Civis Mundi Digitaal #153
Bespreking van Albert Camus, Een hogere liefde. Brieven aan een Duitse vriend. Prometheus, 2024. Met een essay van Bas Heijne.
In deze brieven kondigt zich een keerpunt in het leven en werk van Camus aan. Ze zijn vertaald door Jozef Waanders, die een boek over hem schreef, besproken in CM 134. Camus vindt een antwoord op de absurditeit van het leven, die zich vooral in de oorlog aan hem opdringt. Het antwoord is dat een mens zelf zin aan zijn leven dient te geven en deze kan vinden in de strijd voor menselijkheid, rechtvaardigheid en solidariteit, die de kernwaarden van Camus vormen.
In mijn Herontdekking van Albert Camus: hij blijft inspireren worden de brieven als volgt toegelicht.
“In 1943/44 schreef Camus zijn vier Brieven aan een Duitse vriend (Lettres à un ami allemand). Opmerkelijk is dat hij een Duitser een vriend noemt. Zijn solidariteit strekt zich ook naar deze ‘vriend’ uit. Hij is niet gekant tegen de Duitsers als volk, wel tegen hun onmenselijke totalitaire nationaalsocialistische ideologie, waarmee men de absurde leegte vult die het verdwijnen van traditionele religieuze en humanistische waarden achterlaat. Hij stelt een grens aan vaderlandsliefde, die wordt afgebakend door rechtvaardigheid en niet mag ontaarden in instinctief geweld. Hij komt op voor menselijke waarden en voor een verenigd ‘Europa van de geest’. In het gezamenlijk bestrijden van onrecht vindt hij iets dat van betekenis blijft in een absurde wereld en (her)ontdekt hij de menselijke waarden en de solidariteit. Het leven van een mens is het waard om voor in verzet te komen: een prelude van het basisidee van De mens in opstand, waarin hij het nihilisme en het absurdisme overwint.”
Camus beschrijft dit in zijn onnavolgbare stijl die ons hart niet onverschillig kan laten maar ten diepste raakt. De brieven zijn op en top Camus. Hij roept herinneringen op aan de waanzin die oorlog heet. De brieven zijn nog steeds actueel en zouden nu met de titel Brieven aan Russische vriend ons nog meer kunnen aanspreken. De Brieven bewegen zich geleidelijk naar de apotheose in de vierde brief, waarin de “morgen van de vrijheid” zich aankondigt. De overwinning op de onmenselijkheid. Het antwoord op het noodlot. De keuze voor rechtvaardigheid. Een nieuw geluk, dat onvergetelijk is gebleken en een levensdoel blijft bieden in een zich aan ons opdringende zinloze wereld.
Over het essay van Bas Heijne
Camus verzette zich tegen ideologische waarheden en koos geen partij, maar koos wel voor menselijke waarden en de menselijke maat, die bij oorlog en geweld wordt overschreden en met voeten wordt getreden. Geweld wees hij af. “Het doel heiligde nooit de middelen,” zoals bij Sartre en andere radicale intellectuele tegenstanders van hem het geval was. (p8
De belangstelling voor Camus herleeft. Vooral sinds zijn roman De pest tijdens de coronacrisis bovenaan de literaire bestsellerslijst stond. Een arts bindt met zijn team de strijd aan met de ellende in de wereld, waarvan de pest het zinnebeeld is. In deze inzet vindt hij zijn levensgeluk en de zin van zijn bestaan en strekt hij ons tot voorbeeld.
Camus is “zijn nostalgisch verlangen naar natuurlijk leven van zon, zee, eten en lichamelijkheid, zoals hij dat in zijn jonge jaren in Algerije had gekend,“ nooit kwijtgeraakt. (p14) Ook niet in de donkere jaren van de oorlog, toen hij redacteur van de verzetskrant Combat was en daarin een antwoord vond op de absurditeit van het bestaan die hij in De vreemdeling beschreef, waarmee hij als schrijver aan het begin van de oorlog zijn doorbraak maakte. Er was geen boek dat in Frankrijk toen meer gelezen werd dan dit. Als schrijver had Camus het gemaakt. Toch bleef hij een vreemde in het linkse Parijse intellectuele milieu. Hij bleef de arme Algerijnse underdog die hij eens was in een geletterd milieu van betweters. Hij bleef een voelend, zoekend en vaak weifelend mens en medemens met een afschuw van geweld.
