Duitse steden verwoest en opgebouwd: reflecties over de Duitse wederopbouw

Civis Mundi Digitaal #152

door Erwin van de Pol

Bespreking van: Noud de Vreeze. De ziel van Duitse steden. Het drama van verwoesting en wederopbouw, Uitgeverij Boiten Boekprojecten, 2e druk 2019*

 

Als ik in een Duitse stad ben, denk ik vaak ‘wat zal dit een mooi land geweest zijn voor 1942’. Met de kanttekening dat de meeste mensen althans in mijn ervaring de schoonheid van een land afmeten aan het natuurschoon, wat even logisch en even legitiem is als dat ik de steden als uitgangspunt neem voor de aantrekkelijkheid van een land.

Vrijwel geen enkele (toen) Duitse stad is ontkomen aan de meestal massale destructie vanwege vernietigende, soms dagelijkse bombardementen tussen 1942 en 1945 in de Tweede Wereldoorlog. Ik  schrijf: ‘(Toen) Duitse stad’, want er zijn vrij drastische grensverschuivingen geweest die steden die eeuwenlang Duits waren opeens en blijvend Oost-Europees maakten.

Slechts een paar steden zijn redelijk ongeschonden de oorlog doorgekomen, waarvan Heidelberg de grootste is en volgens dit te bespreken boek met Tübingen en Regensburg de plekken waar wederopbouw minder aan de orde was.

Ook steden als Bamberg, Weimar, Detmold en Görlitz zijn nog voor een groot deel intact. Maar zelfs dan. UNESCO Werelderfgoed Bamberg is twee keer gebombardeerd en meermaals getroffen door het in nood afwerpen van bommen. Minstens 378 doden zijn er gevallen en 362 gebouwen verwoest, ‘slechts’ 4,4 % van het totale oppervlak. Voor het beeld, dat betekent dus in deze context ‘redelijk ongeschonden’.

Soms vind je overigens in dorpen nog het vooroorlogse Duitsland, hoewel ook het platteland onder vuur is genomen.

 

 

München

Het boek begint met een ‘proloog’, een wandeling door München en deze bespreking volgt dat voorbeeld. De Vreeze stelt dat er geen ontkomen aan is: de geschiedenis van de Duitse steden en die van München draait om de bombardementen. Een citaat uit de proloog: ‘Er is een geschiedenis van daarvoor èn daarna.’

Toch is er ook continuïteit. Uit de proloog, Cruijffiaans: ‘Maar je ziet het pas als je weet.’ Het stratenpatroon in het centrum van de steden is meestal ongeveer hetzelfde als voor de oorlog. Dat had deels praktische oorzaken. Onder de grond was de infrastructuur (riolering, water, elektra, gas) nog vaak intact. En er lagen stedenbouwkundige keuzes aan ten grondslag. In het bijzonder München is nu voor die keuzes aan het boeten.

München is de meest besproken stad in het boek. De wandeling door München van de Vreeze begint bij het Centraal Station (Hauptbahnhof), naast doelwit ook oriëntatiepunt voor de bombardementen. Dat was enkele jaren geleden, ten tijde dat het boek werd geschreven, nog een typisch jaren vijftig gebouw. De Vreeze constateert dat je rond het station gelijk al de dilemma’s bij de wederopbouw kunt zien. De omgeving is een mix van reconstructies en jaren vijftig architectuur. Een beeld dat zich overigens verder in de stad blijft opdringen. En er is  onzichtbare geschiedenis. Hitler wilde bij het station een ‘Denkmal der Partei’ van meer dan 200 meter hoog oprichten als dank voor de rol die de stad had gespeeld in de geschiedenis van de partij van de nazi’s, de NSDAP. Die zuil is er niet gekomen.

De wandeling, ik heb hem een paar weken geleden gemaakt, ziet er nu anders uit. Het jaren vijftig station zou met de grond gelijk gemaakt zijn als die grond er nog zou zijn. Het gebouw is volledig verdwenen en alles waar het op gebouwd was ook tot op grote diepte. Net als veel wegen er omheen is het terrein één grote bouwput, wat overigens ook geldt voor grote delen in de stad elders. De naoorlogse bebouwing en infrastructuur is na zestig tot zeventig jaar aan vernieuwing toe. Overal trouwens, in heel Duitsland en bij ons idem dito.

In München zijn bij de wederopbouw andere keuzes gemaakt dan in andere Duitse steden. Elders zijn de routes voor het in de jaren vijftig en vooral jaren zestig onweerstaanbaar opkomende autoverkeer leidend geweest bij de planologische keuzes. Het was vooral een keuze voor de inrichting van de gebieden die althans toen direct rond het centrum van de stad waren gesitueerd. In München is de oude, grillige verkaveling gehandhaafd. Het gevolg is dat München nu is dicht geslipt. Niet alleen voor auto’s is dat aan de orde, ook het openbaar vervoer functioneert daardoor slecht[i]. Pünktlich op je werk komen is in München voor tienduizenden een terugkerende uitdaging, voor velen een vrijwel dagelijkse teleurstelling. Een ongelukje op de weg of op de rails van de S of U Bahn en alles staat stil. Er is te weinig ruimte in de stad.

