Civis Mundi Digitaal #152
In de vorige delen kwamen twee boeken aan de orde, Erewhon or Over the Range van Samuel Butler uit 1872 en The Coming Race van Edward Bulwer-Lytton uit 1871. Beide boeken tonen overeenkomsten, maar ook verschillen. De belangrijkste inhoudelijke overeenkomst is de uitgebreide beschrijving van een onbekende, door de Ik-persoon van de verhalen ontdekte, samenleving. Beide schrijvers publiceerden de boeken aanvankelijk anoniem. De een was bekender dan de ander in hun tijd, de een aan het einde van een lange carrière als auteur en politicus, de ander halverwege zijn leven en was later vooral bekend om zijn geschriften over het Darwinisme, over kunst en veel meer. Kennelijk heerste bij beiden een zekere terughoudendheid, een zorg om te laten weten dat zij verantwoordelijk waren voor de bijzondere inhoud. Butler is daar verder niet duidelijk over[1]. Bulwer-Lytton publiceerde veel van zijn werk aanvankelijk anoniem, omdat hij niet van kritiek hield. Zijn belangrijkste overweging was echter dat een werk als zodanig beoordeeld diende te worden en niet op basis van de naam van de auteur[2].
Speculaties over de auteurs leidden al snel tot de juiste conclusies omtrent de namen. Bij Butler duurde het net twee maanden[3]. Voor hem is het een boek dat hem laat roem bracht in tegenstelling tot zijn andere boeken. Hij is er zelf echter negatief over: “Erewhon, dat als een molensteen om mijn nek hangt”[4]. Uiteindelijk schreef hij de laatste versie Erewhon revisited in 1902 om meer financiële armslag te hebben. Een versie die sterk veranderd is ten opzichte van de eerdere versies, die slechts kleine wijzigingen omvatten. Butler deed overigens voorkomen of er maar beperkt een en ander veranderd was.
In de volgende delen van de korte serie komen enkele saillante elementen van beide boeken aan de orde, zonder aanspraak te maken op volledigheid.
Overgangsfase
In beide boeken begeven zich de hoofdpersonen, de vertellers van het verhaal, op weg. In Erewhon or Over the Range is enerzijds nieuwsgierigheid de belangrijke drijfveer, anderzijds de hoop achter de bergen onontdekt land te vinden, waar goed schapen geteeld kunnen worden. Er is dus ook een financieel aspect. In The Coming Race is er vooral nieuwsgierigheid om te weten te komen wat er zich ondergronds afspeelt. De bevriende ingenieur zag immers diep onder de grond licht, een soort weg en hoorde geluiden als van stemmen. Beide vertellers overkomt ongeveer hetzelfde, varianten op een thema, voordat ze werkelijk de andere wereld binnentreden.
Bij Butler komt de hoofdpersoon op het zadel van de bergkam en ziet in de verte het land erachter. Tevens ziet hij kort na het zadel grote stenen figuren staan, een soort Stonehenge, die hem in verwarring brengen. Hij valt flauw en stort neer. Wanneer hij bijgekomen is, schrikt hij opnieuw van de monsterlijke beelden, die aangeblazen door de wind een naargeestig geluid produceren. Het is een beeld dat voorkomt in mythologische en andere verhalen, waarbij de figuren een soort wakers aan de poort tot een andere wereld zijn. Even later en verder op het pad naar beneden wordt de verteller moe en valt in slaap. Hieruit wordt hij door welluidende belletjesmuziek gewekt. Het klinkt als een variatie op het thema, een soort inwijding in een andere wereld. Voormalig hoogleraar Engelse taal- en letterkunde Lee Holt is in de biografie van Butler meer platvloers in zijn verklaring[5]. De gehele situatie symboliseert volgens hem dat Butler zijn benauwende jeugd, zijn religieuze opvoeding en de ermee samenhangende ervaringen achter zich laat en werkelijk zichzelf als het ware nieuw uitvindt. (p. 10). De tien stenen beelden zouden de Tien Geboden symboliseren[6].
