Civis Mundi Digitaal #152
Bespreking van Jeroen Helmer, Wildernis in eigen land. Lemniscaat, 2024
Dit boek geeft een rijk geïllusteerd overzicht van rewilding in ons land op groot A4 fomaat met prachtige tekeningen. Rewilding betekent letterlijk het laten verwilderen van het landschap. Het keert de beheersing van de natuur om door deze meer haar gang laten gaan: “natuurlijke processen weer volop de ruimte geven”. (p18) Het gaat om het herstellen van het ecologische systeem met zijn talloze wisselwerkingen en kringloopprocessen.
“Een manier vinden om als mensheid onderdeel te zijn van al die processen die zich zonder ons ook wel zullen voltrekken... De natuur erkennen als zelfstandig functionerend systeem, zonder dat de waarde ervan afhangt van de winbaarheid van voedsel en grondstoffen”. Het draagt bij aan biodiversiteit en herstel van het klimaat. (p1,19) Een passend motto zou kunnen zijn: “Nature knows best how tot organize”.
Het boek gaat over “het ontstaan van halfopen landschappen, de weg van het water, begrazing, roofdieren, zoals de wolf, de rol van levende en dode bomen, en de ‘rivierbosweide’, om enkele hoofdstuktitels te noemen. Een rijk scala van vooral inheemse dieren trekt voorbij, die prachtig zijn uitgetekend. De auteur is werkzaam bij ARK Rewilding.
Een kernthema dat naar voren komt is dat de natuur een groot organisme is, waarbij alles op elkaar is afgestemd met een indrukwekkende perfectie, waaraan mensen zich kunnen aanpassen in plaats van het te verstoren.
Het halfopen landschap
In Eurazië en ook elders ontwikkelde zich sinds de laatste ijstijden een halfopen landschap, waarin ook mensen zich thuisvoelen en kunnen overleven door de renjacht op talloze wilde dieren, het temmen van vooral hoefdieren en de overgang naar landbouw en veeteelt. Daarmee begint de geleidelijk toenemende dominantie van mensen over de natuur, die in onze tijd catastrofale consequenties krijgt. Landbouw en industrie leiden tot een kaalslag van de aarde. Natuurbeschermers pogen het halfopen landschap te herstellen, waarin “het gros van de planten en dieren in Europa zich thuisvoelt op de grens van het ene soort landschap naar het ander... in de geleidelijke overgangen... We hebben nog heel wat goed te maken.” Want er zijn veel planten en dieren uitgestorven of ze leiden een kwijnend bestaan. Rewilding is een sleutel tot herstel. (p33)
De weg van het water
De loop van het water hangt samen met de voedselkringloop, waarbij tal van levende wezens op elkaar zijn afgestemd in een groot geheel van ingenieuze terugkoppelingsmechanismen. Bestudering daarvan kan ons vervullen met ontzag en zelfs eerbied. De schrijver geeft tal van voorbeelden hoe bijv. een dier als de bever het landschap beïvloedt met zijn dammen en daarmee het lot van vele andere planten en dieren medebepaalt.
De natuurlijke weg van het water is zelden recht, maar meanderend in prachtige bochten met diverse diepten, die bevorderlijk zijn voor soortenrijkdom in diverse geulen en poelen. Het water heeft zo een eigen dynamische invloed op het landschap in langzaam veranderende meanders.
Begrazing
Grote grazers hebben grote invloed op het landschap en houden het open. Achtereenvolgens passeren het wilde paard, de imposante wisent (de Europese bizon), het wilde rund, en het wilde zwijn de revue. Er wordt uitvoerig ingegaan op hun voeding, sociale gedrag, hun effect op plantengroei, hun poep en kadavers, die de soortenrijkdom van vooral insecten en het bodemleven bevorderen. Wilde paarden en runderen zijn in ons land in veel natuurgebieden geïntroduceerd. Soms ook de wisent (die bijv. in Natuurpark Lelystad te bewonderen is, evenal de eland en andere dieren).
Begrazing leidt tot groei van gevarieerde planten die grazers niet eten, zoals doornstruiken, giftige planten, distels en brandnetels. Ontwormingskruiden zijn daarentegen wel in trek als parasietenbestrijders met stoffen die chemici nog steeds niet kunnen namaken.