Daarom heeft de gemeente na wat dralen ervoor gekozen een nieuwe van west naar oost lopende metrolijn aan te leggen. Op een studiereis met collega’s heb ik de werkzaamheden onder het station bezocht[ii]. Het bouwcomplex onder de grond is immens. Overal en op elk niveau (tweeledig: op de bouwetages en hiërarchisch) lopen mensen uit de hele wereld rond. Onze rondleiding  is in handen van Joseph die drie nationaliteiten heeft (hij is een Duitse Hongaar die overkomt als every inch an Engelsman en dat ook is), een Braziliaan en, ja toch ook, een Duitser. Wel weer typisch Beiers is het kapelletje op de bouwplaats voor de beschermheilige van de bouwers. Met een brandend kaarsje natuurlijk.

Bij de presentatie ter introductie van het project krijgen we van onze gastheren om 9 uur een andere Münchener traditie letterlijk te verhapstukken, grote dampende Weißwursten. We luisteren beleefd toe en kijken naar de sheets, terwijl de vleesjus onstuitbaar langs de kin loopt. Joseph, Joe for friends, vertelt ondertussen even beeldend over de verkeerscongestie van München en de noodzaak voor een nieuwe metrolijn. Even later wandel ik met hem over de bouwplaats en vertelt hij dat hij München is ontvlucht en in Regensburg woont. Dus één van de steden die aan de bombardementen is ontsnapt. Hij praat enthousiast over Regensburg en is lyrisch over de stad. Het Duitsland zoals het was…

Eenmaal uit de enorme bouwput van het Hauptbahnhof geklauterd viel me wandelend het centrum in op dat de pronkstukken uit de glorietijd van de stad in de tweede helft van de negentiende eeuw weliswaar meestal fijn gerestaureerd zijn, maar dat ze leeg staan of een functie hebben die duidelijk verraadt dat ‘er iets voor verzonnen is’. Het ontbreken van een koppeling van behoud aan een nuttige, winstgevende of aansprekende functie zorgt voor hele stukken onverwacht stille en saaie binnenstad. Lege grandeur straalt meer leegte dan grandeur uit.

 

 

Neurenberg

Neurenberg heeft destijds dezelfde keuze gemaakt als München om de auto geen voorrang te geven. Maar daar was dat wat makkelijker. In München was er nog wel wat te restaureren, in Neurenberg stond er vrijwel niets meer overeind. Behalve de stadswallen, de enige in Duitsland die nog wel redelijk intact  waren. Daar moet je iets mee en op basis van dat gegeven is de oude middeleeuwse stad herbouwd in ongeveer dezelfde vorm, sfeer en opzet als voor de bombardementen. Deze historiserende manier van bouwen was aanleiding voor veel kritiek. Het hoge ‘Antoon Pieck’ gehalte kon niet iedereen bekoren. Maar de vraag is, wat had je anders gemoeten? Het is bepaald geen ongezellige stad en met een hoog voorzieningenniveau aan musea en theaters. Wellicht dat deze wijze van herbouw, wat strakker en met wat minder ornamenten, ooit een gewaardeerde stijlvariant zal zijn en het kitscherige effect er door de werking van de tijd wel een beetje af gaat.

Je zou ook kunnen stellen dat de herbouw met materialen en met kennis van de twintigste eeuw voor het behoud van het gebouwde erfgoed een goede zaak is geweest,. Elk pand komt ooit aan de beurt … En ziet Neurenberg er nu zo anders uit dan het nauwelijks getroffen Heidelberg? Of Detmold?

En wat in München fout is gegaan, werkt in Neurenberg goed. De binnenstad was toch al niet geschikt voor auto’s en bij het opzetten van het openbaar vervoer zijn de juiste keuzes gemaakt. De west-oost verbinding die München ontbeert, hebben ze in Neurenberg wel. En die metro rijdt hoogfrequent elke 2 à 3 minuten, op tijd en je kunt overal kaartjes kopen, idem voor de comfortabele trams.

Maar Neurenberg is een uitzondering, niet alleen qua openbaar vervoer of door de keuze voor wederopbouw van het oude stadscentrum, ook is het de stad die worstelt met een zichtbare erfenis het nazi verleden. Het is de enige stad in Duitsland is waar je nog nazi erfgoed kan zien en ervaren: het Rijkspartijdagterrein (los van de kampen natuurlijk, zoals bijvoorbeeld Bergen-Belsen en Dachau). Het enorme complex ligt er een beetje desolaat bij, hoewel er tegenwoordig een bezoekerscentrum is. Je moet lang lopen om alles maar in feite niets te zien. Elders zijn de herinneringen aan de nazitijd allemaal uit het stadsbeeld verdwenen, een bewuste politiek. Want hoewel de besluitvorming over de wederopbouw decentraal in de steden zelf plaatsvond en vaak per kavel of per straat of per wijk en er altijd meerdere partijen bij betrokken waren, heeft men bijna overal hetzelfde gehandeld. Met uitzondering dus van München en Neurenberg.

 

 

 

Keulen

Voor een prijsvraag in 1948 over de toekomst van Neurenberg is een interessante en mooi vorm gegeven (bladzijde 295 van het boek) variant ingediend. Her en der zie je in Duitse steden in stand gehouden ruïnes ter herdenking, met als beroemdste de klokkentoren van de Gedächtniskirche in Berlijn. Een daarbij passend voorstel was om de binnenstad van Neurenberg in te richten voor volgende generaties als ruïnepark. Rondom de leegte zou de stad zich opnieuw kunnen ontwikkelen om op termijn klaar te zijn voor stedelijke voorzieningen in het verwoeste centrum.

