Civis Mundi Digitaal #153
In het vorige deel besteedde ik aandacht aan enkele thema’s in The Coming Race en Erewhon or Over the Range. In dit deel een bespreking van enkele centrale elementen in de boeken, elementen die tot veel discussie in andere geschriften, besprekingen en literatuur hebben geleid.
Esoterie/occultisme
Beide besproken werken kennen het element van het overgangsritueel. Dit bevat elementen uit esoterische literatuur over de toegang tot het bovenzinnelijke. Bij Butler vindt men geen duidelijke aanwijzingen van belangstelling voor occulte geschriften of inhouden. Wel hield hij zich bezig met geloofsaangelegenheden en het instituut kerk.
Het werk van Bulwer-Lytton kent enkele geschriften die esoterische en occulte elementen bevatten. Hij werd hij gerekend tot de schrijvers die zich hiermee diepgaand verbonden hadden. (Zie CM 152) Robert Lee Wolff, bij leven hoogleraar geschiedenis aan Harvard University en kenner van de Victoriaanse literatuur, beschrijft Bulwer-Lytton als uitermate geïnteresseerd in en bekend met esoterische en occulte inhouden[1], onder Victoriaanse schrijvers met dezelfde interesse. De belangstelling voor dit soort zaken van vele hoger opgeleiden en vermogenden, waaronder de adel, in de Victoriaanse tijd, zou voor hem een reden zou zijn geweest om het occulte in zijn boeken op te nemen[2] , naast de grotere verkoopbaarheid.
In zijn masterscriptie over religie, filosofie en middeleeuwse/moderne geschiedenis ziet Julian Strube het als een boek waarmee Bulwer-Lytton zich bezig hield met wat in zijn tijd in bepaalde kringen diepgaand gediscussieerd werd[3]. Het is een uiting van het herkennen van zijn eigen tijd en zich er bewust mee in te laten. Hij kreeg daarvoor erkenning.
The Coming Race “werd een groot succes in het occultistische milieu”, aldus Aurélie Choné, hoogleraar Duitse taal- en letterkunde en de geschiedenis van ideeën aan de Universiteit van Straatsburg[4]. Zij komt ook diepgaand terug op de verhalen dat Bulwer-Lytton tot een Rozenkruizersgroep behoort zou hebben. Strube besteedt eveneens aandacht aan deze verhalen. Hij komt tot de slotsom: “Er is geen enkel bewijs dat Bulwer-Lytton lid was van een Rozenkruizers, Vrijmetselaars of andere esoterische organisatie, geen enkel duidelijk aanknopingspunt dat Bulwer-Lytton een “ingewijde” van welke soort dan ook was.” (p. 58). En vraagt hij zich af, wat dan nog, wanneer hij lid zou zijn geweest?[5] Bulwer-Lyttons brieven over dit onderwerp zijn al in CM 152 gememoreerd.
Choné verhaalt zeer uitvoerig dat ook diverse wetenschappers in de Victoriaanse tijd en later zich indringend bezig hielden met onderzoek naar bijzondere niet direct waarneembare krachten en soms ook zelf meededen aan spiritistische seances, die in bepaalde kringen indertijd usance waren. Een voorbeeld is de filosoof Henry Sidgwick, die een standaardwerk schreef over ethiek en een van de oprichters was was bij de Society for Psychical Research (zie CM 116) Ook Bulwer-Lytton deed eraan mee[6]. Choné gaat in op theosofische – en antroposofische kringen waarin werd gesproken over de universele ether, een vitale kracht die allesdoordringend is. Ook Bulwer-Lytton gebruikt gelijkende woorden voor Vril.
borderlandsciences.org
Vril
Er is vooral veel geschreven over Bulwer-Lytton’s introductie van de energie Vril, die in verbinding wordt gebracht met alchemistische inhouden (zie CM 152).
Opmerkelijk is wel dat buiten de in de literatuur genoemde groeperingen en geschriften in de negentiende eeuw en rond de eeuwwisseling tot ver in de twintigste eeuw gesproken en geschreven werd over Vril. Hierbij wordt vooral gewezen op het legendarische, verdwenen Atlantis, waar deze kracht een grote rol gespeeld zou hebben. In de gedachtewereld van deze bewegingen speelden vooral gedachte en herinnerde historische gegevenheden een rol, niet de historische werkelijkheid[7].
Strube gaat verder uitvoerig in op de uitingen van later tijd die zich baseren op de verschillende interpretaties van de inhoud van The Coming Race, waarbij Vril de sleutelpositie inneemt. Daarnaast zijn het Peter Bahn, germanist en historicus en Heiner Gehring, psycholoog, die deze ontwikkeling in kaart gebracht hebben en vooral ook hun eigen interpretatie hebben uitgedragen[8].
