Ondoorzichtige overheidsactiviteiten in de VS

Civis Mundi Digitaal #151

door Piet Ransijn

Bespreking van Peter Dale Scott, The American Deep State: Big Money, Big Oil and the Struggle for U.S. Democracy. New York, Londen, Rowman & Littlefield, 2015, Updated 2017.

De deep state staat onder invloed van inlichtingendiensten, grote banken en bedrijven en miljardairs die de  politiek van de VS beïnvloeden. Scott gaat in op de toenemende  militarisering, restrictie van grondwettelijke rechten en inkomensongelijkheid sinds de  oorlog in Vietnam. Deze trend ging gepaard met schokkende gebeurtenissen, zoals de moord op Kennedy en 9/11. Achter de openbare staat ziet Scott een toenemende invloed wat de deep state, inlichtingendiensten en andere organisaties die niet transparant opereren. Zoals Wall Street bankiers, die samenwerken met internationale bedrijven, waaronder het Militair Industriële Complex, die stuk voor stuk hun invloed doen gelden in de deep state.

Wat houdt de deep state in?

De bespreking van dit boek past in het onderzoek naar de machtselite in eerdere artikelen. Het boek bestaat voor meer dan een derde uit literatuur en voetnoten: zo’n honderd pagina’s. De term ‘deep state’ kreeg mede door Trump meer bekendheid, die als onafhankelijke kandidaat stelling  wilde nemen tegen de deep state, evenals tegen de grote banken. 

Trump had echter meer superrijken in zijn kabinet dan enige andere president. Zijn minister van financiën was een bankier van de grote bank Goldman Sachs, zoals ook bij Bush Jr. en Clinton. Trump en zijn regering werden onder meer gesteund door de neoconservatieve gebroeders Koch, oliemiljardairs uit de toptien van superrijken. Trump steunde ook de wapenindustrie.

Hoewel hij eigen geld heeft, ontkomt hij niet aan de invloed van Big Money, met name ‘oud geld’ van conservatieven, die een belangrijk bolwerk vormen van de deep state. “Het zal niet al te verrassend zijn als de Trump-revolutie , net als voordien de Reagan Revolutie, niet alleen gefinancierd maar ook deels ontworpen blijkt te zijn op het niveau van de... deep state.” (p xii e.v., xxiii)

De deep state wordt omschreven als “een conglomeraat van insiders... die het land runnen ongeacht wie het Witte Huis bemant... en zonder instemming van de kiezers.” Daaronder vallen Big Money, geheime diensten en het Militair-Industriële Complex, maar ook Big Oil en meer recent Big Tech en de belangrijkste miljardiars en topindustriëlen. Het is geen vaste groep maar een veranderend conglomeraat met diverse belangenverstrengelingen. Kenmerkend is dat de deep state niet open en transparant is, maar ondoorzichtig. Het onthullen ervan vergt grondig onderzoek, zoals dat van Scott, die belangwekkende verbanden legt. (Zie ook CM 102,143 en 150)

 

Twee vormen van invloed: overleg en repressie

De deep state wordt onderscheiden van de openbare staat. Deze tegenstelling hangt samen met twee vormen van politiek, twee ‘mind-sets’: bottum-up overleg en openheid versus top-down controle en repressie met behulp van financiering, politie, leger en geheime diensten. Controle, overheersing en repressie nemen toe als landen, (wereld)rijken en hun legers machtiger worden. Maar ook als mensen bang worden gemaakt door schokkende gebeurtenissen, zoals de moord op Kennedy en de aanslag op de Twin Towers. “Of we een correctie hiervan zien [van controle en repressie] hangt af van hoeveel mensen daarvoor zorgen... De spanning tussen overtuigende en dwingende macht is toegenomen [...vooral] sinds de Tweede Wereldoorlog en 11 september 2001,” Dit vormt een rode draad in het boek. hij verwijst naar politieke denkers als Hannah Arendt en Samuel Huntington. (p2,3,102 e.v.,134)

Huntington meende dat macht dwang nodig heeft. “Macht blijft sterk in het duister: blootgesteld aan het zonlicht begint hij te verdampen.” Volgens anderen verandert de aard van de macht door transparantie, overleg en instemming. Macht wordt dan meer democratisch. 

Met de toenemende wereldmacht neemt het geberuik van oorlogsgeweld toe. Door misleiding wordt daarvoor publieke steun gemanipuleerd. Zoals bij de oorlog in Vietnam begon met een uitgelokte aanval op een Amerikaans oorlogsschip in de Golf van Tonkin en de oorlog tegen Irak met de ongefundeerde beschuldiging van kernwapens en steun aan terroristen. Oorlogen van de VS volgen meestal het patroon van uitgelokte agressie, gevolgd door een invasie, zoals ook Daniele Ganser uit de doeken doet in Imperium USA. (Zie elders in dit nummer)

De deep state is geen complot van een geheime groep, maar veeleer een verborgen donkere kant van de staatsmacht, die toeneemt als deze zich uitbreidt in “een zichzelf voortstuwende dynamiek die repressief wordt”.  Door bewustwording wordt dit transparant. Etikettering als ‘samenzwerings- of complottheorie’ is een weloverwogen manier van de gevestigde orde en het overheidsbeleid om critici in diskrediet te brengen. (p50,164,248 noot 76) Het boek van Scott is te genuanceerd en gefundeerd om daarvoor in aanmerking te komen. (p4,5)

Peter Dale Scott (1919) is een Canadese diplomaat, politieke wetenschapper, dichter en voormalig hoogleraar aan de Universiteit van Californië te Berkeley. De oorlog in Vietnam, die zette hem aan het denke. Sindsdien schreef hij twintig boeken over oorlogen, achtergronden van de moorden op de Kennedy’s en Martin Luther King, de CIA en geheime operaties, zoals Drugs, olie en oorlog, De weg naar 9/11 en De Amerikaanse oorlogsmachine. Daarmee doelt hij op het Militair-Industriële Complex.  

Toenemende militarisering https://nl.dreamstime.com/illustration/militarisering.html

Toenemende militarisering en top-down repressie vanuit de deep state

Na zijn inleiding noemt Scott drie zorgwekkend trends in de VS: 

  1. toenemende militarisering en oorlogen
  2. afname van openbare politiek en de ‘regering van het recht’, die ondergeschikt raakt aan heimelijke operaties
  3. de invloed van “ingrijpende gebeurtenissen zoals de moord op Kennedy, de Watergate inbraak of 9/11... die passen in verborgen processen, consequenties hebben wat betreft verborgen bestuur en vervolgens verhuld worden door systematische vervalsing in de media en interne overheidsverslagen”. 