Dat wilde Konrad Adenauer in 1945 ook met Keulen waar hij opnieuw burgemeester was. Maar Adenauer had andere motieven. In zijn eerste ambtsperiode (1917-1933) was hij al intensief bezig geweest met stadsontwikkeling. Het centrum lag volledig in puin, alleen de zwaar gehavende Dom stond nog overeind. Zijn idee na de oorlog was de binnenstad voorlopig als ruïnelandschap te laten bestaan en daaromheen de stad te gaan ontwikkelen om de stad economisch weer te laten draaien, waardoor er geld vrij zou komen voor het herstel. Door het ingewikkelde proces van puin ruimen en middeleeuwse pandjes herbouwen uit te stellen, zou de stad alle energie, aandacht en geld kunnen aanwenden om in een cirkel rond het centrum van de stad op basis van een efficiënte infrastructuur bedrijven, parken, woningen, scholen en nog veel meer te bouwen. Deze radicale wederopbouw strategie pruimden de Britten niet. Zij waren in 1945 de baas in dit deel van Duitsland en na een paar maanden zetten ze Adenauer weer aan de kant. Hij zou later op hoge leeftijd nog premier zijn van de Bondsrepubliek en het land door de wederopbouw en naar het Wirtschafstwunder leiden. In 2003 werd Adenauer gekozen tot grootste Duitser aller tijden.

De term wederopbouw leidde overigens tot debat. Moest alles wel ‘weder opgebouwd’ worden of was de keuze voor ‘Aufbau um neues zu schaffen’ of later Neurordnungsplanung beter? De discussie kende drie groepen. Traditionalisten die het erfgoed wilden herstellen, modernisten die een stedenbouwkundige cultuur propageerden die aansloot bij de toekomst en de pragmatici die zonder doctrines de kansen per opgave wilden benutten. Lopend door München of de meeste Duitse steden, kun je zien dat de laatste categorie de toon zette. Maar in Neurenberg zijn de traditionalisten aan zet geweest: puin ruimen en middeleeuwse pandjes herbouwen. Overigens, als je goed kijkt zie je in Keulen als je het centrum verlaat toch nog iets terug van de hand van Adenauer.

 

Vormgeving

Noud de Vreeze heeft in dit boek beschreven over hoe de besluitvorming plaatsvond en hoe dat vervolgens zijn beslag kreeg. Een dik, zwaar boek, hoewel de door mij gelezen tweede druk de lichtere versie schijnt te zijn. De eerste druk was een luxe editie, hardcover en met zilverdruk (een bepaald procedé voor zwart-wit foto’s) op een aantal pagina’s in het binnenwerk. Die was snel uitverkocht. De tweede druk is volgens de uitgever een simpelere uitvoering, softcover met flappen en geen zilver. Nou, als dat een simpele versie is … De 415 pagina’s zijn vrijwel allemaal voorzien van prachtige en ter zake doende illustraties: tekeningen, originele documenten en kaarten. En vaak bijzonder deprimerende en aangrijpende foto’s, die mensen in geruïneerde steden tonen. Alles ademt zorgvuldigheid, kennis van zaken en liefde voor het onderwerp, de Duitse stad.

Op de flappen van de tweede druk zijn lovende aanbevelingen geplaatst om dit boek te lezen van de groten uit het vak, te weten de betrokken disciplines planologie, wonen en architectuur, zoals Zef Hemel, Arie Duijvesteijn en Hugo Priemus. Als eenvoudig lezer sluit ik me daar graag bij aan, het is een geweldig boek en mooi vorm gegeven. Net als Hugo Priemus heb ik het na bezorging vrijwel in één ruk uitgelezen.

 

 

IJmuiden 

De reden waarom ik dit boek los van de indrukwekkende prestatie zo boeiend vindt, heeft een autobiografische achtergrond, waardoor ik de vrijheid neem in deze boekbespreking ook wat verdere, buiten het boek tredende reflecties op te schrijven.

Mijn fascinatie voor dit soort stedelijke landschappen in Duitsland komt waarschijnlijk voort uit het gegeven dat ik ben opgegroeid midden in wat je een ‘Duitse’ stad zou kunnen noemen, IJmuiden. De stad was Sperrgebiet in de oorlog en voor het overzicht door de Duitsers min of meer met de grond gelijk gemaakt en geallieerde bombardementen op de havens en de staalindustrie (de hoogovens) deden de rest. Het onvermogen van de geallieerden om binnen de mogelijkheden van die tijd goed te mikken, is een beeld dat stelselmatig terug komt in de literatuur van historici daarover. Overigens leerde men zoals altijd snel in oorlogstijd en vanaf midden 1943 was het mogelijk redelijk precies te bombarderen. Vandaar ook dat de hiervoor genoemde Dom in Keulen als enig bouwwerk nog overeind stond.