Deze drie genoemde auteurs wijzen op het boek van Louis Pauwels en Jaques Bergier uit 1960, Le Matin des magiciens, vertaald als De Dageraad der magiers[9]. Dit laatste werd in talloze talen vertaald en was internationaal een groot succes. Het wees ook opnieuw op Vril, als een kracht die in het interbellum in het Duitse Nationaalsocialisme een rol zou hebben gespeeld. Er zou een Vril-Gesellschaft hebben bestaan, die deze oerkracht zou hebben willen gebruiken voor haar eigen doeleinden.
Ook zou de Thule-Gesellschaft, een geheim en antisemitisch genootschap uit het interbellum, er iets mee van doen hebben. Een uitgebreidere bespreking hiervan is bij de genoemde auteurs te vinden, waarbij Strube het meest kritisch is en de bestaande literatuur tot in deze eeuw bespreekt, inclusief wat op internet verschijnt.
Wouter Hanegraaff, hoogleraar geschiedenis van de Hermetische Filosofie en verwante stromingen aan de Universiteit van Amsterdam, schrijft zeer positief met een enkele kritische kanttekening over de masterscriptie van Strube en “de deconstructie van een hele serie populaire mnemohistorische verzinsels.” De Vril-geschiedenis levert volgens hem wel stof tot nadenken op, enerzijds hoe het zo is doorgedrongen onder Duitse intellectuelen, anderzijds omdat het laat zien hoe “attractieve verhalen over wat vermoed wordt dat gebeurd is, hoewel het nooit gebeurd is, een groter effect kunnen hebben op het denken en het gedrag van mensen dan zorgvuldig gedocumenteerde en meer betrouwbare beschrijvingen van professionele historici.”[10]
Bahn en Gehringer zijn evenzeer kritisch, maar minder sterk gericht op wat goede bronnen zijn en laten de mogelijkheid open dat een bijzondere energie zou kunnen bestaan, waarbij ze tevens wijzen op alle mogelijke onderzoekers die zich met deze kracht bezighouden. Hoe wetenschappelijk verantwoord dit gebeurt, wordt niet duidelijk in hun discussie. Hiermee doen ze aan het onderwerp afbreuk. Het voert in het kader van dit artikel te ver nader in te gaan op dit thema.
aetherforce.energy
Technologie
In beide boeken speelt technologie een grote rol, maar op totaal verschillende wijze. De mens-technologie-relatie is indringend geanalyseerd door diverse auteurs (zie ook de artikelen van Piet Ransijn over Achterhuis’ De Maat van de techniek, besproken in CM 148) en op eigen wijze door Bruce Mazlish, voormalig hoogleraar geschiedenis aan de MIT[11].
In Erewhon or Over the Range is de technologie een negatief fenomeen. Alle machines zijn vernietigd. Technologie is verdoemd. Erewhonians zien slechts restanten in musea. Het waarom komt in de roman uitgebreid aan de orde (zie later). Sue Zemka, voormalig hoogleraar Engels taal- en letterkunde aan de Universiteit van Colorado, wijst erop dat in Erewhon or Over the Range sprake is van een bijzondere wereld waarin slechts schaapherders lijken te werken[12]. Nergens wordt gesproken over andersoortige arbeid of industrie. De samenleving kent – in de beschrijving van Butler – verder alleen een verplichtingloze aristocratie en vooral alle mogelijke dienstverleners. Technologie speelt geen rol en toch is het een hoogontwikkelde samenleving. Een aanwijzing dat de mens zonder machines beter af is?
In The Coming Race van Bulwer-Lytton wordt technologie omarmd (Zie ook CM 152). De Vril-energie zorgt voor het voortbestaan van de samenleving en is daarmee essentieel voor de Vril-ya. Choné beschouwt deze roman als “een waarschuwing tegen de potentiële destructieve effecten van de techniek. Het verhaal kritiseert impliciet de overheersing van de natuur en alles wat daarmee samenhangt, in het bijzonder het verval van de creatieve krachten van het individu, het utilitarisme en de ontmenselijking.” Immers de Vril-ya leiden een monotoon en vlak leven. In CM 152 werd al aangegeven dat Bulwer-Lytton het geen fijne samenleving vond.
Choné gaat uitgebreid in op de mogelijke invloeden die Bulwer-Lytton van verschillende kanten zou hebben ondergaan en hem tot het schrijven van de roman zouden hebben aangezet. Hij zou uitstekend op de hoogte zijn geweest van de opvattingen omtrent levenskracht, omtrent ether, omtrent elektriciteit, omtrent galvanisme, etc. uit zijn tijd. Op basis van dit alles werd door hem de Vril-kracht gemodelleerd. In zijn briefwisseling gaat Bulwer-Lytton hierop in (zie CM 152).
Mazlish beschrijft hoe de mensheid de laatste eeuwen een drietal schokken onderging. Hij spreekt over de “drie historische verpletterende schokken voor het ego”, namelijk de introductie van het wereldbeeld volgens Copernicus, de evolutietheorie van Darwin en de theorieën van Freud. Hijzelf kondigt aan dat de vierde schok eraan komt, de gelijkstelling van mens en machine. Voor dit laatste wijst hij op vele publicaties in deze richting, waarvan de eersten al eeuwen oud zijn. Hij kan daarbij natuurlijk niet om de andere besproken auteur, om Butler heen.