Antwoord op absurditeit en geweld
Hoewel De vreemdeling nog steeds veel gelezen wordt, is de absurde mens volgens Heijne achterhaald. “Omdat in het ik-tijdperk niemand geacht wordt zichzelf absurd te vinden.”(p17) Toch is de wereld nog altijd vol absurditeit. Je hoeft het nieuws maar te bekijken. Het antwoord van Camus op deze absurditeit is nog steeds geldig. “De mens is het enige wezen dat erop staat een zin te hebben [...en] weet dat iets in zichzelf zin heeft.” (p72) Dit gaf hem een houvast in zijn kwetsbaarheid en de verscheurdheid waarmee hij als Franse Algerijn in Frankrijk te kampen had tijdens de Algerijnse vrijheidsoorlog, waarin een groot deel van zijn volk wordt afgeslacht en geluk ver te zoeken was. Hij blijft “een rusteloze ziel op zoek naar balans en zuiverheid”. (p23) Dat schrijft Heijne bij een bespreking van zijn onlangs uitgegeven dagboeken, de Laatste Cahiers 1951-1959, besproken in CM 148.
Overde Brieven aan een Duitse vriend schrijft Heijne dat het hele wereldbeeld van Camus erin terug te vinden is. Hij neemt stelling tegen het Duits nationeelsocialistische wereldbeeld en de uitwassen ervan, door te verwijzen naar een “hogere liefde” voor een rechtvaardige samenleving dan vaderlandsliefde die aanzet tot onrecht en onmenselijkheid. “Daar zet Camus zijn idee van de mens tegenover, de mens in wie hij zelf betekenis ontdekt, een betekenis die hem dwingt tot streven naar rechtvaardigheid, een diep doorvoeld respect voor het ongrijpbare, veelal ongeziene leven.” (p27)
De Brieven aan een Duitse vriend zijn in het verzet geschreven. “Het zijn door omstandigheden beïnvloede teksten die daardoor onrechtvaardig kunnen lijken,” schijft Camus in het voorwoord van de Italiaanse uitgave van 1948. Hij hield verdere verspreiding in het buitenland tegen om die redenen en omdat de situatie na de oorlog was veranderd. Als hij het heeft over “Duitsers’ bedoelt hij de nazi’s, zegt hij. En als hij ‘wij’ zegt bedoelt hij ‘wij, vrije Europeanen’ en niet alleen ‘wij Fransen’. “Het zijn twee attitudes die ik contrasteer, niet twee naties”. Het is “een getuigenis van de strijd tegen geweld”. (p33,34)
Eerste brief: een hogere liefde
Camus keert zich tegen blinde vaderlandsliefde en nationalisme, waarbij mensen bereid zijn alles op te offeren voor hun land. “Er zijn middelen die niet te rechtvaardigen zijn. En ik wil van mijn land houden, terwijl ik ook van de rechtvaardigheid houd.” Hij trekt zich het verwijt van zijn Duitse vriend aan dat hij niet van zijn land houdt. Hij wijst echter een liefde af die onrecht toelaat. Maar laat wel een liefde toe, die vecht terwijl hij de oorlog verafschuwt. Het idee van een hogere beschaving en de weerzin tegen oorlog maakt vechten niet vanzelfsprekend. Het onrecht vraagt echter om verzet.
“We zullen overwinnen, daarover bestaat geen twijfel... De geest die zich met het zwaard verenigt zal altijd zegevieren over het zwaard dat omwille van zichzelf getrokken is.” Het zwaard dient de geest, niet andersom. “De waarheid is bij gelijke kracht sterker dan de leugen.”