9/11 past op verborgen wijze in decennia van planning van het zgn. “Doomsday Project... dat resulteerde in permanente militarisering” en plannen voor Continuity of Government (COG) als de staat in nood is (de noodtoestand). Dwingende en manipulerende macht neemt dan toe zowel in eigen land als in het buitenland. Dit ondanks een egalitaire democratische ‘mindset’ die gemeengoed is onder Amerikanen. Achter expansie met dwingend geweld zitten machtige belangengroepen en ’imperium managers’. Zij “financieren vijandige netwerken die hun overzeese operaties billijken”. Ze financierden ook heimelijk drugshandel en wapenverkoop aan o.m. Al Qaida, terwijl daarna de bestrijding van Al Qaida de War on Terror legitimeerde. (p1,4,6,7)

Overzicht

Een groot deel van het boek bestaat uit het uitspitten van uiteenlopende connecties tussen Drugs, olie en oorlog, zoals een van zijn titels luidt, en geheime transacties en operaties zoals staatsgrepen. Daarover heeft Scott diverse boeken geschreven. Hij verwijst ernaar in hoofdstuk 4-7. De CIA financiert zijn acties bijv. met drugshandel en wapenverkoop. Dat kwam aan het licht kwam bij het beruchte Iran-Contra schandaal.

Scott laat een doorlopende trend zien naar militarisering, repressie, controle en surveillance, afgewisseld door tijdelijke trendbreuken en verzet ertegen, zoals door Kennedy met fatale afloop. Kennedy is niet de enige president die het veld ruimde. Bij Nixon, Ford, Johnson en Carter gebeurde dat op minder fatale wijze, zoals aan de orde komt in hoofdstuk 8 en 9. Na hun ‘afgang’ versterkte zich de deep state.

Het boek vervolgt met de rol van Wall Street/Big Money en Big Oil. “De CIA... werd in 1947 doorgedrukt door bankiers als Allen Dulles tegenover een onwillige president” [Truman] (p9) Een doorgaande rode lijn is het genoemde ‘Doomsday project’, waarbij de grondwet onderworpen wordt aan procedures van een noodtoestand (hoofdstuk 3)

 

https://www.reachaccountant.com/large-business/ 

Wall Street/Big Money 

Scott sluit expliciet aan bij de driedeling van Wright Mills in The Power Elite in een bedrijfselite, de corporate rich’, de politieke bestuurders en de “militaire establishment". In deze drie elites, wijst hij elementen van de onzichtbare deep state aan, waarin Big Money een dominante rol speelt.

“De expansie van een duale staat met  twee niveaus liep parallel... met de verdeling van de samenleving in twee klassen – de ‘een-procent’ [Wall Street/Big Money] en de ‘negenennegentig procent’.” Daarnaast noemt hij de verdeling in de nationale en de internationale economie die min of meer buiten overheidsregulering met belastingen valt. Sinds de Reagan Revolutie, die werd voorbereid door de CIA en de deep state, is de ongelijkheid toegenomen. (p12)

“Het is niet teveel gezegd dat Wall Street wellicht de uiteindelijke eigenaar is van de deep state...” volgens Mike Lofgren, ’A Shadow State Controls America’ (p13). Welwillende overheidsdienaren wacht een glanzende loopbaan in het bedrijfsleven. Scott noemt speciaal de gebroeders Allen en John Foster Dulles, die werkten bij een Wall Street advocatenkantoor voor ze resp. baas van de CIA en minister van buitenlandse zaken werden onder Eisenhower. De groep van zes die het voorstel voor de oprichting van de inlichtingendienst de CIA gestalte gaf, bestond op één na uit Wall Street bankiers.

Scott citeert F.D.Roosevelt die al doorhad dat “een financieel element in de grote centra zich de regering heeft toegeëigend sinds de dagen van Andrew Jackson” [de zesde president] (p14) Scott noemt ook de geheime totstandkoming van de Federal Reserve Bank FED in 1910, waardoor particuliere bankiers de federale schatkist controleerden, door geld bij te drukken en de rente vast te stellen.

Een deel van de gelden van de Marshallhulp kwam terecht bij de CIA voor geheime operaties in Europa om het communisme te bestrijden, naast  gelden uit drugshandel. Daarmee werden rechtse partijen gesponsord en communistische partijen tegengewerkt met geheime operaties. Ook het Committee for a United Europe, dat de EU voorbereidde, werd door Allen Dulles opgericht en door de CIA gefinancierd. Prins Bernhard, oprichter van de besloten Bilderberggroep, was bevriend met de CIA directeuren Allen Dulles en Walter Bedell Smith. (p15-17)

 

https://influencemap.org/report/How-Big-Oil-Continues-to-Oppose-the-Paris-Agreement-38212275958aa21196dae3b76220bddc

Big Oil

Olie uit Saoedi Arabië en andere olielanden werd betaald met wapens. De wereldwijde oliedistributie werd beheerst door de zeven grootste oliebedrijven Standard Oil, later Exxon (Esso), Standard Oil Company of New York, (het latere Chevron) en Mobil, Gulf, Texaco en Shell: de ‘Seven Sisters’, die een oliekartel vormden. Toen premier Mossadeq van Iran de olie-industrie wilde nationaliseren ten koste van de oliebedrijven, werd hij afgezet met behulp van de CIA en de Britse geheime dienst M16. De Iraanse olie werd geboycot. De staatsgreep lukte pas onder Eisenhower, toen de gebroeders Dulles hoofd van de CIA en minister van BZ waren, want Truman weigerde. Het oliekartel onderhandelde gezamenlijk met de Organisatie van Olie-exporterende landen OPEC. De anti-trustwet omzeilde Eisenhower door de zaak door te verwijzen van Justitie naar Buitenlandse Zaken, waar John Foster Dulles minister was. De CIA werkte dus voor het oliekartel, dat ook een poot had in de deep state. Er zouden nog vele regime changes volgen waarmee de CIA Amerikaanse bedrijven diende.