Poep en kadavers
Poep en kadevers vormen een paradijs voor allerlei insecten en bacteriën, die de vruchtbaarheid van de grond en het bodemleven bevordenen. “Er kunnen wel honderd strontvliegen op een koeievlaai zitten”. Het is een zwaar onderschatte onmisbare schakel in de krinloop van het leven. “Honderden planten en dieren zijn er direct van afhankelijk.” Een rijke variatie van vliegen, wespen, kevers, torren, vlinders, maden en wormen trekt langs. “De grootste poepliefhebber van al zijn de mestkevers.” Spinnen, wespen en de grote hoornaars eten andere insecten op. (p85,86,88)
Vogelsoorten en vleermuizen komen op de insecten af. ”Er is een groot aantal mestpaddestoelen dol op poep.... Voor veel planten is poep een essentiële voorwaarde voor overleving... Ze zijn verzekerd van voedingsstoffen in de poep.” (p91)
“Een kadaver is een meer dan welkom geschenk. ”Met name voor aaseters, zoals gieren, arenden, vossen, marters, kraaien, eksters en raven, die de kadavers als eerste opsporen en door andere dieren worden gevolgd. Andere vogels komen op de insecten, maden en larven in het kadaver af. Het klinkt niet appetijtelijk, maar is wel voedzaam. In Nederland zijn “speciaal daarvoor aangewezen gebieden, zoals de Oostvaardersplassen en de Veluwezoom ontheven van de plicht om kadavers op te ruimen”. (p93)
Bodemleven
Het bodemleven is een grotendeels verborgen gebied in de voedselketen. Het bestaat uit talloze wormen, mieren, torren, schimmels en microben die een voornamelijk onderaardse eigen wereld vormen. Het boek beschrijft voedselkringlopen waarbij talloze planten en diersoorten betrokken zijn. In het samenspel van de natuur hangt alles met alles samen in een indrukwekkende samenwerking van uiteenlopende planten en dieren.
Het wilde zwijn ploegt en woelt de grond om op zoek naar wortels en knollen. Dat geeft diverse planten een kans om in de opengewoelde aarde te groeien. Vogels komen af op de insecten en wormen in de open bodem. Het zwijn scheurt ook kadavers open met zijn slagtanden, zodat kleinere aaseters bij het vlees kunnen komen. Uit modderpoelen die het zwijn achterlaat kunnen drinkplekken voor andere dieren ontstaan en groeiplekken voor amfibieën en plantensoorten.
Roofdieren
Er is een hiërarchie van roofdieren met de grote roofdieren zoals de beer, de wolf en de lynx aan de top. In het verleden zijn ze vaak uitgeroeid vanwege hun bedreiging voor het vee. Tegenwoordig worden ze weer geherïntroduceerd, zoals de wolf in Nederland.
“Wolven hebben een gunstige ontwikkeling op bosontwikkeling doordat ze plaatselijk grazers weghouden.” Ook verminderen ze het aantal vossen en kleinere roofdieren, wat weer gundig is voor konijnen. Ze houden prooidieren in beweging om uit hun buurt te blijven, hoewel grote grazers als paarden, runderen en zwijnen zich tegen de wolf kunnen verdedigen, vooral in groepsverband. Maar dat geldt niet voor kalveren, biggen en reeën. “Tal van aaseters profiteren van de prooiresten van de wolf.” Ze ruimen ook de zwakkere dieren op. (p111,112)
“De lynx snuffeld aan de grenzen van Nederland.... Op zich is de Veluwe geschikt, maar hij moet er wel kunnen komen... Wolven mijden lynxen en leggen het af in een een-op-eengevecht. Lynxen overheersen wolven in bossen, maar een enkele lynx is kwetsbaar in het open veld. Zo jagen wolven lynxen het bos in en lynxen de wolf het bos uit.” De lynx doodt kleine roofdieren, vooral vossen, waardoor muizen meer kansen krijgen. Hij jaagt vanuit een hinderlaag, bij voorkeur op reeën, maar ook op kalveren van andere herten en op hazen, eekhoorns en vogels.
De Europese wilde kat heeft evenals de lynx graag bomen in zijn buurt om vijanden, namelijk wolven en vossen, te kunnen ontvluchten. Hij eet vooral muizen, maar ook vogels, hazen, hagedissen en zelfs aas. Ze jagen huiskatten weg. Wilde katten zijn na duizend jaar teruggekeerd in ons land.
De eikenboom
Bomen zijn buitengewoon belangrijk voor allerlei soorten van leven. Aan de hand van het leven van een eik wordt dit geïlustreerd. “De eik is een lichtbehoevende soort en houdt dus van landschappen waar veel openheid is.” (p122) We zien vaak een grote eik op een open plek staan. Hoe is hij daar gekomen? Hij dankt zijn bestaan aldaar vaak aan de Vlaamse gaai, die eikels in de grond stopt als wintervoorraad. Die ontkiemen dan een eindje van de moederboom. Onder een meidoornstruik kan een zaailing beschermd tegen grazers uitgroeien tot een boom, die de struik verdringt.
“De eik biedt in zijn takvorken nestgelegenheid aan een grote verscheidenheid aan vogels: vinken, lijsters, vliegenvangers, kraaien, en roofvogels.” Bij grote oudere eiken ook aan de ooievaar, de oehoe en de steenarend. (p126) Dassen en en vossen maken er holen tussen de wortels, waar ook muizen en mollen gangen graven. Grote grazers gaan in de schaduw van de boom liggen. Al deze dieren laten mest achter als voeding voor de boom. Er komen talloze insecten op de boom en de mest af, die weer voedsel voor de volgels zijn. De boom draagt een heel ecosysteem en een kolonie van vogels. Oudere bomen met afgebroken takken bieden gaten en holen voor spechten, uilen, veermuizen en holenbroedende vogels zoals mezen, spreeuwen en boomklevers.