Darwin
De verschillende artikelen van Butler, maar vooral de hoofdstukken in Erewhon or Over the Range laten volgens Mazlish zien dat Butler heel consequent Darwins opvattingen toepast op de ontwikkeling van machines. Hierbij kan niet voorbijgegaan worden aan Butler’s briefwisseling met Darwin. Butler zocht nadrukkelijk het gesprek en was het met vele inzichten van Darwin eens. Ook was hij tweemaal bij Darwin te gast. Toch had hij de nodige kanttekeningen. De verhouding tussen Darwin en Butler bekoelde in de loop van de tijd sterk. Butler schoof in zijn latere werk op in de richting van de opvattingen van Lamarck[13], hoewel ook in Erewhon or Over the Range achteraf al de nodige aanknopingspunten te vinden zijn[14]. Butler ontdekte Lamarck’s opvattingen[15] echter pas eind zeventiger jaren van de negentiende eeuw en schreef erover[16]. In de huidige opvattingen over evolutie komen elementen ervan weer terug[17]. Daarnaast wijst de journalist en deskundige op het terrein van de filosofie van de techniek Doug Hill erop dat Butler’s opvattingen een voorloper zijn van die van hoogleraar filosofie in New York Thomas Nagel over de doelgerichtheid van de evolutie[18], een onderwerp dat volop ter discussie staat[19].
In zijn commentaar op Butler schrijft Mazlish: “Butler’s [opvatting] is een belangwekkende kijk op de zich ontwikkelende wereld.” (p. 155). Hij ziet in dat het satirische karakter tot uitdrukking komt in de historische beslissing van de Erewhonians, na een burgeroorlog, om alle machines buiten gebruik te stellen, te vernietigen en verdere ontwikkelingen van machines te verbieden. Dat er ook tegenwerpingen mogelijk zijn tegen de manier waarop Butler deze evolutie van de machine beschrijft laat Mazlish ook uitgebreid zien. Hij is eerlijk wanneer hij schrijft dat hij de mens Butler niet mag. Waarom blijft onduidelijk. Wel sluit hij het hoofdstuk waarin hij Butler’s opvattingen beschrijft en toetst af met: “Niettemin, hoe onwaarschijnlijk Butler ook als spreekbuis is, zijn intuïties zijn belangrijk en verstrekkend. Darwin had gelijk: als romanschrijver van nieuwe ideeën, satirisch en paradoxaal, breidt Butler op verbeeldingsvolle wijze het voortdurende discours over mensen en machines uit.” (p. 155).
Voor Mazlish is duidelijk dat de discussie in zijn tijd, het einde van de twintigste eeuw, over een specifieke technologie gaat, namelijk over computers en software. Niettemin wijst hij hier opnieuw op Butler die al vroeg de meest vergaande consequentie van darwinistisch denken had laten zien. Darwin schreef al, zo Mazlish, dat zijn theorie de mens de hoop geeft op een ontwikkeling naar een hogere bestemming in de toekomst. Hij zou hier een hoger ontwikkelde mens bedoeld hebben, met een grotere moraliteit en wellicht ook grotere intellectuele vermogens. (p. 222). Bij Butler in Erewhon or Over the Range geen hoger ontwikkelde mens, maar “een hogere bestemming in de vorm van machines”, in moderne zin derhalve van computers. Vandaar zijn voorloperschap van het post- en transhumanisme. Voor Butler was de introductie van machines een evolutionair fenomeen, en dus ook met de mogelijkheid tot eigen ontwikkeling, een logische gevolgtrekking uit zijn studie van de opvattingen van Darwin.
Peter Raby, Engels letterkundige te Cambridge en auteur van vele boeken over Victoriaanse schrijvers, merkt op dat Darwin een extreem voorbeeld van een methodisch werkende wetenschapper was in tegenstelling tot Butler die hij ziet als een speculatieve filosoof. “Hij [Butler] kwam tot het inzicht dat Darwins theorie bijna net zoveel vragen opriep als beantwoordde, en met moed en vasthoudendheid zette hij zich eraan deze op te lossen.”[20] Philip Furbank, voormalig hoogleraar Engelse taal- en letterkunde aan de Open Universiteit en een bekende biograaf geeft in zijn biografie van Butler aan dat het verschil is dat Darwin een wetenschappelijke schrijfwijze hanteert en Butler helemaal niet[21]. Toch kan Darwin, evenals andere wetenschappelijke auteurs uit die tijd, er niet omheen zich te buigen over Butler’s commentaren.