Er waren ook particuliere inlichtingendiensten waarmee de CIA samenwerkte bij geheime operaties, zoals Booz Allen Hamilton. Scott spreekt van een draaideur tussen beide en noemt diverse namen van agenten. Omkoping, seks en drugshandel werden ingezet als middelen om contracten binnen te halen, met name in de Safari Club in Kenia, die banden had met de Bank of Credit  and Commerce International (BCCI) en zaken deed in het Midden-Oosten. Ennonder meer betrokken was bij wapenhandel in een complex netwerk dat hier te ver voert. BCCI had ook banden met Amerikaanse banken als J.P. Morgan, Goldman Sachs en Merrill Lynch. Big Money, Big Oil en de geheime diensten vormen een complex netwerk met de deep state. 

https://www.primevideo.com/detail/Americas-Doomsday-Plan/0HBWHQO2Y54Z2KC8NCV8IXCGBG

Doomsday Project

In 1987 kwam het Iran-Contra schandaal aan het licht, toen een vliegtuig met wapens werd onderschept die via Israël in het geheim naar Iran zouden gaan. Lt.kolonel Oliver North had hierbij de leiding. In het Federal  Emergency Management Agency (FEMA) was hij ook betrokken bij de Continuity of Government plannen als de noodtoestand werd uitgeroepen. Daarbij zou de grondwet worden opgeschort en konden verdachte personen gevangengenomen worden, waaronder politieke dissidenten en anti-oorlogsactivisten. 

Bij de War on Terror na 9/11, “die meer terroristen creëerde dan onschadelijk maakte,” werd dit bewaarheid en werden meer dan duizend mensen opgepakt, die later bijna allemaal weer werden vrijgelaten. Na 9/11 werd de noodtoestand uitgeroepen door vicepresident Dick Cheney, die het Doomsday Project sinds 1982 onder Reagan in het geheim had voorbereid samen met zijn naaste collega defensieminister Donald Rumsfeld. Terwijl president Bush afwezig was - hij gaf een klezuibg op een school - trad de schaduwregering in werking met “militarisering van binnenlandse surveillance, opsluiting en deportatie”. p35,38)

Mensen die verdacht werden van terrorisme, konden zonder onderbouwing worden opgepakt, hetgeen gebeurde met vele mensen met een Midden-Oosterse achtergrond. Het verbod op marteling van gevangenen werd ingetrokken wat betreft Al Qaida (en andere terroristen). Militair geweld werd preventief toegestaan. “De verdwenen sovjets werden vervangen door terroristen.” (p39). Het Militair-Industriële Complex heeft steeds een nieuwe vijand nodig. De Amerikaanse economie is al vele decennia ingesteld op oorlog, die telkens weer wordt uitgelokt, zoals ook Daniele Ganser laat zien in Imperium USA.

 

https://www.youtube.com/watch?v=gMa657RlR00 

Al Qaida en de War on Terror

“Al Qaida terroristen werden eerst beschermd...” en ook gefinancierd. Ze werden gezien als waardevolle informatiebron en gesteund door Saoedi-Arabië en Pakistan, die tevens bondgenoten waren in de War on Terror. Libië, Irak en Syrië werdenechter aangevallen als handlangers van Al Qaida, terwijl ze dat niet waren, evenmin als Iran. (p44,45) Het waren gedeeltelijk of overwegend sjiitische landen, die door het soennitische Saoedi Arabië vijandig bejegend werden.

“Zowel de Britse als de VS inlichtingendiensten hadden decennialang een diepe en complexe betrokkenheid met... de politieke islam – een bewegingen die bovenal werd vertegenwoordigd door de Moslim Broederschap (MB), en de vele uitlopers daarvan, waarvan Al Qaida er één is [...met] complexe relaties met de koninklijke families van Saudi Arabië en Qatar... Vooral de CIA heeft er herhaaldelijk voor gekozen zijn langdurige relatie met de MB en Qaidisten te bewaren. Ik concludeer dat de pseudo-oorlog werd gevochten uit andere motieven dan het officiële motief van bestrijding van terrorisme... Analisten van inlichtingen[diensten] hebben vaak de observatie medegedeeld dat de overzeese oorlogen van de VS... de gevaren van terrorisme radicaal hebben vergroot en niet verminderd... Eén van de heimelijke intenties is het vestigen van een permanente militaire aanwezigheid van de VS in olie- en gasrijke gebieden... Een andere is het rechtvaardigen van een permanent binnenlands apparaat, deels om de dreiging van oppositie tegen militaristisch beleid in de hand te houden.” (p45,46)

Scott noemt de War on Terror een valse ideologie en een vermomming van achterliggende motieven. “De reden?... Slechts één: de oliebelangen. De voormalige CIA ambtenaar Robert Baer uitte een overeenkomstige klacht over de lobby-invloed van... een kartel van grote oliemaatschappijen... De VS zijn voor de instandhouding van de petrodollar uiteindelijk afhankelijk van Saoedi-Arabië, Qatar en de OPEC ” (p46, zie ook de bespreking van De Wagt in dit nummer).

Scott gaat uitgebreid in op de bescherming door de FBI en de CIA van met namen genoemde kopstukken van Al Qaida, die te maken hadden met 9/11. Hij onderbouwt dit uitvoerig met feitelijke gegevens. “De hele episode illustreert wat algemeen is geworden in de recente Amerikaanse geschiedenis, de wijze waarop een geheim bureaucratisch beleid prioriteit kan krijgen boven het publieke belang, zelfs als het leidt tot massamoord (daar het minstens bijdroeg tot het bombarderen van de ambassade [in Kenia] in 1998, zoniet ook 9/11).” (p49) Door deze kopstukken hun gang te laten gaan kon de aanslag van 9/11 gebeuren. 

Scott onderscheidt "twee niveaus van de geschiedenis”, namelijk het officiële narratief, dat de overheid de burgers wil doen geloven en het (feitelijke) verhaal van critici, dat vaak wordt afgedaan als “complottheorie”. Kritisch onderzoek vraagt “diep politiek onderzoek dat haaks staat op de leidende media, maar niet op het nationale belang [...en het vraagt] bronnen waartoe anderen geen toegang hebben”. Dit laatste noemt hij een derde niveau van de geschiedenis. Hij wijst evenals De Wagt op beperkingen in het officiële verslag van 9/11. (p50) 

https://www.indiatvnews.com/news/world-22-terrorist-training-camps-including-9-of-jaish-active-in-pakistan-official-507997

Training van terroristen

Terroristen werden door kopstukken van Al Qaida in de VS getraind onder toeziend oog van de FBI “om de mujahideen te helpen vechten tegen de Sovjet-marionettenregering in Afghanistan. (... De mujahideen vocht niet meer tegen het Sovjetleger, dat in maart 1989 was teruggetrokken uit Afghanistan).” De organisatie die Osama Bin Laden financierde... “was onderdeel van een project dat de volledige steun had van de Saudische, Egyptische en VS regeringen.” (p51,52)

De trainer van de terroristen, Ali Mohammed, was een sleutelfiguur en dubbelspion, een “onmisbare speler in Al Qaida” en informant van de CIA, die hem steunde en zorgde dat hij een visum voor de VS kreeg waar hij terroristen trainde bij Fort Bragg. “De terroristische cel die Mohammed had getraind, bracht in februari 1991 een bom tot ontploffing onder het World Trade Center die zes mensen doodde en ongeveer 1000 personen verwondde.”