De verteller van Bulwer-Lytton wordt bij de val van zijn vriend de ingenieur door een rotsblok aan het hoofd getroffen en valt als ware hij verlamd neer. Bijgekomen ziet hij dat de ingenieur is omgekomen. Meteen daarop ziet hij uit een rotspleet komend de kop van een draak, een buitenaards monster. Het staart hem aan en verdwijnt weer.
Patrick Parrinder, voormalig hoogleraar Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Reading, ziet in beide romans, zoals in meerdere door hem als dystopisch benoemde romans, voorbeelden van rituelen[7]. Hij maakt gebruik van de opvattingen van de Franse etnoloog Arnold van Gennep (1873-1957, één van zijn ouders was Nederlands), die over zogenaamde overgangsrituelen in verscheidene culturen publiceerde. Deze spelen een rol in een zogeheten liminaliteit, een fase tussen oud en nieuw. Niet verwonderlijk wellicht, noemt hij ze preliminair, liminiair en postliminair.
vanede.nl
Parrinder gaat uitvoerig op deze drie in bij de bespreking van de beide romans. Beide vertellers gaan op weg met een begeleider. In beide gevallen scheiden zich hun wegen. Bij Butler vlucht Chowbok angstig voor wat komen gaat terug naar veiliger oorden. De grote beelden staan voor een magische en verboden te passeren grens. Bij Bulwer-Lytton stort de ingenieur naar beneden en komt om. De verteller gaat verder de diepte in, en soort graf, een onderwereld. In de volgende fase, de overgang naar het nieuwe, zijn beide vertellers bewusteloos of flauw gevallen en later in slaap. In de derde fase worden zij – voorlopig – opgenomen in de nieuwe wereld. Boven ging ik al in op de tweede fase, de overgangsfase.
Hoewel bij het lezen van beide boeken elementen worden teruggevonden die ook passen bij Joseph Campbell’s The Hero with a Thousand Faces[8] missen er vele elementen die bij het concept van de monomythe horen. Campbell karakteriseert het als volgt: “De standaard gang van het mythologische avontuur van de held is een uitvergroting van de formule die wordt voorgesteld in overgangsriten: vertrek-initiatie-terugkeer: die de kerneenheid van de monomythe zou kunnen worden genoemd.” Het verbaast niet dat Campbell in zijn boek naar Van Gennep verwijst, maar hij bouwt deze kerneenheid veel verder uit. Zijn vele details, leidend tot zeventien fasen, zijn niet terug te vinden in de besproken boeken. Ook in de literatuur over beide wordt hier vrijwel geen aandacht aan besteedt. Parrinder wijst hier slechts op Van Gennep en verder nog op Turner[9] die ook wijst op overgangsriten, maar de beide boeken niet in zijn betoog heeft opgenomen.
Het democratisch gehalte van de samenleving
In The Coming Race schildert Bulwer-Lytton een vreedzame samenleving, waarin iedereen vrijwel gelijk rechten heeft. De Vril-ya voelen zich daarmee ver verheven boven volkeren die nog in een gewone democratie leven, waar de meerderheid beslist, maar de minderheid regeert. Dit is in hun ogen slechts een ten dode opgeschreven overgangssituatie, waarna men tot het besef komt dat er betere alternatieven zijn.
Hoogleraar Engelse taal- en letterkunde in Toronto Jennifer Judge[10] geeft aan dat de uiteenzetting van de Vril-ya en hun afkeer van de democratie overeenkomt met de opvattingen van de auteur, zoals hij die in de tweede helft van zijn leven als politicus uitdraagt. Voordien was hij een voorstander van verdere democratische ontwikkelingen in Engeland. Interessant is daarbij dat de Vril-ya samenleving met gelijke rechten voor vrouwen en mannen hem ook niet past. Judge concludeert dat “de politieke moraal van de tekst is dat de Engelsen democratie moeten vermijden als ware het de hel zelf.”