Furbank besteed, zij het met enige tegenzin, ook aandacht aan The Coming Race. Hij ziet de relatie met het darwinisme en de Vril-ya samenleving. Hij is echter weinig subtiel over de roman: “Lytton’s utopische fantasie is een onnozel geschrift uit die tijd, iets op de manier van Jules Verne en voornamelijk bedoeld voor vermaak, maar het heeft niettemin enkele herkenbare thema’s van Butler’ s pogingen in die richting [de evolutie, MR].” Ook verder is hij niet erg te spreken over Bulwer-Lytton’s roman.
Eugenetica
In het einde van de negentiende eeuw zien we eugenetica naar voren komen als uitvloeisel van de opvattingen over evolutie. Hoewel het begrip pas laat in de eeuw opduikt, gemunt door Francis Galton, een neef van Charles Darwin, werden gedachten en zorgen over degeneratie en achteruitgang van de menselijke soort al eerder geuit. Eugenetica moest hierop het antwoord zijn. Patrick Parrinder, voormalig hoogleraar Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Reading, wijst erop dat dit onderwerp in dystopische en utopische romans uit de negentiende eeuw aan de orde komt. Ook bij Butler speelt het thema. “Het is een belangrijk werk in de eugenetische utopische traditie”, stelt Parrinder[22]. Een geheel op dit thema gerichte roman – nooit gepubliceerd – is Kantsaywhere, uit 1910, van Galton[23]. Inhoudelijk gaat het om een samenleving waarin eugenetica als grondbeginsel wordt gehanteerd. Doel is perfectere en slimmere mensen voort te brengen. Een variant hiervan zien we later bij Aldous Huxley in Brave New World.
Bij alle besprekingen van Bulwer-Lytton’s The Coming Race wordt bijna geen aandacht besteedt aan de beschrijving van de Vri-ya als een volk dat superieur is aan de mensheid op de oppervlakte van de aarde, terwijl ook daar het darwinisme, maar ook eugenetica, een rol speelt. In de tekst wordt duidelijk aangegeven dat de vermenging van de eigen soort met andere mensachtigen, die minderwaardig worden geacht, niet door de beugel kan. Op deze relatie staat de dood. Dit is wat ook de ik-persoon zal overkomen, zij het dat zijn geliefde hem helpt te ontvluchten.
Strube wijst er verder op dat het hanteren van de Vrilstaf mede mogelijk wordt gemaakt door een bijzondere ontwikkeling in de structuur van de hand. Hier heeft zich een speciale zenuw gevormd waardoor de subtiele hantering van de Vrilstaf mogelijk wordt gemaakt. Een duidelijk evolutionistisch fenomeen. (p. 41).
De samenleving van de Vril-ya lijkt perfect te zijn. Harde arbeid komt niet voor. Met behulp van de eindeloze energie Vril is de gehele samenleving voorzien van mogelijkheden tot voortbeweging, tot aansturen en benutten van robots, tot construeren, tot genezen enz., en uiteindelijk ook tot het handhaven van vrede. De meeste besprekingen van het boek zijn dan ook volledig gericht op Vril, de nieuwe bijzondere en algemene energie. De combinatie van een superieure mensachtige soort en Vril doet een enkeling denken aan een vroege cyborg[24].Beide romans hebben dus ook eugenetische componenten.
voyagesextraordinaires.blogspot.com
Utopie of dystopie?
Je kunt je afvragen of beide boeken een utopie of een dystopie beschrijven of als sciencefiction moet worden gezien? In mijn artikel in CM 115 schrijf ik dat Erewhon or Over the Range als een vorm van utopie gezien moet worden. Hoe zien anderen dat?
Darko Suvin, emeritus-hoogleraar Engelse taal- en letterkunde aan de McGill Universiteit in Montreal met grote belangstelling voor science-fiction onderscheidt drie vormen van science fiction die in de periode 1871-85 voorkomen[25]: de buitengewone reis, de toekomstige oorlog en de alternatieve historie[26]. Hij ziet Erewhon or Over the Range als een goed voorbeeld van het ‘komisch-satirische alternatief-historische science fiction type’. Het gaat hierbij om verhalen die in een alternatieve wereld spelen waar mogelijke oplossingen gepresenteerd worden voor in de werkelijkheid van de samenleving waarin de schrijver leeft, spelende sociale problemen. Ze gaan verder dan de klassieke utopie en anti-utopie. The Coming Race ziet hij als een eigen vorm, een syncretisch sub-genre, waarin elementen uit de drie vormen voorkomen.