Ali werd in Canada opgepakt, maar vrijgelaten door bemiddeling van de FBI. ”Een ambtenaar van de Defense Intelligence Agency (DIA) zei later:.. “Pas later ontdekten we dat de FBI sommige van deze mensen [betrokkenen bij de aanslag] al maanden voor de incidenten in de gaten hield (zowel de bomaanslag bij het WTC in 1993 en 9/11).” (p54,55)

Ook eerder werden activisten van de Moslim Broederschap evenals Ali Mohammed getraind door U.S. Special Forces en bepakt en ingescheept naar Afghanistan. “Hij leerde conventionele oorlogsvoering... en hoe het bevel te voeren over soldaten bij moeilijke missies... in Fort Bragg als onderdeel van de Professional Military Education (PME) programma van het Pentagon voor toekomstige leiders...” (p56)

Scott volgt nog een paar kopstukken van Al Qaida, onder hen “Khalid Sheik Mohammed, mastermind van de 9/11 aanslagen”. Hij komt met gedetailleerde informatie dat ook zij beschermd werden door de Saudi’s en de inlichtingendiensten. (p62) Bij de financiering werd gebruik gemaakt van lucratieve drugshandel vanuit Afghanistan. De informatie bevestigt wat al bekend was, namelijk dat Al Qaida werd gesteund door de VS en Saudi Arabië. Hij noemt een aantal betrokkenen, onder hen de Saudische minister prins Naif en prins Turki, hoofd van de Saudische inlichtingendienst. Hoewel Bin Laden op gespannen voet kwam te staan met de Saudische koninklijke familie, bleef hij ondersteuning krijgen.

“Twee van de veronderstelde vliegtuigkapers van 9/11 werden voor 9/11 beschermd tegen onderzoek en arrestatie door CIA officials... in de Bin Laden eenheid en door een FBI agent”. (p75, allen bij naam genoemd) Er wordt een complex netwerk ontrafeld. “Op 15 augustus zei het hoofd van  CIA Counterterrorism Cofer Black in een geheime Pentagon conferentie: ‘We krijgen spoedig een aanval... Veel Amerikanen gaan sterven en het kan in de VS zijn.” Ze wisten ook wie erbij betrokken konden zijn, maar de informatie werd niet doorgespeeld naar de FBI en betreffende terroristen werden niet opgepakt. (p76)

Scott lijkt te geloven dat Al Qaida de aanslag heeft gepleegd of erbij betrokken was, terwijl De Wagt en Ganser menen dat dit onwaarschijnlijk is zonder interne medewerking, die het heeft laten gebeuren (het LIHOP verhaal: Let It Happen On Purpose, zie Ganser, p212) 

https://hmarkets.com/what-is-opec/

Fusie van belangen

De terroristische infrastructuur werd geheim gehouden en in stand gehouden. Dit zou samenhangen met de relatie tussen de VS en Saudi Arabië. “Om dit te begrijpen moeten we de context van petrodollars, OPEC en de grote oliemaatschappijen in beschouwing nemen. De export van Saoedische olie, die door alle klanten in VS dollars wordt betaald, en in de VS grotendeels door de export van wapens van de VS aan Saudi Arabië, is een belangrijke onderbouwing van de Amerikaanse petrodollar-economie... De bekrachtiging ervan wordt ondersteund door het vereiste... dat alle verkoop van OPEC olie in dollars wordt gedaan... Deze fusie van belangen van de VS en Saoedi Arabië is evenzeer politieke als economisch... Er is een fusie van belangen op hoog niveau tussen de regeringen van de VS en de Saoedi’s, oliemaatschappijen en banken... Aan de top van de piramide staan waarschijnlijk de banken en de kolossen van het militaire-industriële-olie-complex. Zoals Franklin Roosevelt schreef:.. ’een financieel element in de grote centra heeft zich de regering toegeëigend sinds de dagen van Andrew Jackson’.” (p78,79)

De Saoedi’s investeren in banken en bedrijven in de VS. De koninklijke familie is bijv. de grootste aandeelhouder van de City Bank. “De bescherming van criminelen [terroristen...] moeten worden gezien als consequentie van deze fusie van belangen op hoog niveau... Ik ben ervan overtuigd dat het mysterie van de bescherming van terroristen door de regering van de VS deels kan worden getraceerd naar deze ondoorzichtige... relaties tussen de VS en Saoedi-Arabië... Belangen van regeringen, petrodollar-banken, inlichtingendiensten en multinationale oliemaatschappijen zijn alle ondoorzichtig gemengd.” (p79) Scott noemt onder meer wapenproducent Halliburton, waar vicepresident Cheney en defensieminister Rumsfeld een leidende functie hadden, waardoor het bedrijf megacontracten in Irak binnenhaalde, en niet alleen daar.

Terroristische kopstukken fungeren onder meer als waardevolle informanten met belangrijke connecties en internationale contacten, vooral in het Midden-Oosten. Bovendien genieten zij de steun en bescherming van Saoedi-Arabië. De VS wil dit land beslist te vriend houden als belangrijkste olieleverancier en onmisbare basis van de petrodollar. Zo hangt de wereld aan elkaar van vriendjespolitiek en belangenverstrengeling.

 

https://dedocupdate.com/2021/09/03/turning-point-9-11-and-the-war-on-terror/ 

De Terror War

Scott vindt de term ‘Terror War’ meer passend dan ‘War on Terror’, omdat gebruik wordt gemaakt van terreur tegen burgers in binnen- en buitenland. Bush zei na 9/11: “we maken geen onderscheid tussen terroristen... en degenen die hen herbergen.” Irak herbergde echter geen terroristen van Al Qaida, maar werd toch aangevallen. “Het construeren van een serie provocaties om militaire interventie te rechtvaardigen is haalbaar en kan worden verwezenlijkt met de beschikbare middelen,” aldus de militaire bevelhebbers.