Wat betreft het verwijt dat hij niet van zijn land houdt: hij wil met zijn land een nieuwe geschiedenis voorbereiden. “Ik geloof dat ze het nu waard is om voor te vechten omdat ze een hogere liefde verdient.” Een liefde die niet blind is, maar veeleisend is, die rechtvaardigheid in stand houdt. En het recht zal zegevieren. “Jullie nederlaag is onvermijdelijk.” (p42,44)
Bij Vrouwe Justitia houdt de geest en de rechtvaardigheid het zwaard in evenwicht
Tweede brief: verdedigen van de geest en de rechtvaardigheid
Het verzet volgde een omweg, de omweg van het rechtmatige verzet. “Dat kwam omdat we ons land in de rechtvaardigheid wilden liefhebben, zoals we het in de waarheid en de hoop wilden liefhebben... Wij waren veeleisend... Wij riskeerden lieven de chaos dan de onrechtvaardigheid.” (p47,48)
Hij ontdekte de geest en de mens; “de kracht die de tirannen en de goden uiteindelijk wegvaagt... Wij hadden een voorstelling van ons land, die het zijn plaats gaf te midden van andere grootheden: de vriendschap, de mensheid, het geluk, ons verlangen naar rechtvaardigheid.” Deze waarden die we liefhebben, zijn het waard om voor te vechten. Camus plaatst dit tegenover de blinde, eerloze vaderlandsliefde en blinde woede, die het hart en de geest verraadt en die de leugen en het onrecht dient.
Hij vertelt een aangrijpend verhaal van wat er omgaat in een onschuldige jongen die wordt opgepakt om te worden gefusilleerd. Hij weet te ontsnappen, maar wordt verraden door een aalmoezenier voor wie “het vanzelfsprekend leek zelfs zijn geloof in dienst van zijn land te stellen. Deze aalmoezenier dacht als u,” zegt hij tegen zijn Duitse vriend. De natie gaat boven alles en doodt onschuldige kinderen. (p53,54)
Daarentegen typeert Camus zijn land als “verdediger van de geest... Wij vertrouwen op een andere kracht... een vertwijfelde hoop houdt ons op de moeilijke uren overeind." (p53,54)
Nachtelijk Europa
Derde brief: de hoop op Europa
In het woord ‘vaderland’ plaatst Camus “de vlam van de geest”. Niet de gloed van het bloed. De hoop op Europa is tijdens de oorlog levend gebleven en niet uit het zicht verloren. ”Ons Europa in niet hetzelfde als dat van jullie... Europa is voor jullie bezit... terwijl het onze grootste hoop is... Jullie bedoelen grondtroepen, graanschuren, dienstbare industrieën en een overheerste geest... Voor ons is zij echter de aarde waarop zich sinds twintig eeuwen het verbazingwekkend avontuur van de menselijke geest afspeelt... Zij heeft zowel een aantal grote individuen als een onuitputtelijk volk voortgebracht... Het genie van enkelen en het grote hart van al zijn volken”. (p59-62)
Hij noemt Faust, Don Quichot en Hamlet, die hij niet tegenover maar naast elkaar plaatst. “Ons Europa is een gemeenschappelijk avontuur waar de geest waait en dat we, ondanks jullie, zullen najagen... Ik ga opnieuw op de pelgrimages die ik... ondernomen heb: de rozen in de kloosters van Florence, de gouden bollen op de daken van Krakau... de barokke standbeelden op de Karelsbrug over de Moldau, de lieflijke tuinen van Salzburg... Mijn herinnering heeft die elkaar overlappende beelden versmolten, om daaruit een enkel gelaat te maken: dat van mijn ware vaderland. En mijn hart krimpt ineen als ik eraan denk dat jullie schaduw sinds jaren over dit krachtige en gekwetste gelaat valt.”
“Al deze landschappen, deze bloemen en deze geploegde velden, de oudste landen, laten u elke lente weer zien dat er dingen zijn die jullie niet in bloed konden verstikken... De wapens waarover de Europese geest tegenover jullie de beschikking heeft, zijn dezelfde als die in de aarde rusten, en constant aanzetten tot hergeboorte in oogsten en in bloemenkronen. De strijd die wij voeren is zeker van de overwinning, omdat hij de hardnekkigheid van de lente bezit.”
Hij weet ook dat Europa geschapen of herschapen moet worden na de (Duitse) nederlaag, die ook een nederlaag van de geest was tegenover het zwaard in plaats van een evenwicht tussen geest en zwaard.
