Kapitaal in het antropoceen

Civis Mundi Digitaal #152

door Erik Jansen

Bespreking van Kohei Saito, Systeembreuk, een nieuwe visie op kapitaal, natuur en maatschappij als antwoord op de klimaatcrisis, De Arbeiderspers, 2023

 

Bij het zoeken naar een maatschappijvorm die meer rekening houdt met de natuurlijke omgeving, komt telkens ook de vraag naar boven of het socialisme hier geen antwoord op biedt. De sociaaldemocratie streeft naar een menswaardige samenleving, maar is misschien minder expliciet in het afwijzen van het huidige consumptieniveau. Het wil de rijkdom van de welgestelden voor iedereen bereikbaar maken, maar daarmee wordt niet automatisch de druk op de natuurlijke omgeving verminderd. Ook het communisme in het Oostblok heeft de natuurlijke omgeving nooit ontzien, en China stoot nu even veel CO2 uit als de Westerse landen. Is er dan geen socialistisch antwoord op de huidige klimaatcrisis?

Wat is er mooier dan dat de Japanse PhD-student, Kohei Saito, die in Berlijn meewerkte aan de kritische bewerking van de Marx-Engels Gesamtausgabe, in de laatste aantekeningen van Marx op een andere, ecologische visie stuitte, meer gericht op lokale bedrijvigheid en op het vormen van associaties op basis van gemeenschappelijk bezit, zoals ‘meenten’ (coöperaties, commons). Ook vindt hij daar een herwaardering van de ‘verzorgende’ beroepen (landbouw, zorg, onderwijs). Voor Kohei Saito aanleiding te claimen dat het marxisme van de late Marx een antwoord geeft op de huidige klimaatproblematiek.

 

De klimaatcrisis en het kapitalisme
De wereld is verdeeld over de aanpak van de klimaatcrisis. Het idee van ‘groene groei’ kan rekenen op politieke steun, want het suggereert dat een verduurzaming door technologische vernieuwing (zonne-energie, windenergie, warmtepompen) te combineren is met een doorgaande economische groei en een vrije keuze voor eigen leefstijl. In combinatie met een breder welvaartsbegrip via de SDG (Sustainable Development Goals van de VN) zouden ook sociale verworvenheden, zoals betaalbare huisvesting, en behoud van natuur en biodiversiteit, kunnen worden veiliggesteld.

Kohei Saito heeft daar geen vertrouwen in. Hij hekelt het ‘politicisme’, de onrealistische hoop dat via democratische besluitvorming het kapitalisme zou kunnen worden ingetoomd. Als dat mogelijk zou zijn, dan was dat al lang gedaan, en was er nu geen groeiende inkomensongelijkheid, geen aantasting van de natuur, en zou iedereen zinvol werk doen. Helaas het enige wat we zien is een toenemende accumulatie van kapitaal. De 1% heeft straks meer vermogen dan de overige 99% van de bevolking. Voor het redden van de aarde zullen we volgens Kohei Saito toch eerst moeten afrekenen met het kapitalisme, dat kunstmatige schaarste creëert om de winsten te verhogen, en dat de lasten (‘externaliteiten’) zoveel mogelijk afschuift op de natuur, andere bevolkingsgroepen, andere landen, en op de generaties na ons.

 

Herziening van het marxisme
Het eerste deel van Het Kapitaal verscheen in 1867 en Friedrich Engels (1820-1895) dringt er dan bij Karl Marx (1818-1883) op aan om haast te maken met het voltooien van deel II (over de crisis van de overproductie) en deel III (over de wet van de dalende winstvoet). Echter Marx treuzelt en besteedt zijn tijd in de bibliotheek van het British Museum vooral aan het lezen van nieuwe literatuur, waar hij aantekeningen en samenvattingen van maakt in zijn notebooks. Het is duidelijk dat hij aarzelt om de ontwikkelingsgang van de geschiedenis geheel toe te schrijven aan de ontwikkeling van de ‘productiekrachten’.