Na de oorlog leidde de wederopbouw van IJmuiden tot één van de grootste planningsblunders in de ruimtelijke ordening van het naoorlogse Nederland. IJmuiden, dat is de Lange Nieuwstraat. Net als het stadhuis, het crematorium Westerveld en het hoofdkantoor van Hoogovens (heden Tata Steel), is de Lange Nieuwstraat ontworpen door architect Willem Dudok. Hij ontwierp een centrum vanuit een maritiem georiënteerde gedachte in de vorm van een anker.[iii] Hij wilde volgens zijn notities de mooiste straat van Europa bouwen in de meest geordende stad van Nederland. Zolang het maar niet gezellig was. Zo moest de schouwburg bijvoorbeeld buiten het centrum komen, hetgeen ook gerealiseerd is. De schouwburg is nog steeds een eenzaam cultuurbaken in een woonwijk, wel met om de hoek het stadion van betaald voetbalclub Telstar. Maar die club, hoewel cultclub, trekt een ander publiek.  

Het was een compleet nieuw plan. In tegenstelling tot het uitgangspunt in de Duitse steden om rekening te houden met de nog aanwezige riolering- en waterleidingstructuur of wat dan ook onder de grond, kwam er boven èn onder de grond een nieuwe stad.

De as van dat inderdaad rampzalig genoeg verwezenlijkte anker, de Lange Nieuwstraat, ligt niet aan, maar qua windrichting pal op zee. Daardoor is het met een beetje wind al gauw een enorm tochtgat.  En die wind steekt in  IJmuiden sneller op dan elders. Aan de ene kant is een winkelgebied, onderbroken door flats, met aan de andere kant uitsluitend woningen. Er zat een plan achter, maar het werkte natuurlijk niet, zo’n halfbakken winkelstraat. Zeker omdat daartussen, geloof het of niet, een net niet vierbaansweg lag. Lag, want er zijn de afgelopen decennia voor zover mogelijk wel wat wijzigingen in het staatbeeld aangebracht.

Dudok wilde de mooiste straat van Europa bouwen, maar dat is dus voor de volledigheid dus niet gelukt. Hoewel ik een man ken die, net als de kennis van de uitvreter in de gelijknamige roman van Nescio die de Sarphatistraat de mooiste straat van Europa vond, jaarlijks naar de Lange Nieuwstraat gaat om de jaren vijftig te proeven. Ik ben opgegroeid in de Lange Nieuwstraat, toch  is het allemaal goed gekomen.

Naast Dudok hebben alle bekende architecten van die tijd zich stuk gebeten op de Lange Nieuwstraat. Of eigenlijk op het eigenzinnige karakter van Dudok. Dudok zou samen werken met de architecten van de wederopbouw van Rotterdam, het gerenommeerde duo van de Lijnbaan van de Broek en Bakema, maar ze kregen ruzie met Dudok. Compromissen waren het gevolg. Dat geldt ook voor de gerealiseerde bouwprojecten met architect Maaskant, een relatie die zich laat kenschetsen als een verstandshuwelijk.

Naast die mooiste straat van Europa moest IJmuiden vervolgens in Dudoks visie ook de meest geordende stad van Nederland worden. Dat lukte beter. In de vroege films van de zoon van de vroegere directeur van de genoemde IJmuidense schouwburg, Alex van Warmerdam, zie je nog zulke steden en geordende landschappen. In het hart daarvan opgroeien doet later in het leven een merkwaardig verlangen ontstaan naar aangeharkte stedelijke landschappen. Eenmaal in een Duitse stad, weerspiegelt de sfeer vaak dat verlangen en de verklaarbare weemoedigheid die daar bij te pas komt.

 

Remscheid

Eén van de indrukwekkendste boeken qua vormgeving die ik in bezit heb, gaat over Remscheid, een wat onbeduidend plaatsje net buiten het Roergebied. Ik was ooit ambtenaar bij het Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting van het ministerie van VROM. Het DG had toen nog een eigen bibliotheek, die zonder twijfel nu weg bezuinigd zal zijn. Het DG Volkshuisvesting bestaat namelijk ook niet meer (maar de woningnood wel, dit terzijde). Er was overigens nooit iemand in die bibliotheek. Ik had tijd genoeg, want ik vertikte het te doen wat iedereen daar deed, zinloos beleid maken dat geen enkel effect had. Er stond permanent een grote bak met weg te gooien boeken. Waarin pareltjes zaten, waaronder het boek over Remscheid. Het boek opent met een uitneembare kaart van 2 bij 1.5 meter, met vervolgens bladzijde na bladzijde fraai ingekleurde kaarten met plannen. Pro memorie, Remscheid komt niet voor in het boek van De Vreeze, je kunt niet alles bespreken.

En tussen droom en daad… Ik ben wezen kijken in Remscheid. Tussen de dromen in het boek en de bezwaren van de praktijk is er iets mis gegaan. Ik had gerekend op een stad als IJmuiden, maar het overtrof mijn stoutste verwachtingen. Het is lelijk en sfeerloos herbouwd. Het plan is niet herkenbaar. Dat hoeft overigens geen garantie te zijn. De Franse stad Le Havre is wel volgens plan uit haar as herrezen, maar ook daar krijgen weinig mensen een warm gevoel bij. Behalve de UNESCO. Ik zei nog tegen vrienden toen we daar rond liepen: “Dit komt ooit op een monumentenlijst.” Bleek het allang een door de UNESCO gelauwerd stadsgebied te zijn. Smaken verschillen niet alleen, ze veranderen ook. De belangstelling voor jaren vijftig architectuur vergaat het als veel kunst: geprezen in de tijd van maken, vergeten en weggemoffeld in de periode daarna en dan na geruime tijd weer volop in de aandacht. Zelfs Shakespeare en Rembrandt is dat overkomen. Denk aan de brutalistische architectuur uit de jaren vijftig en zestig die er steeds meer in slaagt aan de slopershamer is ontkomen en de laatste jaren op meer aandacht en bescherming kan rekenen[iv]. De Duitse steden staan er vol mee.