Het algemeen welbevinden is in deze maatschappij een centraal thema. In het hoofdstuk over de taal van de Vril-ya schrijft Bulwer-Lytton: “een woord dat constant in hun mond is, is A-glauran, wat hun politieke geloofsbelijdenis aanduidt, namelijk dat “het eerste principe van een gemeenschap het welzijn van allen is”. (p. 87). Bij het lezen over deze samenleving van de Vril-ya dringen zich vergelijkingen op met de samenleving in Juli Zehs Corpus Delicti[11] (zie CM 127), door de schrijfster als een soort wellness samenleving beschreven, waarbij het welzijn voor allen boven het individuele uitgaat. Natuurlijk met forse dystopische trekken, maar ook de Vril-ya zijn niet vies van harde maatregelen, wanneer hun ‘mooie’ wereld bedreigd lijkt te zijn.
Ook Philippe Muray’s[12] al te gelijkgeschakelde wereld, waarin alleen nog het gezamenlijk wegdromen van belang is, het gelukkig zijn, heeft overeenkomsten met de ondergrondse samenleving van de Vril-ya. Het Goede beheerst bij hem de wereld. Bij Bulwer-Lytton kennelijk ook ondergronds.
Bulwer-Lytton geeft een lange beschrijving van deze samenleving en haar bewoners, waarbij gelukkig zijn de normale toestand is. “Geluk is het doel waarnaar ze streven, niet als de opwinding van een moment, maar als de heersende voorwaarde van het hele bestaan en de aandacht voor het geluk van elkaar blijkt uit de voortreffelijke vriendelijkheid van hun manieren.” (p. 115, 16). Judge noemt hen “morele machines”. Zij wijst hierbij op gewoontevorming en gaat diep in op de rol ervan bij Bulwer-Lytton. Zij laat zien dat de Vril-ya samenleving tot in het diepst van de poriën door gewoontevorming wordt beheerst. De mogelijkheid tot vliegen, het beheersen van de Vrilstaf, het altijd gelijkmatig zijn in houding en gedrag, het nooit tonen van emoties, het nooit opgewonden raken, het gelukkig zijn en nog meer, worden door haar als symptomen gezien van deze gewoontevorming, die in de Victoriaanse tijd, aldus Judge, een belangrijk onderwerp van wetenschappelijke discussie was.
Bulwer-Lytton laat satirisch zien waaraan deze discussie hem doet denken. Hij maakt de Vril-ya tot wezens die geen filosofische discussie meer voeren, geen kunstzinnige uitingen kennen, geen literatuur, die alles doen om het leven zo comfortabel mogelijk te maken, waarbij hun cultuur er een geworden is van “rustgevende onverschilligheid”. (p. 27) Daarbij zijn ze onfeilbaar.
Bulwer-Lytton zelf is luid en duidelijk in een brief van juni 1871 aan zijn zoon: “Ik denk niet dat mensen het hoofdidee van het boek hebben begrepen of waarschijnlijk zullen begrijpen, namelijk dit: Ervan uitgaande dat alle verschillende ideeën van filosofische hervormers zouden kunnen worden verenigd en praktisch gerealiseerd, zou het resultaat ten eerste zijn, een ras dat dodelijk moet zijn voor onszelf; onze samenleving zou er niet mee kunnen samengaan; het zou dodelijk voor ons zijn, niet vanwege zijn ondeugden, maar vanwege zijn deugden. Ten tweede zou de verwezenlijking van deze ideeën een maatschappij voortbrengen die we extreem saai zouden vinden en waarin de huidige gelijkheid alle glorie zou voorkomen.”[13]
Voor Christopher Lane, voormalig hoogleraar en deskundige op het terrein van het Victoriaanse tijdperk, wijst Bulwer-Lytton hiermee een dystopisch trekje in de roman aan. Een wereld waarin alleen maar verveling verdreven moet worden is in zijn ogen dystopisch te noemen[14]. Een variant op Muray aldus.