Bij oudere bomen met afgebroken takken dringen insecten naar binnen, die het dode hout verteren tot de dode tak afbreekt. “Dood hout is onmisbaar als voedsel-, verblijf- en voortplantingsplaats van een tiende van al het leven op het land... Vanuit dood hout komen veel voedingstoffen via de bodem terug in de natuurlijke kringloop.” (p130)
Oudere en stervende bomen trekken allerlei insecten en schimmels aan, die de aftakeling een handje helpen. Bij een omgevallen boom gaat dit nog sneller en komen er nog veel meer diertjes op af. Behalve talloze insecten ook amfibieën en reptielen, zoals hagedissen, salamanders, padden en kikkers. “De zomereik... heeft een insectenfanclub van 280 leden.” (p142)
‘Het wandelende bos’
“Een bos is voor de meeste jonge bomen helemaal niet zo’n ideale plek om op te groeien. Er is weinig licht en er wordt gevochten om voedingsstoffen.” Daarom hebben zaden vaak vleugels om door de wind te worden vervoerd. Ook dieren verspreiden de zaden. In het bos “houden grote grazers de onbeschermde boompjes kort”. (p143) Buiten het bos groeien deze op als ze beschermd worden door stekelstruiken, die in het bos geen kans krijgen.
Het oude bos sterft langzaam af als de ene na de ander boom omvalt en het bos verplaatst zich naar lichte open plekken waar jonge bomen kunnen groeien. Lynxen en wolven houden grote grazers weg, die een bedreiging voor de jonge bomen kunnen zijn. Zo helpen vele dieren het wandelende bos. De zoom van het bos is een ideale leefomgeving voor veel diersoorten, zoals de hazelmuis, de wilde kat, de lynx, de marter en diverse vogels, zoals uilen en goudvinken.
‘De rivierbosweide’ en de rivierdelta
Rivieren hebben grote invloed op het landschap door hun erosie en bevloeiïng, die vooral voor snelgroeiende bomen als wilgen en populieren gunstig is. Hun groeikracht overleeft de grote grazers. Bomen en bossen moeten vaak wijken voor de een rivier. Andere bomen krijgen nieuwe kansen. In en bij het water leven talloze vissen, insecten, zoogdieren, vogels, kikkers en slakken. De otter is weer terug van weggeweest.
De rivierdelta biedt weer een ander ecosysteem met weer andere dieren die daar goed gedijen, zoals de imposante eland en waterbuffel, die in West-Europa zijn uitgestorven. Vanuit de Balkan heeft de goudjakhals zich als alleseter over Europa verspreid. “Ook Nederland is al bereikt.” (p170) De kroeskoppelikaan is weer teruggekeerd en de ooievaar, de kraanvogel en de zeearend. Ook de iconische Europese steur keert weer terug, die wel vijf meter lang kan worden en vanuit de zee de rivier opzwemt om te paaien. De zee is weer een ander ecosysteem met zeedieren en –planten. “De zee is één grote voedselkringloop.” (p178)
Slot
Door ‘rewilding’ zijn verdwenen dieren weer teruggekeerd en is ons ecosysteem verrijkt. Natuurherstel en -ontwikkeling dient een breed publiek belang en mag zich verheugen in toenemende belangstelling, draagvlak en samenwerking. “Nederland verdient meer wilde natuur, omdat de natuur prachtig is, krachtig is, ons doet verwonderen, ademen en ontspannen. En ook omdat meer en wildere natuur helpt om soorten te behouden, klimaatverandering vertraagt, wateroverlast vermindert en ons voorziet van schoon water en schone lucht.” https://arkrewilding.nl/
Commentaar
Het is vooral een mooi boek, zoals de illustraties laten zien. Kernthema is zoals gezegd de onderlinge verbondenheid van de natuur in uiteenlopende kringlopen in een groots en imposant geheel dat indruk op ons maakt en ons met ontzag vervult. Het betoog wordt afgewisseld met portretten van allerlei dieren, die met elkaar verbonden zijn in de kringloop van het leven. De een zijn dood is de ander zijn brood, maar er is ook veel samenwerking. ook het landschap wordt prachtig beschreven met minutieuze observaties. Het boek nodigt uit de natuur in te gaan en zelf rond te kijken en te observeren wat er voor moois te beleven valt. Het is een mooi Sinterklaas- of Kerstcadeau, dat ook voor kinderen geschikt is om uit voor te lezen of erover te vertellen aan de hand van de platen.
Noot
Illustraties zijn ontleend aan https://arkrewilding.nl/ en staan behalve de eerste in het boek, dat nog veel meer prachtige afbeeldingen bevat.