 

 

Ulm

Het kan anders dan in Remscheid. Als ik uit de Duitse steden die ik bezocht heb, en dat zijn er best veel, er één zou moeten uitkiezen die althans in mijn observatie geslaagd herbouwd is, dan schiet me onmiddellijk Ulm te binnen. Ulm komt in dit boek overigens, nogmaals je kunt ook niet alles gezien hebben, nauwelijks aan bod. Een keer als vernoeming in een serie middeleeuwse steden, één illustratie en als vermelding in de paragraaf ‘De gastvrije stad’ met een hoge score op vestigingsklimaat, economische ontwikkeling en toekomstgerichtheid. Dat geloven wij graag. De oevers langs de Donau zijn een met aandacht ontwikkeld wandelgebied en een eiland in de rivier met de treffende naam Insel, is prachtig architectonisch uitgelicht. Nieuw en oud lijken ongemerkt naast elkaar te staan, terwijl bijvoorbeeld in een stad als Duisburg elk huis met een kleurtje en meestal een soort van klokgevel, dus oud, zal maar zeggen opvallend opvalt.

Dit ondanks de bestuurlijk hindernissen die er waren. Over elke oever was en is aparte besluitvorming noodzakelijk. Ulm en aan de andere kant van de Donau Neu-Ulm zijn twee verschillende gemeenten. Het gebouw iets verderop in de stad waar voor Ulm de bevoegde autoriteiten die planologische beslissingen nemen, is ook weer gedurfd tussen oudere architectuur neergezet. Die omringende architectuur kan je onmogelijk over het hoofd zien, het betreft de grootste protestantse kerk ter wereld met de hoogste kerktoren ter wereld. Het stadhuis, daar hebben we het over, doet sterk denken aan dat van Den Haag, het ‘IJspaleis’,  ook vanwege het feit dat wit de enige kleur is voor beide gebouwen. De gelijkenis is logisch want dit stadhuis in Ulm is ontworpen door dezelfde architect, de Amerikaan Richard Meier, in dezelfde periode.

Nog mooier is de Visserswijk (Fischerviertel). Twee armen van de rivier de Blau stromen op een speelse manier door de wijk en monden uit in de Donau. Veel van de pittoreske gebouwen uit de 15e tot 17e eeuw staan ​​voor een deel direct in het water. Vanwege de zachte grond zonken ze voor deel in de bodem of in de rivier in de loop der tijd. Deze scheefheid van veel huizen geeft de Visserswijk haar charme. Ook merk je hier weinig van oud en/of nieuw en zonder Antoon Pieck gedachten. Het is allemaal bijzonder geraffineerd gedaan en het is er aangenaam vertoeven. Ulm is een stad met een ziel.

 

 

 

Ziel

De titel ‘De ziel van Duitse steden’ dekt de lading beter dan de subtitel ‘Het drama van verwoesting en wederopbouw’. De Vreeze beschrijft uitgebreid de Duitse stedengeschiedenis vanaf de vroegste tijd. Daarbij valt het wel op dat het Oosten van Duitsland, het gebied van de voormalige DDR, vrijwel niet bestaat in het boek. Natuurlijk, Dresden en Weimar, daar kun je niet omheen en Rostock, Potsdam en Maagdenburg komen ook wel even voorbij, maar alles is vanuit een Westduits perspectief opgetekend. Nergens is iets te lezen over de overwegingen in de DDR en de gevolgen daarvan. Die archieven zijn inmiddels wel toegankelijk. Het maakt nieuwsgierig. Jammer dat er geen Oostduitse wederopbouw geschiedenis is in het boek. Dat had heel verhelderend kunnen uitpakken. Het Ludwig museum in Keulen had een tijdje geleden een tentoonstelling over hoe het werk van Pablo Picasso werd ervaren in de voormalige landen West- en Oost-Duitsland. Ander onderwerp, maar dat ging over meer dan Picasso. Het duidde hoe die landen maatschappelijk, cultureel en politiek van elkaar verschilden. Een vergelijkend perspectief maakt nieuwsgierig en is wellicht alsnog de moeite waard.

De ziel van Duitse steden is los van een fraaie boektitel, ook vol betekenis in mijn visie. Duitsland was een jong land in 1941, nog geen mensenleven oud, 70 jaar. Duitsers bestonden altijd al wel, maar er was geen nationale staat tot 1871. In de verspintering aan vorstendommen en koninkrijken (Pruisen, Beieren), was de stad de bepalende geografische identiteit. Daar hoor je in de voetbalwereld nog een echo van. De Bundesliga is veel meer dan elders een stedencompetitie, elke club heeft de stad in zijn naam en in Duitsland is bijvoorbeeld Ajax opeens Ajax Amsterdam en AZ is AZ Alkmaar.