Butler’s samenleving kenmerkt zich doordat alles tegenovergesteld is of lijkt aan de samenleving waarin de auteur leefde. Butler speelt niet alleen met namen, maar ook met de inrichting van de samenleving. Ziekte, criminaliteit, geloof, kerken, alles in tegenovergesteld, is in het omgekeerde verandert. Roger Robinson, voormalig hoogleraar Engelse taal- en letterkunde in Wellington, Nieuw Zeeland meent dat naast andere overwegingen omtrent het satirisch karakter dat hierdoor wordt opgeroepen, ook Butlers leven op het zuidelijk halfrond hieraan heeft bijgedragen. Immers daar is veel omgekeerd aan zijn wereld in Engeland. Het heet niet voor niets het land van de antipoden[15]. Daarnaast is uit de roman duidelijk dat Butler reflecteert op de Engelse samenleving. Het is alsof hij in vertekenende spiegels heeft gekeken[16].
Bulwer-Lytton laat zijn verteller uit Amerika komen. De beschrijvingen die de verteller over zijn samenleving geeft, laten zien hoe Bulwer-Lytton als Engelse politicus naar Amerika keek. De negatieve reacties erop van de Vril-ya zijn aldus gericht op de Amerikaanse samenleving, waar Bulwer-Lytton niets van moest hebben, geeft Geoffrey Wagner, bij leven hoogleraar Engels in New York, aan[17]. Dit lijkt in tegenstelling te zijn tot de opvatting van Lane die aangeeft dat Bulwer-Lytton de mens zo ingesteld is op concurrentie, dat gelijkheid, zo die in werkelijkheid bestaat, afgewezen zou worden. Hier zou niet Amerika aan ten grondslag liggen, maar de uitwassen en de resultaten van de Parijse Commune.
Feminisme
In The Coming Race is Bulwer-Lytton zeer duidelijk. De vrouwen zijn groter dan de mannen. Zij zijn de onderzoekers en docenten in de hogeschool. Zij zijn degenen die de huwelijksaanzoeken doen, die de man vrijwel niet weigeren kan. Ook hier een omkering van de normen in Engeland. De Gy-ei geven zelfs met de kleur van hun kleren aan of zij geen behoefte hebben aan een partner, of op zoek zijn naar een partner, of getrouwd, dan wel weduwe enz. (p. 238). “Het fenomeen van een oude vrijster komt niet voor”, aldus de auteur. (p. 76).
Toch zijn critici van mening dat er hier sprake is van anti-feminisme. Er is een omkering van het patriarchale, maar geen echte gelijkheid der seksen. Ook de beschrijving van het gedrag omvat alle stereotypen die Victoriaans Engeland aan vrouwen toeschrijft[18].
Wagner gaat uitvoerig in op Bulwer-Lytton’s houding ten opzichte van vrouwenemancipatie, zoals dat naar voren komt in The Coming Race en zegt: “hij had principieel bezwaar tegen de nieuwe vrouw”. Ook Robert Lee Wolff, voormalig hoogleraar geschiedenis aan Harvard University, benadrukt Bulwer-Lyttons afkeer van gelijkheid en vrouwenemancipatie[19].
Dit thema komt niet naar voren bij de besprekingen van Butler’s Erewhon or Over the Range. De samenleving van de Erewhonians laten sociale verhoudingen tussen de seksen zien, zoals die voorkwamen in Victoriaans Engeland. De gewoonte dat in Erewhon eerst de oudste dochter des huizes gehuwd moet zijn alvorens andere dochters kunnen trouwen, kan niet als feministisch of anti-feministisch geduid worden. Het was in Butler’s tijd min of meer de norm.