Zemka vindt Erewhon or Over the Range eerder een satire dan een utopie. Toch begrijpt ze dat over een utopie gesproken wordt gelet op vele elementen in het verhaal. Daarbij wijst zij er op dat in de Victoriaanse tijd ”de mythe van de idyllische expansie” bestond. Hiermee doelt zij op wat zij noemt “een klassiek uitvloeisel van de utopische verbeelding, de droom van nieuwe ruimte, van bevrijding van armoede door geografie, of (vooral in de negentiende eeuw) van de harde levensomstandigheden in recent geïndustrialiseerde economieën. Bovendien is de mythe van idyllische expansie, net als alle vormen van utopisme gebaseerd op bepaalde ideeën over de mens.” Dit laatste heeft te maken met humanistische gedachten over de perfecte samenleving. In Erewhon or Over the Range ziet ze dit terug, zeker gelet op waar het verhaal zich afspeelt, Nieuw Zeeland – nieuwe ruimte, vaak nog niet ontdekt, laat staan ontgonnen, nieuwe mogelijkheden inkomen te verwerven, harde, edoch relatief schone leefomstandigheden, geen vervuilende industrie – waardoor het verhaal toch utopistisch genoemd kan worden.
Oliver Tearle, docent Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Loughborough, sticht hier grote verwarring. In de titel van zijn blog spreekt hij van “Dystopia voor dystopia.” Ingeleid wordt de blog met “Samuel Butler’s baanbrekende anti-utopische roman.” In de verdere tekst argumenteert hij dat Erewhon noch utopie, noch dystopie is, doch equitopie. Het bevat evenwichtig elementen van beide vormen. Hij sluit zijn blog met positieve geluiden af en verrast ons dan met de opmerking dat de roman “evenzeer een satire is over het idee utopie als zelfstandige utopische fictie.”[27] Het klinkt alsof hij zelf niet meer weet hoe hij de roman moet ordenen. Voormalig hoogleraar Engelse taal- en letterkunde Lee Holt is van mening dat “het sui generis is, het kan niet worden ondergebracht in een categorie van satire, romantiek of sciencefiction. Juist dit feit geeft het een speciaal leven.”[28] Het lijkt een bevestiging van Tearle’s probleem te zijn.
Parrinder probeert helderheid te verschaffen en begint zijn artikel over dystopia’s als volgt: “Laat de hoop varen, allen die hier binnenkomen: een samenleving kan niet echt dystopisch zijn als reizigers vrij kunnen komen en gaan. Anti-utopieën en ’satirische utopieën’ – dat wil zeggen samenlevingen die door hun voorstanders als perfect worden beschouwd, maar niet door de betrokken lezer – moeten goed genoeg gereguleerd zijn om de mogelijke verstoring door een bezoeker te voorkomen.”
Dystopieen zijn dan samenlevingen waarin het slecht toeven is, waarin geen vrij verkeer in en uit mogelijk is. Parrinder meent dat dit opgaat voor de dystopische romans uit de twintigste eeuw. Hij ziet een belangrijk verschil met de dystopisch geheten verhalen en romans uit de negentiende eeuw. In de eersten is de held, de dissident, een onderdeel van deze samenleving. In de laatsten is het een vreemdeling, een reiziger die in een hem vreemde wereld binnenkomt. Een wereld waarin de bewoners tevreden zijn met hun samenleving; de binnenkomer merkt pas later – de lezer is hem meestal voor – dat er wel het een ander te kritiseren valt. Voor de nieuwkomer is er uiteindelijk geen sprake van perfectie. De mate waarin de samenleving onderdrukkend, controlerend is, valt hem pas later, na een fase van verwondering, op. Het leven in de beschreven samenlevingen is niet zo mooi als het er op het eerste gezicht uitziet. De inwoners weten niet meer dat zij in een stelsel gevangen zijn, een stelsel dat hun hele leven beheerst. Daarnaast zijn liefdesaffaires met de nieuwkomers niet toegestaan. Alle reden om uiteindelijk deze samenleving achter zich te laten, hoewel daar wel de hulp van iemand anders voor nodig is, veelal een mooie en aantrekkelijke vrouw, want de reizigers zijn altijd mannen. Een vertrek dat geënsceneerd moet worden, omdat het tegen de normale gang van zaken in de desbetreffende samenleving ingaat.