Lang wist men ook niet echt waar Duitsland eigenlijk lag, onder meer verwoord in het beroemde gedicht Des Deutschen Vaterland van Ernst Moritz Arndt uit 1813, dat we weer van stal halen[v]. Couplet voor couplet verkent hij de mogelijkheden voor de toekomstige topografie van Duitsland en telkens moet het vaderland van de Duitser groter zijn, te beginnen met:

Was ist des Deutschen Vaterland?

Ist’s Preußenland, ist’s Schwabenland?

Ist’s, wo am Rhein die Rebe blüht?

Ist’s, wo am Belt die Möve zieht?

O nein! nein! nein!

Sein Vaterland muß größer sein.

Zelf heb ik in de jaren tachtig in een paper voor het Instituut Clingendael nog betoogd dat Duitsland toen in feite uit drie landen bestond (BRD, DDR en Oostenrijk)[vi] . Bij mijn toenmalige werkgever, het ministerie van Buitenlandse Zaken, werd dat overigens niet begrepen, noch gewaardeerd.

Waar het op neer komt is dat het niet hebben van een land of natiestaat voor de Duitser vooral eeuwenlang een identificatie met de stad betekende. Vandaar dat ‘ziel’ zo’n treffende titel is, hoewel De Vreeze dit speelveld uit de geschiedschrijving niet betreed.

 

Analyse

Na de proloog, de wandeling door München, kent het boek vier kloeke delen en een epiloog. Het boek is maar deels chronologisch. Een analyse van de bombardementen zelf vormt deel 1. Het is een huiveringwekkend verhaal. Het komt er op neer dat door de bewust gecreëerde vuurstormen honderdduizenden Duitsers levend zijn verbrand op straat of anders geroosterd in bunkers of andere schuilplaatsen. Over zowel de effectiviteit als de mate gruwelijkheid van die vuurstormen was nagedacht.

De eerste cijfers in 1945 gingen uit van 305.000 doden, nu staat de teller op het dubbele. Reken daar bovenop 780.000 gewonden en 7,5 miljoen daklozen (door de bombardementen, dus niet met de 12 miljoen vluchtelingen uit het Oosten meegerekend). Er zijn vier miljoen geallieerde vluchten uitgevoerd, tenminste dat lees je op bladzijde 63, maar dat is waarschijnlijk een nulletje teveel, want op pagina 327 zijn het er 400.000. Ook dat is bijna niet te geloven tot je leest dat er drie miljoen ton bommen is afgeworpen boven Duitsland vanuit 129.000 vliegtuigen (waarvan er 40.000 verloren gingen) door 1,3 miljoen man vliegpersoneel[vii], waarbij zowel de Amerikanen als de Engelsen circa 80.000 mensen verloren.

Vrijwel alle steden verloren minstens meer dan de helft van hun huizenbezit. Eén stad, Pforzheim, alles. We weten inmiddels wel wat meer van die bombardementen dan alleen over die op Dresden waar het altijd over lijkt te gaan[viii]. Die gebeurtenis heeft wel beklijft in het collectieve geheugen, omdat die in de literatuur en de cinema geresoneerd heeft en goed beschreven is[ix]. Maar het bombardement is er maar één van de vele.

En waarom, waartoe? De reden was tweeledig. Ten eerste speelde vergelding. Dat gold  voor de Britten vanwege het bestoken van Londen in de zogenaamde Blitz(krieg). Vanaf september 1940 begon nazi-Duitsland Londen te bombarderen. Het duurde 57 dagen en leidde tot 30.000 doden en 100.000 vernielde huizen. Ook andere Britse steden kwamen aan de beurt, waarbij vooral het vernietigen van de historische binnenstad van Coventry is blijven hangen in het collectieve geheugen. De tweede reden was het idee om de Duitse bevolking door de bommenregens te demoraliseren. Over of dat lukte is veel geschreven door historici en het lijkt er sterk op dat deze ‘moral bombing’ toch niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. En als het invloed had gehad, wat dan nog als je te maken had met een meedogenloos en consequent wreed regime dat geen enkele vorm van kritiek of verzet toeliet?

Deel 2 gaat over de Duitse stedengeschiedenis, deel 3 over de exotische planologie voor de Duitse stad in de nazitijd. In deze twee delen staat de auteur stil bij de ontwikkelingen op het gebied van architectuur en bouwen in de Weimar republiek en in het Nazi tijdperk.

In deel 4 worden die periodes ingekaderd in de wederopbouw gedachten, dat wil zeggen dat beschreven wordt hoe beide periodes hun sporen nalieten na de oorlog. Met name tijdens de Weimar republiek (1918-1933) waren er veel ontwikkelingen in de stedenbouw[x]. De ironie wil, althans dat komt bij mij ironisch over, dat een groot deel van de idealen uit de Weimar tijd van een aantal vooroorlogse bouwers en architecten juist door de nieuwe situatie die ontstond na de oorlog zijn verwezenlijkt. De nieuwe situatie was een kans, een ongekende carte blanche. Veel voor 1933 actieve bouwers en architecten waren juist degenen op wie de nazi’s het gemunt hadden. Maar ze trokken uiteindelijk aan het langste eind en stonden aan de goede kant van de geschiedenis, mits nog in leven en niet blijvend geëmigreerd. Een voorbeeld daarvan is de Bauhausgroep.