Zo had hij bij het schrijven van deel I van Het Kapitaal al gerefereerd aan het standaardwerk van Justus van Liebig (1803-1873), Die organische Chemie in ihrer Anwendung auf Agricultur und Physiologie (1840), waarin wordt uitgelegd dat planten essentiële nutriënten als stikstof, fosfor en kalium aan de grond onttrekken, en koolstof en waterstof via de fotosynthese uit de lucht. Zonder aanvulling door meststoffen raakt de bodem uitgeput. Marx leest daarna ook het boek Klima und Pflanzenwelt in der Zeit, van Karl Fraas (1810-1875) over de ineenstorting van oude beschavingen door de ongereguleerde houtkap en de daaropvolgende uitputting en erosie van de vruchtbare grond. Zo zijn vele oude beschavingen van Mesopotamië, Egypte en Griekenland tot een voortijdig einde gekomen.

Fraas prees daarentegen de Germaanse volkeren die met hun ‘Markegenossenschaften’, wel oog hadden voor de nadelen van een te drastische houtkap en van uitputting van de landbouwgronden. De Marken (meenten) hadden regels voor het gebruik en onderhoud van de gemeenschappelijke weiden en akkers, zoals toegelicht in de monografie Geschichte der Markenverfassung in Deutschland (1856) van George Ludwig von Maurer (1790-1872).

Het werd Marx duidelijk dat de door hem voorspelde ongebreidelde expansie van de industrie in aanloop naar een socialistische omwenteling niet wenselijk was en grote schade zou kunnen toebrengen aan de natuurlijke omgeving. Ook zou na de collectivisering van de productiemiddelen de vraag opkomen hoe de natuurlijke hulpbronnen wél beschermd konden worden tegen overexploitatie.

 

Communisme via een andere weg
Terwijl Marx hierover in dubio was, bereikte hem een brief uit Rusland van Vera Zasoelitsj met de vraag of een communistische samenleving ook gerealiseerd kon worden uitgaande van al bestaande lokale agrarische dorpsgemeenschappen met gemeenschappelijk grondeigendom, de zogeheten mir of obstsjina. Die directe overgang zou dan de door Marx en Engels gepostuleerde noodzakelijke stadia overslaan van industrialisatie, overproductie en afnemende winstvoeten, en de toenemende ‘Verelendung’, alvorens de gelukzalige toekomst zou aanbreken. Marx schreef een paar versies van een uitgebreid antwoord, maar na lang wikken en wegen stuurde hij een korte brief met een bevestigend antwoord: het zou inderdaad mogelijk moeten zijn om op basis van al bestaand gemeenschappelijk bezit tot een communistische maatschappij te komen zonder de industriële tussenfase.

In zijn vroege werk had Marx de ver doorgevoerde arbeidsdeling in de opkomende industrie al kritisch becommentarieerd, want het vervreemdde de arbeider van zijn plezier in het werk en van het resultaat van zijn arbeid. Niet alleen de opbrengst ging naar de kapitalist, ook werd de individuele inbreng een klein radertje in het grote geheel. Marx zag meer in lokale bedrijvigheid met collectieve besluitvorming. Ook de landbouw zou niet moeten mechaniseren maar onderdeel moeten blijven van het normale huishouden. Met de meenten zou iedereen zijn bijdrage kunnen leveren en recht hebben op een aandeel in de opbrengst, en zou de besluitvorming aan het collectief behoren. Ook zouden de bij uitstek zinvolle en verzorgende beroepen van onderwijzer en ziekenverzorger, hier onderdeel van moeten zijn.

 

Progressieve steden
Vraag blijft hoe de socialistische omwenteling dan wel kan plaatsvinden als de toenemende schaalvergroting en afnemende meeropbrengst niet de bepalende factoren zijn, zoals deel I van Het Kapitaal stelde en democratisch besluitvorming in dezen een illusie zou zijn? Voor Kohei Saito staat vast dat de omwenteling van beneden af moet komen. De bevolking zal zich de komende decennia vooral in de grote steden concentreren. De burgers van die steden moeten zich organiseren in coöperaties voor energie, water, voedsel, huisvesting en vervoer. Die coöperaties kunnen zich vervolgens onder lokale democratie aaneensluiten en sociale en culturele voorzieningen voor hun rekening nemen. Dan ziet hij als vanzelf een ‘degrowth-communisme’ ontstaan dat iedereen een zinvol leven kan bieden, waarin schaarste wordt uitgebannen, de arbeidstijd zal worden verkort, en er ruime tijd is voor zinvolle bijdragen aan opvoeding, cultuur, voeding en zorg. Een goed voorbeeld volgens hem zijn de ‘fearless cities’, onderdeel van de ‘municipalist movement’. Ook de ‘transition towns’ zijn daar onderdeel van (zie de bespreking van Maja Göpel, The Great Mindshift, in CM#110).