“Bush wilde Saddam Hussein verwijderen door militaire actie, die werd gerechtvaardigd door het samengaan van terrorisme en massavernietigingswapens, Maar de informatie en feiten werden in elkaar gezet rond het beleid,” volgens het hoofd van de Britse geheime dienst M16 in het zgn. ‘Downingstreet memo’. (p81,82)

Er werden ‘antrax-brieven’ met de zeer besmettelijke miltvuurbacterie naar Congresleden en mediavertegenwoordigers gestuurd, die werden toegeschreven aan Iraakse terroristen. maar werden getraceerd naar een lab van Fort Detrick Maryland, hetgeen van officiële zijde werd ontkend. Na die brieven stonden pers en congres achter de invasie in Irak. (Zie ook Wikipedia)

Volgens Scott waren plannen voor een aanslag bekend bij de FBI en de CIA. “Doel van het weghouden van de informatie was om de de aanslagen te laten voortgaan,” aldus Kevin Fenton in Disconneting the Dots over de aanslagen (p371,95) 

 Oorlogsplannen

De Terror War paste in de plannen van vicepresident Cheney en defensieminister Rumsfeld en het neoconservatieve Project for the New Amercan Century (PNAC), gericht op “preventieve acties tegen onvriendelijk staten zoals Irak [...en] Amerikaanse wereldhegemonie". Merkwaardig is dat de acties tegen Al Qaida werden verricht met Saoedi-Arabië en Pakistan als bondgenoten, terwijl deze landen juist Al Qaida actief steunden. Zij werden beschermd door de Saoedische inlichtingendienst.

Het ging om een bredere oorlog dan alleen tegen Irak. Er waren ook plannen om Afghanistan aan te vallen. Generaal Wesley Clark spreekt van een vijfjarenplan van de militaire staf wat betreft “zeven landen, te beginnen Irak, dan Syrië, Libanon, Libië, Iran en Soedan.” Hij zei dat onderminister van defensie en PNAC-kopstuk Paul Wolfowitz, die een drijvende kracht achter de invasie in Irak en Afghanistan was, sprak van “vijf tot tien jaar om die oude sovjet client-regimes in Syrië, Iran en Irak op te schonen... 9/11 bracht agenda’s en vervulling die een kleine groep functionarissen die een radicaal nieuw beleid wilden, allang op het oog hadden.” (p84,85, zie ook De Wagt)

Scott noemt diverse studies die aantonen dat de CIA informatie achterhield wat betreft betrokkenen bij 9/11, onder hen leden van de Saoedische geheime dienst. Dat gold met name voor twee deelnemers van de zgn. Bin Laden Eenheid. Het wijst op bescherming van de kapers. Fenton verschaft “een lijst met 35 verschillende gelegenheden waarbij veronderstelde kapers werden beschermd.” (p88)

“In de Presidents Daily Brief (PDB) van 5 augustus waarschuwde de CIA de president: ‘Bin Laden is vastberaden om de VS aan te vallen.’” (p90) De informatie kwam van eerdergenoemde dubbelspion Mohammed Ali. Ondanks de verwachte aanslag werden betrokkenen beschermd.

“De geheime diensten van de VS, Saudi Arabië en Pakistan waren verbonden met elkaar... De afhankelijkheid van de VS van olie van de Saoedi’s heeft een verspreiding van... Islamitische fundamentalisme over de hele wereld bewerkstelligd. Wat de 99,9 procent van de Amerikanen voor olie en gas betalen, genereert grote sommen geld, die de Saoedi’s investeren in financiële instellingen van de eentiende procent van hen aan de top van Wall Sreet.” (p93,94)

Scott wijst op een overeenkomst van 9/11 met het valse incident in de Golf van Tonkin, dat een rechtvaardiging bood voor de oorlog in Vietnam, die al enige tijd in de planning stond. De oorlog werd volgens plan uitgelokt door het incident, zoals bij meer oorlogen van de VS. Zo waren er al geruime tijd plannen voor de invasies in Irak en Afghanistan. Door 9/11 werd daardvoor draagvlak gecreëerd bij de bevolking en het Congres. “Het is de moeite waard om na te gaan of degenen de de veronderstelde kapers beschermden... de oorlogsambities steunden.” (p95)  Enkelen van deze beschermers waren betrokken bij de invasies in Irak en Afghanistan en waren loyaal ten opzichte van Cheney en Rumsfeld. 

 Schokkende gebeurtenissen die oorlogen rechtvaardigen

Volgens Scott zijn schokkende gebeurtenissen zoals de moord op Kennedy en 9/11 “diep geworteld in illegale verborgen activiteiten in diverse takken van de inlichtendiensten van de VS met een voorspelbaar patroon van verhulling (cover-ups) dat daarmee gepaard gaat, en ondersteund wordt door een verbazingwekkend disfunctioneren van de media en oneerlijke bestsellers.” (p97)

Dergelijke gebeurtenissen werden vaak gevolgd door Amerikaanse betrokkenheid bij oorlogen, die zoals vermeld werden gelegitimeerd door “het construeren van een serie provocaties om militaire interventie te rechtvaardigen... Tonkin Golf [incident], 9/11 en zelfs de moord op Kennedy kunnen worden gezien als gebeurtenissen die werden ‘’geconstrueerd’ volgens de richtlijnen in 1962 van de gezamelijke militaire staf voor operatie Northwoods.” Dat betrof het neerschieten van een Amerikaans passagiersvliegtuig om Cuba daarvan de schuld te geven en een invasie te rechtvaardigen, hetgeen door Kennedy verworpen werd, die daarover zeer ontstemd was. 