 

Na de oorlog

De hele afschuwelijke geschiedenis van de bombardementen op Duitsland heeft betrekkelijk weinig aandacht gekregen. De misdaden van de Nazi’s in de Europese landen en de vernietiging die hun legers en bezetters daar brachten, overstegen alles dat er in de geschiedenis is aangericht. Het was zodoende lastig het over het leed van de Duitsers te hebben. De rest van de wereld was gepreoccupeerd met de vernietiging van hun land, het verderf en de naweeën daarvan en de moorden op de eigen burgers. Wat ook niet hielp, was dat de voormalige vijanden ten Westen al snel gewaardeerde bondgenoten werden. Goed, het bombardement op Dresden, daar hebben velen over gehoord. Maar dat Hamburg nog zwaarder is getroffen doordat het veel consequenter is bestookt en dat van een plaats van notoir historisch belang als Keulen ook niet zo heel veel meer over was, dat beseft of weet niet iedereen.

De Duitsers zelf zaten niet bij de pakken neer. De animo om terug te kijken en te reflecteren was de eerste decennia nihil. Dat eigen leed was er wel, maar onnoembaar. De Duitsers hebben last gehad van selectief geheugenverlies, een fase in het rouwproces (mijn woorden, niet die van De Vreeze) van ontkenning. Kijk naar de plaatsbeschrijvingen van Duitse steden op de Duitse Wikipedia of elders, bijvoorbeeld in reisgidsen. Je vindt er vaak weinig over de verwoestingen in de oorlog, niet meer dan een plichtmatig regeltje of zelfs niets ...

Nu is het wel zo, en dat is in dit boek ook uitgebreid beschreven, dat in de laatste maanden van de oorlog en de eerste jaren daarna, Duitsland een chaotische, wetteloze en totaal uit het lood geslagen samenleving was. Er was simpelweg helemaal niets: geen huizen, geen eten, geen geld, geen mannen, geen bestuur, geen politie, geen werk, noem maar op [xi]. Deze periode heeft niet voor niets de alles zeggende aanduiding Stunde Null mee gekregen. In het ontheemde en vernietigde land was de eerste jaren geen sprake van wederopbouw of uitgewerkte plannen daartoe. Iedereen was maar met één ding bezig en dat was overleven. Wat lang niet altijd lukte.

 

 

Auteur

De auteur, architect Noud de Vreeze (1948) heeft op het gebied van bouwen en wonen zijn sporen verdiend. Hij was stadsarchitect van Amersfoort en werkte bij diverse organisaties, corporaties en overheid, op het gebied van sociale woningbouw en stadsontwikkeling. Zo was hij directeur van het Stimuleringsfonds voor Architectuur in Rotterdam, directeur van de stichting WZNH, die voor 42 gemeenten in Noord-Holland welstandscommissies organiseert en voorzitter van het baken van de jaren vijftig architectuur, het Amsterdamse Van Eesterenmuseum. Tevens was hij docent aan verschillende onderwijsinstellingen en betrokken bij Archis [xii]. Kortom, een expert in naoorlogse architectuur, volkshuisvesting en planologie.

 

 

 

Aachen en Köln

Los van dat het Oosten niet aan bod komt, valt er dan helemaal niets te zeggen ter verbetering van dit boek? Jazeker, de benaming van de steden. Het is voor velen ongetwijfeld een klein puntje, maar mij zit het al jaren behoorlijk hoog.[xiii] We zijn de weg kwijt voor wat betreft de buitenlandse plaatsnamen. En met alle waardering voor zijn prestatie door het schrijven van dit boek, Noud de Vreeze (of wellicht zijn eindredacteur, dat zou ook kunnen) maakt er echt een potje van, zowel in zijn keuzes, als in het consequent zijn daar in. Mag ik even?

Taalpuristen hebben de afgelopen jaren echt een slachting aangericht. Peking heeft het geBejing kunnen afslaan, maar het geMumbai en geGuangzhou is niet van de lucht. Het zijn plaatsen die we eeuwenlang Bombay en Kanton hebben genoemd en geen Indiër of Chinees die zich er druk over maakte of maakt. Onze verhouding met geografische aanduidingen is steeds problematischer. Redacties zouden ons tot scherpte op dit punt kunnen manen, maar verzaken. De genoemde plaatsnamen zijn dan tenminste wellicht taalkundig in orde, alleen wie weet nog wat we bedoelen als we ergens heen gaan. Ik was in Guangzhou enige tijd geleden, maar velen in mijn omgeving moesten even nadenken waar dat was, terwijl de keuken nog wel Kantonees is. Wat is dit voor gekkigheid?

Zelfs het bastion der oude, vertrouwde Duitse plaatsnamen ligt onder vuur. In dit boek is de  germanisering van steden uit de hand gelopen. Wie heeft het in het Nederlands over Nürnberg, Aachen, Magdeberg, Kleve of Köln? Hou op, dat zijn toch gewoon net als in deze boekbespreking Neurenberg, Aken, Maagdenburg, Kleef en Keulen? En de ergste: Strassburg, dat is zelfs geen Duitse stad. Maar Berlijn is in dit boek dan weer gewoon Berlijn en geen Berlin …. Je bedenkt een kronkelredenering voor deze afwijking: dat is consequent, want andere genoemde hoofdsteden zoals Rome, Wenen, Athene en Parijs zijn in dit boek wel weer in het Nederlands vermeld en hoofdstedelijkheid is blijkbaar een schrijfcriterium voor de keuze van de Nederlandse versie.  Maar nee, die redenering gaat ook weer niet op, Londen is telkens geschreven als … London.