In Erewhon or Over the Range overtuigt de verteller de Koningin van het land dat hij met een ballon – een onbekend fenomeen aldaar – de God van de luchten gaat opzoeken teneinde voor regen te zorgen. Met de ballon, waarin ook zijn geliefde Arowhena verborgen meereist, weet hij te ontkomen en terug te keren in de hem bekende wereld. In The Coming Race brengt Zee, de geliefde van de verteller, hem terug naar een plek vanwaar hij in een diepe mijngang verder naar boven kan klimmen, terug naar zijn eigen wereld. Met behulp van Vril-energie sluit Zee deze doorgang achter hem, zo de twee werelden weer scheidend. In tegenstelling tot de gang van zaken in Erewhon or Over the Range gaat zij niet met de ik-persoon mee, maar offert zich op door achter te blijven in haar eigen wereld. In beide boeken is er toch een hint van een dystopie te vinden. De vertellers vluchten niet voor niets. Het past bij de mening van politiek filosoof Peter Seyferth, die in zijn artikel schrijft dat “er een dystopische kern in ieder utopia zit.”[29]
Het is dus niet eenduidig hoe de beide romans geordend moeten worden. Enkele citaten en kanttekeningen van critici. Bij Bulwer-Lytton zou het om “een constructie van een dystopische onderwereld” gaan[30]. Het is als het ware onderdeel van een satire en wel een zogeheten menippeische satire, een antieke satirevorm, waarin niet personen, maar opvattingen belachelijk gemaakt worden[31]. Hierbij past, “in de samenleving van de Vril-ya stelde Bulwer-Lytton zich de verwezenlijking van alle utopische idealen van zijn tijd voor: volledige individuele vrijheid, gelijkheid van alle sociale klassen en van de seksen, universele welvaart, religieuze eenheid, gezondheid, vrede en technische vooruitgang op het hoogst mogelijke niveau… Als gevolg daarvan karakteriseerde hij de Vril-ya als een ras dat angstaanjagend en vreedzaam was, zeer intellectueel - en hopeloos saai.”[32] Zo kan de toekomst er toch niet uitzien. Bulwer-Lytton zelf schrijft in een brief aan zijn zoon in juni 1871: “Natuurlijk zijn er in de behandeling van het hoofdidee zijlijnen van satire of reflectie.”[33]
In CM 115 citeer ik filmwetenschapper Simon Spiegel: “Een utopie is een verhalende tekst, die de beschrijving van een perfecte of tenminste betere staatsvorm dan de huidige bevat.” De beide hier besproken boeken voldoen aan dit criterium, vanuit de opvattingen van de bewoners van de beschreven samenlevingen over hun eigen maatschappij tegenover die van de verteller. Het zijn in ieder geval samenlevingen, waarin vrede heerst zonder duidelijke dictatoriale beperkingen. De inwoners zijn tevreden met hun staatsvorm en willen deze niet veranderen. Spiegel schrijft verder dat “de utopie een hybride vorm is … Zij is een mengvorm van vertelling en filosofische discussie.” Dit geldt zeker voor beide boeken. Zo zijn er meer elementen die op een utopie wijzen, zoals “het verhalende en het verbeeldende” de centrale elementen van de utopie zijn[34]. Als een van de dragende elementen van een dystopie heb eerder aangegeven (CM 115) dat het algemeen welzijn boven het individuele gaat. In een utopie is hier een soort evenwicht te vinden. Het welzijn van het individu draagt bij aan het algemene welzijn. Tezamen vormen de individuen het welzijn van de gemeenschap. Ook dit zien we in de beide boeken terug. Het blijft echter boeiend te zien hoe de vele critici worstelen met het rubriceren van de beide romans.
Eden
In de bespreking van beide boeken heb ik er al op gewezen dat de beschreven situatie een soort Arcadië genoemd kan worden. Interessant is dat Efraim Sicher, professor Engelse literatuur aan de Ben Gurion Universiteit in de Negev, al in CM118 geciteerd, de mening vertolkt dat “de historie van de verzonnen utopieën verbonden is met de beelden van het mythologische Eden en dat utopieën hun karakteristieke representatie vonden in omsloten ruimten waarin geluk gezocht werd achter veilige en afschrikwekkende muren, soms herkenbaar als versterkte muren van middeleeuwse kastelen.”[35] In de beide romans ligt dit Arcadië, dit Eden, niet achter muren, maar wel op een bijna onbereikbare plek, enerzijds achter vrijwel ondoordringbare bergketens, anderzijds diep ondergronds.
Niall Sreenan gebruikt het begrip onbewoond eiland, bij hem gebaseerd op Patrick Deleuze’s geschriften, als afgesloten van de rest van de wereld, om utopische romans te karakteriseren, waaronder Erewhon or Over the Range[36]. De bijna geheel afgesloten wereld van de Erewhonians en de onderaardse wereld van de Vril-ya kunnen goed als zodanig doorgaan. Ze waren immers nog niet ontdekt en de ik-persoon had de grootst mogelijke moeite er te komen.
Het zijn twee vormen van Arcadië, twee vormen van Eden, beide met een in eerste instantie perfect lijkende samenleving. Echter, totaal anders dan die van de auteurs in hun tijd. Bij langer toezien en levend in deze maatschappijen ontdekken beide vertellers dat niet alles in hun ogen zo mooi en goed als eerst gedacht.
Al met al is er volgens mij eerder sprake van utopische romans, maar inderdaad bijzondere utopische romans, met dystopische trekjes en een snufje satire. Dus toch een mengvorm, eerder een eigen genre.
Butler’s saddle tramper.nz
Tot slot
Bulwer-Lytton en Butler, twee tijdgenoten, twee bijzondere auteurs, met ieder een totaal verschillende achtergrond en een verschillende invloed op discussies in onze tijd.
Bulwer-Lytton was al een belangrijk auteur tijdens zijn leven. Nu lijkt hij grotendeels vergeten. Zijn beschrijving van Vril, een nieuwe onbekende energie heeft veel mensen na hem aan het denken gezet. Veelal in esoterisch getinte kringen. Zou hij bijzondere gaven hebben gehad? Was hij een ingewijde, een belangrijke Rozenkruiser? Terugkijkend lijkt het er allemaal niet op.