Kohei Saito wil benadrukken dat hij niet pleit voor nationalisatie Sovjetstijl, niet voor een centralistische ‘maoïstische’ aansturing, en ook niet voor een geromantiseerde ‘terugkeer naar het platteland’, waarbij alle technologie wordt uitgebannen. Hij gebruikt André Gorz’ onderscheid tussen ‘open’ en ‘gesloten’ technologie om te pleiten voor de eerste. Terwijl de gesloten technologie “gaat over dominantie over mensen en de natuur” – zoals kernenergie – kunnen open technologieën op lokaal niveau worden gerund door coöperaties. Zonnepanelen zijn bijvoorbeeld een democratischer manier om energie en elektriciteit te controleren dan een kerncentrale.

 

Commentaar
Het is vreemd dat Kohei Saito zijn visie op de late Marx als nieuw presenteert, zonder enige verwijzing naar eerdere publicaties vooral in het door James O’Connor in 1988 opgerichte tijdschrift Capitalism Nature Socialism, waar juist – naast de ‘eerste’ tegenstelling (tussen arbeid en kapitaal) – ruime aandacht is besteed aan de ‘tweede’ tegenstelling (tussen natuur en kapitaal), die door Marx en Engels wel degelijk werd onderkend. In het recente boek van John Bellamy Foster en Paul Burkett, Marx and the Earth, An Anti-Critique (2016) wordt ook verwezen naar de aantekeningen van Marx in zijn laatste notities over de ondermijning van de ‘productievoorwaarden’ door milieudegradatie. Het boek van Kohei Saito brengt voor ingewijden in het marxisme dus niet zo veel nieuws.

Zijn boodschap van het ‘degrowth-communisme’ geënt op de commons is ook niet zo nieuw. Het is een bekend antwoord op het neoliberalisme en op het ‘vermarkten’ van de overheidstaken. Natuurlijk kan de huidige voedingsindustrie worden vervangen door lokale landbouw, maar de lokale bedrijvigheid kan niet tornen aan de macht van de financiële markten en van de hoogtechnologische bedrijven (farmacie, chemie, IT) en zeker niet aan de industriële productiemacht, waardoor Duitse supermarkten elektrische handboormachines kunnen aanbieden voor onder de 50 euro. Ook is niet duidelijk hoe de “degrowth” feitelijk tot stand zal komen. Zorg onderling regelen betekent nog geen vermindering van de mobiliteit of een minder verspillende leefwijze.

Met het neerbuigend gebruik van de term ‘politicisme’ (maatschappelijke problemen via de politiek oplossen) laat Saito ook de optie ongemoeid om commons meer globaal te definiëren, als een gemeenschappelijke zaak onder beheer van de democratie. Zo zou de aarde als een ‘common’ kunnen worden gedefinieerd, en ook het landschap is een ‘common’. Door te erkennen dat grond wel in particulier bezit kan zijn, maar dat dit geen vrijbrief is om er maar alles mee te doen wat lucratief is voor de eigenaar of boer, zou paal en perk kunnen worden gesteld aan het verlies van natuur en biodiversiteit.

Maar dan moet de politieke wil natuurlijk wel aanwezig zijn, hetgeen zoals Kohei Saito al veronderstelde, niet vanzelf spreekt. Ook het beheer van de aarde als een ‘common’ vraagt internationale consensus, die helaas nog ver te zoeken is. Kortom, het boekje is goed geschreven en presenteert alle opties op een duidelijke manier, maar kiest niet voor de parlementaire weg en blijft daardoor speculatief.

 

Noten
[1].Deoriginele uitgave in het Japans heeft de titel: Capital in the Anthropocene, 2020. De Engelse vertaling heeft als titel: Marx in the Anthropocene, towards the Idea of Degrowth Communism, Cambridge University Press, 2023. Verder is er nog een e-book uitgave in goed leesbaar Engels voor de communistische prijs van €3 onder de titel: Slow Down, The Degrowth Manifesto, 2024. De Nederlandse titel is dus niet zo handig gekozen.