“De olie- en veiligheidsbehoeften van Amerika (naast die van Israël) vereiste een nieuwe Amerikaanse oorlogsmobilisatie... De preventieve oorlog tegen Irak, die bewijsbaar ongegrond en contraproductief was, werd gevolgd door preventief bombarderen van Libië en het vooruitzicht op campagnes in Syrië en Iran.” De imperiale Amerikaanse expansie gaat gepaard met “vervanging van een beperkt grondwettelijk bestuur door een autoritaire regering”. Scott ziet het als indicatie van verval van een supermacht, die steeds meer macht vergaart. (p81,98,99, zie ook De Wagt)

Hij wijst ver voor de oorlog aldaar ook op de politieke toekomst van Oekraïne, alsof hij die al aan zag komen, toen NAVO troepen in Oost-Europa werden gestationeerd. Dit ondanks de beloften aan Gorbachov, die ook bekend waren bij de ambassadeur van de VS in Moskou, Jack Matlock. De Russen beschouwden dit volgens hem als omcirkeling door de NAVO. Obama rapporteert voor de publicatie van Scotts boek in 2015 al een focus op “isoleren van Rusland door economische en politieke banden met de buitenwereld af te snijden... om te bewerkstelligen dat het een paria-staat werd... Washington hoopte Oekraïne in de NAVO te omvatten.” (p100)

 

Deze presidenten ruimden het veld na beperkingen van de geheime dienst

https://www.teacherspayteachers.com/Product/1960-to-1980-From-JFK-to-Jimmy-Carter-PowerPoint-Presentation-178409

Presidenten tegenover de deep state

“Drie presidenten - Kennedy, Nixon en Carter - ondernamen stappen om de toenemende macht van de CIA te bestrijden; en zagen alle drie hun politieke carrièrres door schokkende gebeurtenissen beëindigd op diverse manieren: moord, Watergate en de Oktober-verrassing [uitstel van de bevrijding van Amerikaanse gijzelaars van de bezette ambassade te Iran tot de verkiezing van Reagan om hem in de kaart te spelen ten koste van Carter] Minder dramatisch werden de carrièrres van Johnson en Ford beëindigd... De aanstelling van niet minder dan zeven directeuren van de CIA werd in deze twee decennia stopgezet. Bij drie van hen... na onenigheid met hun presidenten (Dulles, Helms en Bush Sr.).” (p100)

De president vertegenwoordigt de staat, de CIA de deep state. De trend van presidenten die ontspanning en coëxistentie met de Sovjet Unie zochten werd omgekeerd in oorlogsverklaringen, te beginnen met de oorlog in Koeweit tegen Irak in 1991 onder Bush Sr. De oorlog werd twintig jaar later voortgezet onder leiding van zijn zoon.

Hierboven werd overtuigingsmacht onderscheiden van dwingende macht, die beide kenmerkend zijn voor de Amerikaanse geschiedenis en elkaar afwisselen. Vanaf Kennedy in de jaren zestig tot Reagen in de jaren tachtig probeerden vijf presidenten de macht van de deep state te beperken. Zij werden echter genoodzaakt hun presidentiële loopbaan te beëindigen. Daarbij speelden schokkende gebeurtenissen met historische gevolgen een belangrijke rol, die niet toegeschreven kan worden aan een “geheime groep” zoals bij complottheorieën, maar veeleer aan onzichtbare complexe conglomeraties die de deep state vormen. 

Oorlog, geweld en repressie

“Sinds 1959 [en ook al eerder volgens Daniele Ganser in Imperium USA] zijn vrijwel alle oorlogen van Amerika... 1. preventief opgeroepen door de oorlogsmachine van de VS en 2. verhuld als reacties op niet uitgelokte agressie van vijanden, met vermommingen die werden geconstrueerd door misleiding onder invloed van schokkende gebeurtenissen...  om het Amerikaanse volk te misleiden om unilateraal illegale oorlogen te accepteren die door Amerika waren begonnen.” 

Om deze oorlogen uit te lokken werden steeds externe aanvallen gefabriceerd. Militaire expansie werd  gebaseerd op misleiding van het Amerikaanse volk, dat als het ware werd klaargestoomd om toenemende repressie en geweld te accepteren. (p103)

Kennedy wist de Cubacrisis geweldloos op te lossen, terwijl generaals aandrongen op een invasie van Cuba met geweld. Ook Johnson stond tegenover diverse generaals wat betreft de voortzetting van de oorlog in Vietnam, waardoor hij afzag van herverkiezing. Nixon en Kissinger werden beschuldigd van verraad en zouden sympathiseren met de Sovjet Unie.

Onder Bush Sr. kwamen “neocons met agressieve agenda’s” nadrukkelijker  naar voren, terwijl de generaals juist eerder een terughoudende rol speelden. 

 

http://www.schaerlaeckens.com/logbook2020/ 

Duiven tegenover haviken, presidenten tegenover de CIA en de deep state

Genoemde vormen van macht gaan samen met de aloude mentaliteit van duiven tegenover die van haviken. De CIA en het Militair Industriële Complex gedragen zich niet als duiven en kantten zich tegen presidenten met vredelievende aspiraties. Kennedy stond op gespannen voet met de CIA en ontsloeg directeur Allen Dulles. Nixon meende dat CIA directeur Helms het op hem gemunt had en verving Helms. Het is geen van hen gelukt om de CIA onder controle te krijgen, omdat zij het veld moesten ruimen.

De CIA zat ook achter de deal met Iran om de gijzelaars pas na de verkiezingen vrij te laten om de herverkiezing van Carter te belemmeren. Ook de olie-industrie was tegen Carter gekant en verhoogde de olieprijzen, die de economie en Carters herverkiezing hinderden. “We kunnen Carter zien als slachtoffer van de top-down macht van de deep state.” (p107)

Het Church Committee van het Congres dat de CIA doorlichtte na het Iran-Contra schandaal, leidde ertoe dat de CIA inlichtingenwerk en operaties delegeerde naar organisaties waarmee zij samenwerkte, zoals eerdergenoemde Safariclub en naar diensten van de Saoedi’s en gerelateerd aan de Bank of Credit and Commerce International (BCCI)

Bij de moord op Kennedy, Watergate en de tegenwerking van Carter werden “jarenlang relevante documenten achtergehouden en fundamentele feiten verkeerd weergegeven in de media en behoorlijk onderzoek naar wat er werkelijk gebeurde systematisch belemmerd.” (p107)

Volgens Scott stond de CIA aan de wieg van de Reagan revolutie door Carters herverkiezing te verhinderen. Daarna kregen de neoconservatieven de wind in de zeilen met deregulering, privatisering van de publieke sector, belastingverlaging en verhoging van het defensiebudget tot duizelingwekkende hoogten, mede om het faillissement van de Sovjet Unie te bespoedigen. “De CIA speelde ook een rol in de promotie van het neoliberalisme van de Chicago School... Het resultaat is een ingrijpende omkering van de kapitalitische hervormingen die teruggaan naar FDR[Roosevelt] in de jaren 1930... In plaats daarvan zien we herstel van de ongelijkheid van vermogens en inkomen”. (p107,108)

 

 Repressieve consequenties van schokkende gebeurtenissen 

Scott noemt vier bedreigingen voor de democratie, die culmineren in het Doomsday Project, de planning van de noodtoestand in crisistijden:

  1. omvorming van de economie in een plutonomie, een geldeconomie, en toenemende verdeling in twee klassen: de 1 procent en de 99 procent
  2. toename van top-down macht van de schaduwregering van de deep state
  3. toenemende militarisering en provoceren van oorlogen
  4. de invloed van mysterieuze schokkende gebeurtenissen, zoals de moord op Kennedy, Watergate en 9/11

“Inkomensongelijkheid - ‘plutonomie’ genoemd - en oorlogszucht werden significant beïnvloed door schokende gebeurtenissen (deep events)... Een offensief van de rechtervleugel werd gecoördineerd door denktanks en gefinancierd door een kleine groep stichtingen van families... Miljarden dollars werden in het Amerikaanse politieke proces gepompt.” Bijv. door de Rockefeller Foundation. Genoemde schokkende gebeurtenissen hebben te maken met die invloed van rechts. (p110)

Onder Reagan werd een geheime groep ingesteld voor het Doomsday Project ter voorbereiding van een repressieve noodtoestand, die na 9/11 werd afgekondigd. De toenmalige vicepresident Cheney en defensieminister Rumsfeld namen al sinds 1983 deel aan het Doomsday Project. Zij waren ook betrokken bij de conservatieve reorganisatie van het kabinet van Nixon in 1975, toen Kissinger werd ontslagen als nationale veiligheidsadviseur en de gematigde vicepresident Nelson Rockefeller de kandidatuur misliep voor de komende presidentsverkiezingen. 

Ook na eerdere ‘deep events’ van voor 9/11 nam surveillance en repressie toe, nadat inlichtingendiensten voordien laks omsprongen met verdachte personen, die later betrokken waren bij de aanslagen. Door gebrek aan surveillance konden ze toeslaan, terwijl er genoeg aanleidng was om ze in de gaten te houden. Dat gold zowel voor de aangewezen moordenaar van Kennedy als aanslagplegers van 9/11.

Bij de ‘deep events’ werd gebruik gemaakt van geheime communicatienetwerken die voor het Doomsday Project werden ontwikkeld. “DE WHCA [White House Communications Agency] pocht dat zij... ‘een sleutelspeler was bij het documenteren van de moord op President Kennedy’. Het is echter niet duidelijk voor wie deze documentatie werd bijgehouden, want de logboeken en transcripties  werden achtergehouden voor de Warren Commissie,” [de commissie die de moord onderzocht]. (p119)

De moord werd toegeschreven aan een onafhankelijke persoon: Oswald. Deze werd twee dagen later neergeschoten door Jack Ruby (Jacob Rubenstein), die toegang wist te krijgen tot zijn beveiligde gevangenis. Nadat de moord aangekondigd was, werd Oswald niet extra beschermd. Een complot werd van officiële zijde stelselmatig afgewezen. Ruby zou echter in een interview met reporters in March 1965 hebben verklaard: "Everything pertaining to what’s happening has never come to the surface. The world will never know the true facts of what occurred, my motive. The people who had so much to gain, and had such an ulterior motive for putting me in the position I’m in, will never let the true facts come above board to the world." A reporter asked, "Are these people in very high positions, Jack?", and he responded, "Yes." (https://en.wikipedia.org/wiki/Jack_Ruby)

Ruby had banden met de maffia en Oswald met de CIA. Zolang de informatie van de CIA niet wordt vrijgegeven, ontbreken er puzzelstukjes. Het officiële verslag zegt dat zowel Oswald als Ruby zelfstandig handelden en wijst een complot af, hoewel dit door velen wordt aangenomen.

Scott wijst op “systematische vervalsingen in de media en interne overheidsverslagen” die de schokkende gebeurtenissen toedekken en verhullen (cover up). Hij meent dat  dergelijke ‘deep events’ structureel “zijn ingebed in ‘diepe [verhulde] politiek” (p121) Het wekt bij hem verbazing dat de schuldigen meteen bekend zijn en dat zij achtergronden hebben bij inlichtingendiensten en hiervan bescherming krijgen, in de zin dat ze niet in de gaten werden gehouden en hun gang konden gaan. 

    

Over Hoover en de FBI is veel geschreven 

De FBI: Federal Bureau of Investigation

De FBI werd decennialang gedomineerd door directeur J.Edgar Hoover tot zijn  dood in 1972. In 1919-1920 coördineerde hij zijn werk in nauw verband met een rechtse groep die burgers in de gaten hield, de American Protective League. De FBI zette spionagenetwerken op en was ook verbonden met de Anti-Defamation League, die met de Islaëlische geheime dienst, de Mossad, samenwerkte en ook met de CIA. Hoover had contacten met miljonairs zoals (vader) Joseph Kennedy en met onderwereldfiguren, die ook contacten hadden met industriëlen.

“Hoover... maakte gebruik van georganiseerde misdaad, niet alleen als bron van informatie maar ook als bron van dwang.” Hij gebruikte illegale methoden bij wetshandhaving, zoals bedreigingen met moord, die soms ook werden uitgevoerd, en hij werkte met bijv. undercover agenten. (p153)

Hoover en zijn onderdirecteur William (“Crazy Bill”) Sullivan werden gedreven door macht, repressie en geweld grenzend aan het pathologische. Aan het eind van Hoovers leven en na zijn dood was de FBI meer onderhevig aan kritisch onderzoek van het Congres. Vooral na Watergate en het Iran-Contra schandaal met het onderzoek van het Church Committee in 1975 als hoogtepunt van de trend naar transparantie. Dit was slechts van korte duur. Met het Committee for the Present Danger en andere neoconservatieve organisaties namen de schaduwkrachten weer toe ten gunste van militarisering en surveillering. In 1975 werd eveneens het kabinet van Nixon getransformeerd, waardoor de verkiezing van Reagan en zijn neoconservatieve ‘revolutie’ werd voorbereid. 

 

Doomsday planning

De macht van  de deep state en de schaduwregering werd allang voor 9/11 voorbereid met de geheime planning van het Doomsday Project, dat de methoden van Hoover weer invoerde, en veel verder ging. Hoover richtte zich op het de wetshandhaving, de status quo van de staat en zijn eigen macht. Maar het Doomsday Project wil de status quo en de macht van de openbare staat veranderen in een noodtoestand, uitgevoerd door een soort schaduwregering, en gaat dus verder.

Pogingen om de trend van grotere invloed van de deep state en de schaduwregering te keren, zoals van het Church Committee, waren van korte duur. Ook de beloften van Obama om geheime programma’s, marteling, en de Guantanamo gevangenis te beëindigen “veranderden feitelijk niets”. (p163) De veronderstelde zelfcorrectie van excessieve macht in de richting van evenwicht blijkt misleidend. 