Vanuit het Oosten gezien is Europa het avondland waar de zon ondergaat
Vierde brief: antwoord op de zinloosheid
De stad bereidt zich voor “op de morgen van de vrijheid,” terwijl het nog nacht is en overal tekort aan is. ”Spoedig zal zich hier een wind verheffen waarvan u zich geen voorstelling kunt maken.” (69)
“Lange tijd hebben we gemeenschappelijk geloofd dat deze wereld geen diepere zin heeft... alleen heb ik daar andere conclusies uit getrokken... U heeft... de conclusie getrokken dat alles gelijkwaardig is en goed en kwaad naar believen gedefinieerd kunnen worden... Dat in de afwezigheid van een menselijke of goddelijke moraal alleen de waarden die het dierenrijk bepalen overeind bleven, namelijk, geweld en list. Daaruit heeft u geconcludeerd dat de mens niets is en men zijn ziel kan doden, dat in onze hoogst zinloze geschiedenis de opdracht van een individu alleen maar het avontuur van de macht kan zijn en zijn moraal slechts die van het realisme van de verovering.” (p70)
Tegenover dit nihilisme had Camus aanvankelijk geen repliek, “behalve een hevig verlangen naar rechtvaardigheid.. De mens moet het recht bevestigen om tegen het eeuwige onrecht te strijden, moet geluk scheppen om te protesteren tegen een universum van ongeluk... Ik wees de wanhoop èn deze gekwelde wereld af, en verlangde slechts dat de mensen hun solidariteit hervonden om de strijd tegen hun weerzinwekkend lot op zich te nemen. U ziet, we hebben op hetzelfde [nihilistische, absurdistische] principe twee verschillende moralen gebaseerd... U koos de onrechtvaardigheid... Ik heb daarentegen voor de rechtvaardigheid gekozen, om de aarde trouw te blijven... Ik weet dat iets in zichzelf zin heeft, en dat de mens, omdat hij het enige wezen is dat erop staat een zin te hebben... Onze opgave bestaat eruit hem zijn redenen tegen het noodlot aan te reiken. Er zijn geen andere redenen dan de mens, en men moet hem redden als men de voorstelling wil redden die men zich van het leven maakt.” (p71,72) Kortom de zin die men zich voorstelt is inherent in de mens zelf. De mens is zelf zijn zin en schept daaruit zelf zijn zin. De mens mag niet verminkt worden, maar moet gered worden.
“Wij geloofden dat het geluk de grootste van alle veroveringen is, die men behaalt op het lot dat ons opgedrongen wordt... Onze moeilijk te volbrengen heldendaad bestaat erin jullie de oorlog in te volgen zonder het geluk te vergeten. En te midden van het geschreeuw en het geweld probeerden wij in ons hart de herinnering aan een gelukkige zee, een nooit vergeten heuvel of het lachen van een geliefd gezicht te bewaren. Tegelijkertijd was dit ons sterkste wapen dat we nooit zullen neerleggen... Onze superioriteit... bestond erin dat we een doel hadden.” (p72,73)
“Terwijl ik jullie afschuwelijke gedrag veroordeel, zal ik eraan denken dat wij en heel Europa dezelfde tragedie van de geest beleven.” Hij blijft zijn Duitse vriend zien als medemens en koestert geen haat. ‘’We willen jullie in jullie macht vernietigen zonder jullie in jullie ziel te verminken.” Ook al zijn er miljoenen mensen vermoord, wil Camus de geest en de mens redden en herboren laten worden. (p74,75)
Slot: een zelfbekentenis
Al lezende wordt duidelijk hoezeer de brieven een zelfbekentenis zijn en een positiebepaling in het verzet, om de strijd aan te gaan met inachtneming van zijn hogere waarden van rechtvaardigheid en solidariteit, die het geweld begrenzen, zoals hij met name in De mens in opstand verder uitwerkt. De Duitse vriend is eigenlijk een soort alter ego, dat andere conclusies trekt uit de absurditeit van het bestaan, waarmee ook Camus wordt geconfronteerd, echterzonder afstand te doen van een diepgeworteld gevoel voor rechtvaardigheid en verlangen naar gedeeld geluk.