Zijn naam blijft wel op een andere manier levend, maar dan als politicus, doordat er plaatsen en straten naar hem vernoemd zijn. Bulwer en Bulwer Island in Australië, Bulwer in Nieuw Zeeland, Lytton in Canada en Amerika, evenals Lytton Road in Canada en in London. De laatste in de buurt waar hij geleefd heeft.
Butler is een in zijn tijd controversieel schrijver, nu bijna vergeten. Slechts Erewhon or Over the range houdt voor velen door het hoofdstuk over machines en de invloed ervan op het denken over technologie en het trans- en posthumanisme zijn naam uit de vergetelheid. In Nieuw Zeeland komt hij wel voor in de lijst met Nieuw Zeelandse auteurs, daar hij een van de eersten was die in en over Nieuw Zeeland publiceerde. Daarnaast zijn de tochten die hij als een der eersten maakte in het gebergte op het Zuidereiland aanleiding geweest hem in herinnering te houden. We vinden daar nu nog Mount Butler, de Butler Range en Butler’s Saddle[37]. Een eer die weinig schrijvers ten deel is gevallen. Daarnaast bestaat Mesopotamia Station, waar Butler als eerste startte[38], nog steeds en is in de buurt van de plek waar hij zijn eigen bedrijf startte nu nog Erewhon Station te vinden (https://erewhonhorsestud.co.nz/). Overigens een uniek bedrijf met een knipoog naar Butler en zijn geschrift. De landbouwgrond wordt ook nu nog zonder machines bewerkt. Paarden trekken de ploeg.
Noten
[1] Ook kritische biografen en historici zij het erover eens dat Bulwer-Lytton grote kennis bezat van esoterische tradities.
[2] Wolff, R.L.: Strange Stories and other Explorations in Victorian Fiction. Gambit, Boston, 1971
[3] Strube, J.: VRIL. Eine okkulte Urkraft in Theosophie und esoterischem Neonazismus. Wilhelm Fink, München, 2013. (p. 35).
[4] Choné, A.: La force Vril entre science, fiction et occultism: les enjeux de la réception ésotérique du roman d’ Edward Bulwer-Lytton, The Coming Race (1871). In: Willmann, F. (Ed.): La science-fiction entre Cassandre et Prométhée: 103-130. Presses Universitaires de Nancy, 2010
[5] Strube vermeldt dat Bulwer-Lytton nog steeds, in 2013, in uitingen van S.R.I.A. (Societas Rosicruciana in Anglia) als Grootmeester van 1870 tot zijn dood in 1873 vermeld wordt. Zijn op diverse plekken aangevoerde lidmaatschap van de Frankfurter Loge ‘zur Aufgehenden Morgenröthe’ is in de archieven ervan niet terug te vinden.
[6] Strube wijst op goed gedocumenteerde berichten over zijn aanwezigheid aldaar.
[7] Hier is sprake van mnemohistorie.
[8] Bahn, P., Gehring, H.: Der Vril-Mythos. Eine geheimnisvolle Energieform in Esoterik, Technik und Therapie. Omega Verlag, Düsseldorf, 1997
[9] Pauwels, L. & Bergier, J.: Le Matin des Magiciens. Gallimard, Parijs, 1960 (Ned. vertaling: De Dageraad der Magiers. De Bezige Bij, Amsterdam, 1964)
[10] Hanegraaff, W.J.: Superpower. Blog 2 mei 2013 (https://wouterjhanegraaff.blogspot.com/2013/05/superpower.html)
[11] Mazlish, B.: The Fourth Discontinuity: The Co-Evolution of Humans and Machines. Yale Univers. Press, New Haven, 1993
[12] Zemka, S.: “Erewhon” and the End of Utopian Humanism. ELH, 69(2): 439–472, 2002. (www.jstor.org/stable/30032027).
[13] Het voert te ver hier op de ideeën van Lamarck in te gaan. Ze kunnen ten dele gezien worden als de voorloper van de moderne epigenetica.
[14] Turbil, C.: Memory, Heredity and Machines: From Darwinism to Lamarckism in Samuel Butler’s Erewhon. J Victorian Culture 25(1): 31-46, 2019 (doi.org/10.1093/jvcult/vcz038)
[15] Stillman, C.G.: Samuel Butler. The North American Review, 204(729), 270–281, 1916 (www.jstor.org/stable/25108902)
[16] Gillott, D.: Samuel Butler against the Professionals: Rethinking Lamarckism 1860-1900 (1st ed.). Routledge, London, 2015. (doi.org/10.4324/9781315088464)
[17] Lange, A.: Evolutionstheorie im Wandel. Ist Darwin überholt? Springer, Berlijn, 2024
[18] In CM 26 is een bespreking van Nagel, T.: Mind and Cosmos: Why the Materialist Neo-Darwinian Conception of Nature Is Almost Certainly False. Oxford, Oxford University Press, 2012 (Ned. vertaling: Geest en kosmos. Hoe houdbaar is de neodarwinistische visie? University Press, Amsterdam, 2014) door Gerrit Teule te vinden.