Volgens Scott is de geheime macht planmatig toegenomen door de decennialange Doomsday planning onder leiding van Cheney en Rumsfeld. “De gecombineerde macht van grote rijkdom en de ‘security state’ heeft de macht van de openbare staat (en bovenal het Congres) radicaal verminderd om het evenwicht te herstellen in het Amerikaanse politieke systeem.” (p164)

De ‘security state’ heeft geleid tot een ’ínsecurity state’ en de War on Terror is contraproductief en “brengt meer terroristen voort dan zij elimineert... Amerika’s Nieuwe Wereldorde degenereert progressief in een Nieuwe Wereldwanorde... Amerika is verreweg het belangrijkste land dat de wereld overspoelt met wapentuig.” (p167,168,172) 

Saoedi-Arabië is een invloedrijk land dat terroristen steunt en bewapent. Koning Abdullah had in 2002 echter een vredesplan dat steun kreeg van de Arabische Liga en de toenmalige Israëlische president Shimon Perez. Het vond echter tegenstand van de nieuwe premier Netanyahu.

“Er worden teveel onschuldige burgers gedood in het Midden-Oosten. Amerikaanse acties moeten dat aantal niet vergroten... Palestijnen leven in dagelijkse angst voor onderdrukking... Israëli’s leven in constante angst voor vijandige buren... Onveiligheid is toegenomen... sinds de War on Terror.” (p177-179) 

 

https://historianet.nl/maatschappij/hoe-oud-is-de-vredesbeweging 

Conclusie: protestbewegingen

Scott pleit voor civiele politiek en overleg, demilitarisering en opheffen van de noodtoestand die na 9/11 is ingesteld. Hij meent dat “sinds enige decennia bottum-up processen van de democratie in toenemende mate zijn vervangen door top-down processen van de deep state. Maar de diepere tendens van de geschiedenis... gaat in de tegenovergestelde richting: de uiteindelijke vermindering van gewelddadige top-down krachten door de de bottom-up krachten van een steeds meer geïntegreerde burgerlijke samenleving. Of we een verbeteringen zien of niet hangt uiteindelijk echter af van hoeveel mensen daarvoor zorgen.” (p134) 

Scott verwijst naar Gandhi in India, Martin Luther King in de VS en Lech Walese in Polen, waar geweldloze volksbewegingen leidden tot meer democratie en bottum-up macht. Hij hoopt “dat we weer zulke leiders kunnen zien... Een gezonde staat vereist protest.” (p165) Zoals bij de oorlog in Vietnam. De vredesbeweging is echter marginaal geworden, evenals de Occupy beweging tegen Big Money en Wall Street, anders dan de massale burgerrechtenbeweging in de jaren zestig.

Scott ziet uit naar goed gecoördineerde “nieuwe geweldloze bewegingen... Nieuwe strategieën en technieken van protest zullen nodig zijn... die meer bekwaam gebruik van internet vereisen.” In internet ziet hij “een nieuwe hoop voor een wereldwijde burgermaatschappij... Met het toenemende gevaar van een rampzalig internationeel conflict, wordt de behoefte om ons te mobiliseren ten gunste van gezond verstand steeds duidelijker. Is deze hoop op protest slechts ‘wishful thinking’? Dat is heel wel mogelijk. Maar ’wishful thinking’ of niet, ik acht het noodzakelijk,” zo eindigt zijn boek.  (p180-182) 

Commentaar: vergelijking met andere literatuur

Veel van wat Scott schrijft komt overeen met eerder besproken literatuur The Power Elite van Wright Mills (CM 102), Who Runs America? van Domhoff, Superclass en Running the World van Rothkopf (CM 126 en 144) en Patronen van bedrog van Middelkoop en Dollee (CM 143), De Wagt (CM 150 en dit nummer) en Imperium USA van Ganser (dit nummer). Zij komen allen op voor het Amerikaanse volk, maar niet voor de machtselite. Scott verwijst alleen naar Mills. Er is eenstemmigheid wat betreft de machtselite, de deep state en de schaduwregering, maar accenten en nuancering verschillen. Genoemde auteurs zijn resp. Canadees, Amerikaans, Nederlands en Zwitsers.

Er wordt nogal wat onderbouwde kritiek gespuit op de VS. Het sterke punt is dat dit in het Westen inclusief de VS nog mogelijk is, anders dan bijv. in China en Rusland, hoewel westerse media vaak een defensief en eenzijdig vertekend beeld geven van de westerse politiek, waarin China en Rusland tegenspelers zijn.

Scott geeft in het bijzonder ruime aandacht voor de connecties tussen de VS en Saoedi-Arabië, zowel op het vlak van olie-industrie, wapenleveranties als inlichtingendiensten en steun aan Al Qaida die in andere bronnen niet zo uitvoerig aan de orde komt. De rol van Israël komt bij Scott echter miniem naar voren, alleen bij de Iran-Contra affaire, terwijl deze rol bij De Wagt juisi uitgebreid naar voren komt, met name wat betreft de Midden-Oosten politiek van de VS en 9/11.

De VS is niet het enige land met een deep state. Wel het land waar de deep state de meeste bekendheid geniet en aan het licht komt, dankzij enkele onderzoekers, die daarvoor in de VS gelegenheid vinden en vrijheid van meningsuiting krijgen. In landen als Rusland en China geldt dit niet in die mate. Het begrip ‘deep state’ is van Turks origine. Ook in andere landen zijn ongetwijfeld machtselites actief, die vaak in de schaduw opereren.

Interessant is dat Scott verbanden legt en trends probeert te ontwaren. In dit kader plaatst hij open overleg tegenover repressie en verhulling en ziet hij een trend in de richting van het laatste. Internet stimuleert de bewustwording en openheid enerzijds met veel vrij toegankelijke informatie, maar anderzijds wordt dit vertroebeld door veel onjuiste (des)informatie die er circuleert en complotdenken voedt. Complotten bestaan, maar zelden zo simplistisch als sommige complottheorieën beweren. Er is geen geheime groep die complotten smeedt, maar wel een conglomeraat van elites en organisaties die wereldwijd ondoorzichte invloed uitoefenen. Genoemde boeken en andere bronnen proberen deze invloed te duiden. Het is van belang ons hiervan bewust te worden door onderbouwde informatie om zo de schadelijke invloeden te kunnen keren.