Tot slot
In beide boeken komen meerdere interessante thema’s aan de orde. Het leidde tot vele analyses en commentaren, te veel hier op te noemen. Hier werden er tot nu toe slechts enkele besproken. In het volgende deel van deze serie nader aandacht voor enkele centrale elementen in de beide boeken en de reacties erop.
Noten
[1] Holt, L.E.: Butler, Samuel, 1835-1902 -- Criticism and interpretation. Twayne Publishers, Boston, 1989
[2] Bulwer Lytton, V.A.G.R.: The life of Edward Bulwer, first Lord Lytton. MacMillan, London, 1913 (p. 469, 500)
[3] Holt, L.E.: Samuel Butler and his Victorian Critics. ELH (English Literary History), 8(2), 146–159, 1941 (doi.org/10.2307/2871462)
[4] Jones, H.F.: Samuel Butler, author of Erewhon (1835-1902) a memoir. MacMillan, London, 1919 (p. 153)
Raby, P.: Samuel Butler. University of Iowa Press, Iowa City, 1991, (p. 248).
[5] Holt, L.E.: Samuel Butler, 1835-1902 -- Criticism and interpretation. Twayne Publishers, Boston, 1989
[6] Er is lang geprobeerd in de bergen in Nieuw Zeeland een dergelijke plek te vinden. In het gebied waar Butler rondgetrokken heeft, is niets van dien aard te vinden. Zie: Raby, P.: Samuel Butler. University of Iowa Press, Iowa City, 1991, (p. 125)
[7] Parrinder, P.: Entering Dystopia, Entering “Erewhon.” Critical Survey, 17(1): 6–21, 2005. (www.jstor.org/stable/41556091)
[8] Campbell, J.: The Hero with the Thousand Faces. Bollingen Series XVII, Pantheon Press, New York, 1949
[9] Turner, V.W.: Drama, fields, and metaphors: symbolic action in human society. Cornell University Press, Ithaca, 1974
[10] Judge, J.: The “Seamy Side” of Human Perfectibility: Satire on Habit in Edward Bulwer-Lytton’s The Coming Race. Journal of Narrative Theory 39(2): 137-158, 2009 (https://dx.doi.org/10.1353/jnt.0.0026)
[11] Zeh J: Corpus Delicti. Ein Prozess. Frankfurt/Main: Schöffling & Co., 2009 (Corpus delicti: een proces, vertaald uit het Duits door Hilde Keteleer, Amsterdam: Ambo/Anthos, 2009)
[12] Muray Ph: L’ empire du bien. Les Belles Lettres, Parijs, 1991 (Das Reich des Guten, vertaald uit het Frans door Nicola Denis. Matthes & Seitz, Berlijn, 2020)
[13] Bulwer Lytton, V.A.G.R.: The life of Edward Bulwer, first Lord Lytton. MacMillan, London, 1913 (p. 468)
[14] Lane, C.: Bulwer’s Misanthropes and the Limits of Victorian Sympathy. Victorian Studies, 44(4): 597–624, 2002 (doi: 10.1353/vic.2003.0027)
[15] Robinson, R.: From Canterbury Settlement to Erewhon: Butler and Antipodean Counterpoint. In: Paradis, J.G. (Ed.).: Samuel Butler, Victorian Against the Grain: A Critical Overview: 21-44. University of Toronto Press, Toronto, 2007. (doi.org/10.3138/9781442689053)
[16] Raby, P.: Samuel Butler. University of Iowa Press, Iowa City, 1991, (p. 127)
[17] Wagner, G.: A Forgotten Satire: Bulwer-Lytton’s The Coming Race. Nineteenth-Century Fiction 19(4), 379–385, 1965. (doi.org/10.2307/2932877)
[18] Salas, G.R.: E.G.E. Bulwer-Lyttons’Covert Anti-Feminism in The Coming Race. FEMSPEC 6(2): 87-100, 2005
[19] Wolff, R.L.: Strange Stories and Other Explorations in Victorian Fiction. Gambit, Boston, 1971.