[19] Hill, D.: Erewhon: The 1872 Fantasy Novel That Anticipated Thomas Nagel’s Problems With Darwinism Today. The Atlantic,15 februari 2013 (www.theatlantic.com/technology/archive/2013/02/erewhon-the-1872-fantasy-novel-that-anticipated-thomas-nagels-problems-with-darwinism-today/273212/)
[20] Raby, P.: Samuel Butler. University of Iowa Press, Iowa City, 1991, (p. 161).
[21] Furbank, P.N.: Samuel Butler (1835-1902). Cambridge Univ. Press, Cambridge, 2014, (p. 58).
[22] Parrinder, P.: Entering Dystopia, Entering “Erewhon.” Critical Survey, 17(1): 6–21, 2005. (www.jstor.org/stable/41556091)
[23] Het manuscript is door Galton aangeboden aan een uitgever, maar deze zag ervan af. Na de dood van Galton heeft een nicht het manuscript gedeeltelijk vernietigd. Wat er van over gebleven is hier te vinden: Galton, F., & Sargent, L.T.: The Eugenic College of Kantsaywhere. Utopian Studies 12(2): 191–209, 200. (www.jstor.org/stable/20718325)
Zie ook: Claeys, G.: Utopian Texts: Introduction Francis Galton, “Kantsaywhere” and “The Donoghues of Dunno Weir.” Utopian Studies 12(2), 188–190, 2001. (www.jstor.org/stable/20718324)
[24] Jaroenvong, K.: Representations of the body in British science-fiction novels from the late nineteenth to the early twentieth century: a study of Edward Bulwer-Lytton’s The coming race, H.G. Wells’ The time machine and Aldous Huxley’s Brave new world. Masterthesis Chulalongkorn University, Bangkok, 2020, (p. 50 e.v).
[25] Suvin kiest deze periode omdat naar zijn opvatting in 1871 de start wordt gemarkeerd voor een nieuw literair genre, science fiction. Hij beschouwt 1 mei 1871 als startmoment, omdat op die dag The Coming Race van Bulwer-Lytton verscheen en Butler zijn manuscript Erewhon or Over the Range naar de uitgever bracht.
[26] Suvin, D.: Victorian Science Fiction, 1871-85: The Rise of the Alternative History Sub-Genre. Science-Fiction Studies 10: 148-169, 1983
[27] Tearle, O.: Samuel Butler’s Erewhon: Dystopia before Dystopia. InterestingLiterature. Blog, 2018 (https://interestingliterature.com/2018/02/samuel-butlers-erewhon-dystopia-before-dystopia/)
[28] Holt, L.E.: Samuel Butler, 1835-1902 -- Criticism and interpretation. Twayne Publishers, Boston, 1989 (p. 123)
[29] Seyferth P: A glimpse of hope at the end of the dystopian century: the utopian dimension of critical dystopias. ILCEA 30, 2018 (doi.org/10.4000/ilcea.4454)
[30] Judge, J.: The “Seamy Side” of Human Perfectibility: Satire on Habit in Edward Bulwer-Lytton’s The Coming Race. Journal of Narrative Theory 39(2): 137-158, 2009 (https://dx.doi.org/10.1353/jnt.0.0026)
[31] Menippeïsche satire. In: Algemeen letterkundig lexicon. (www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_03911.php)
[32] Strube, J.: VRIL. Eine okkulte Urkraft in Theosophie und esoterischem Neonazismus. Wilhelm Fink, München, 2013. (p.46,47).
[33] Bulwer Lytton, V.A.G.R.: The life of Edward Bulwer, first Lord Lytton. MacMillans, London, 1913 (p. 468)
[34] Washburne Z: Female perspectives in the dystopian novel. Masterscriptie, Universiteit Gent, 2010 (p. 9)
[35] Sicher E: The last utopia: Entropy and revolution in the poetics of Evgeny Zamyatin. History of European Ideas, 13(3): 225-237, 1991 (doi.org/10.1016/0191-6599(91)90183-Y)
[36] Sreenan, N.: Ineradicable Humanity: Literary Responses to Darwin in Zola, Hardy, and the Utopian Novel. PhD-Thesis, University College, London, 2016, (p. 159 e.v.).
[37] Robinson, R.: Samuel Butler, 1835 – 1902. Kōtare : Special Issue — Essays in New Zealand Literary Biography Series Two: ‘Early Male Prose Writers’ 7(2):65-78, 2008 (https://ojs.victoria.ac.nz/kotare/article/view/662/473)
[38] In een van de biografieën van Butler zijn tekeningen uit de begintijd te vinden. Raby, P.: Samuel Butler. University of Iowa Press, Iowa City, 1991, (p. 87).