Waar is taal voor bedoeld? Toch vooral om duidelijkheid te scheppen naar elkaar over van alles en nog wat. Waarom mogen wij niet de eeuwenlange vrijheid koesteren om te spreken en te schrijven over, ik noem maar wat, Rome en Florence in plaats van Roma en Firenze en nog veel meer plaatsnamen? Aachen en Köln, graag Nederlands, die wurden doch auch ins Deutsch nicht an einem Tag gebaut?

 

Eén dag was het niet, de wederopbouw, voortvarend wel, geslaagd wellicht voor sommigen. De Duitsers hebben met ongekende energie hun land doen herrijzen. De auteur spreekt zijn verbazing daarover uit, maar slaagt er goed in de verklaringen daarvoor te geven en te beschrijven hoe dat in zijn werk ging.

Duitsland is wel een heel ander land dan voor en in 1941. Of in 1841. De Vreeze heeft deze bouweruptie en de wederwaardigheden er omheen op een rijtje gezet en wandelen, werken of anderszins verkeren in een Duitse stad zal na lezing van dit boek niet meer hetzelfde zijn. Voor geïnteresseerden in onze oosterburen, in planologie, in architectuur en in Europese geschiedenis is dit boek een aanrader.

Er is alle reden de lessen van oorlogsbombardementen en wederopbouw nu ter harte te nemen. De bombardementen in Oekraïne, Gaza en Syrië laten dagelijks zien hoe desastreus dergelijke oorlogshandelingen zijn. Maar ooit zal ook daar wederopbouw plaatsvinden. Er is altijd hoop, hoe rampzalig de situatie is of ooit was, ook dat spreekt uit dit boek.

En de reis terug in de tijd naar Regensburg is gepland, vol verwachting klopt ons hart.

 

* De uitgeverij heeft niets meer voorradig, wel zijn nog exemplaren beschikbaar via de auteur: nouddevreeze@xs4all.nl of bij antiquariaten.

 


[i] Pro memorie, het is niet mogelijk de bouwplaats particulier te bezoeken, wij kregen de kans vanwege zakelijke contacten. Met dank aan mijn Rijnconsult collega’s van het team Binnenlands Bestuur en in het bijzonder Auke de Ridder, Niels van Dongen en Marcella Rijkschroeff die er slaagden het voor elkaar te krijgen dat wij onder het Hauptbahnhof mochten afdalen.

[ii] Dat geldt trouwens ook voor reizen met de trein door Duitsland. Velen die recent door Duitsland met de trein hebben gereisd, hebben kunnen ervaren dat de DB bijna dagelijks een wanprestatie levert.

[iii] Pieter Rings, Dudok in Velsen. Het geheim van de Lange Nieuwstraat, Haarlem 2005.

[iv] Een mooi voorbeeld is het complex Leeuwenburg in Amsterdam, zie: https://www.parool.nl/ps/leeuwenburg-naast-amstelstation-gered-je-moet-straks-een-zonnebril-opzetten-als-je-langsloopt~b3a4efba/

[v] Zie De Habsburgers en Oostenrijk, bespreking van: De Habsburgers. De opkomst en ondergang van een wereldmacht, Martyn Rady; Erwin van de Pol, Civis Mundi 126, september 2022

[vi] Een jaar later verschenen als opiniestuk: Geen reden nu aan de grenzen van drie Duitse staten te knoeien; Erwin van de Pol, Het Parool, 28-7-1989.

[vii] Op bladzijde 63 staat ‘vliegeniers’. Wellicht dekt dat de lading als daar ook de schutters en navigators in zijn meegenomen en bedoeld, maar bij vliegeniers denkt men wellicht aan alleen piloten, vandaar dat ik er ‘vliegpersoneel’ van heb gemaakt.

[viii] Vooral het boek Dresden. Dinsdag 13 februari 1945 van de Britse historicus Frederick Taylor uit 2005 geeft veel inzicht in deze. In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden gaat het boek niet alleen over het bombardement op Dresden, maar ook over de hele Britse oorlogsmachinerie die achter de bombardementen strategie schuil ging.

[ix] Onder meer Het stenen bruidsbed, roman van Harry Mulisch (1959) en Slachthuis vijf (Slaughterhouse-Five), roman van Kurt Vonnegut (1969) en de film Dresden van Roland Suso Richter (2005).

[x] Zie hiervoor ook het uitstekende boek De Weimarrepubliek 1918 - 1933. Over de kwetsbaarheid van de democratie van Patrick Dassen (mijn bespreking was in Civis Mundi 131, februari 2023).

[xi] Zie hiervoor bijvoorbeeld de veelzeggende en ontroerende interviews met 23 kunstenaars en auteurs over de maanden voor en direct na het einde van de oorlog: Mein Kriegsende, Erinnerungen an die Stunde Null Dieter Hildebrandt en Felix Kuballa (2010)

[xii] https://archis.org/

[xiii] Guangdong kent niemand, Kanton wel, Erwin van de Pol, Het Parool, 5 januari 2009 en Belarus, een daad van verzet, Erwin van de Pol, JOOP, 09-09-2020.