereld wordt geboden.
Toch ziet hij nog steeds een maatschappelijke onderstroom die onvermijdelijk naar een betere toekomst leidt. Hij suggereert nu wel om een nationaal ‘transitieteam’ aan het werk te zetten, een commissie van wijze mannen met vergaande bevoegdheden (een soort van klimaatcrisisnoodwet): “We hebben moedige leiders nodig die het volk duidelijk maken dat we door de transitiepijn heen moeten, want dat er daarna een glorieus tijdperk zal aanbreken. Er is sterke behoefte aan een ‘inspirerende visie’, die schetst hoe de duurzame samenleving eruit zal gaan zien”. Hij leent zich er graag voor.
Voor de culturele en morele omslag hoopt hij op de werking van een nieuw ‘integraal bewustzijn’, een combinatie van ratio en gevoel, zoals ook gepropageerd door Cees Buisman [5] in navolging van Ken Wilber en Eckhart Tolle. Gelijktijdig begint hij nu wel te vrezen dat de transitie ook wel eens de verkeerde kant op kan vallen als de klimaatontkenners en populisten meer dan 25% van de stemmen krijgen.
Tot besluit
Het boekje sluit af in september 2024, twee maanden voor de Tweede Kamerverkiezingen van november 2024. Aan Jan Rotmans heeft het niet gelegen. Hij heeft 25 jaar gevochten, en 25 jaar gelijk gehad, maar helaas niet gekregen. Schreeuwen heeft nu niet zoveel zin meer, stelt hij, hij voelt zich milder [5]. Zijn scenario’s worden niet genoemd en zijn interventies in Den Haag niet begrepen. Hij eindigt als de Don Quichot van de lage landen, vechtend voor of tegen windmolens, dat is niet zo duidelijk meer.
Het ‘transitieschema’ geeft slechts een beschrijving van mogelijke transities, het geeft geen analyse van de voor- en tegenkrachten, en iedere voorspelling is dus helaas ‘wishful thinking’. De kleine startups en coöperaties zullen worden opgeslokt door de grotere bedrijven, de kiezers zullen zich laten leiden door de prijs van de benzine aan de pomp, en de zeespiegel zal blijven stijgen.
Noten
[1] WUR, Nederland in 2120, 2020. Het rapport Een natuurlijker toekomst voor Nederland in 2120 en de kaart van Nederland in 2120, is te downloaden van dossier.
[2] CPB, Kiezen voor later: vier visies voor 2050, oktober 2024. link Zie ook bespreking elders in dit nummer.
[3] Maja Göpel, The Great Mindshift, 2016. Zie bespreking in CM#110.
[4] Cees Buisman, De mens is geen plaag, over samenleven met 10 miljard mensen op aarde, 2022. Cees Buisman is hoogleraar biologische kringlooptechnologie aan Wageningen Universiteit, en directeur van Wetsus. Hij stelt dat er best plaats is voor 10 miljard mensen op aarde, als de westerse wereld maar stopt met het focussen op eigen gezondheid en welvaart, en in plaats daarvan serieus aan de slag gaat met het verkrijgen van meer bewustzijn. Zie ook de bespreking van Toon van Eijk in CM#61.
[5] Het Uur, Pieter van der Wielen in gesprek met Jan Rotmans, NRC-audio-podcast, juli 2024.