Naar een nieuwe wereldorde

Civis Mundi Digitaal #153

door Hans Kuijper

De neo-klassieke economie is een van de benaderingen van  het  extreem ingewikkelde vraagstuk hoe een volkshuishouding werkt of zou moeten werken. Het is echter wel de benadering waartoe de meeste economen behoren. Vandaar de benaming “mainstream economics” of “orthodox economics”. Deze zienswijze, die nieuw was t.o.v. het gedachtengoed van de klassieke economen Adam Smith (1723-1790), Thomas Malthus (1766-1834), David Ricardo (1772-1823) en John Stuart Mill (1806-1873), betreft de opvatting dat de productie, consumptie en prijzen van goederen en diensten door vraag en aanbod op een markt worden bepaald. De neo-klassieke benadering van een economie gaat uit van een aantal veronderstellingen of axioma’s. Deze zijn in drie typen  in te delen:

• Veronderstellingen over het gedrag van degenen die aan het economisch proces deelnemen:

  1.  Iedereen streeft zijn/haar eigenbelang na en is ook in staat om dit te doen;
  2.  De subjecten nemen beslissingen op basis van autonome voorkeuren.

• Veronderstellingen over de grondslagen van het marktmechanisme:

  1.  Het private eigendomsrecht is gegarandeerd;
  2.  De marktpartijen zijn volledig geïnformeerd m.b.t. personen en zaken voor zover het de transactie betreft.

• Veronderstellingen over het functioneren van de markt:

  1.  Er heerst volledige mededinging, zodat niemand macht heeft;
  2.  Er zijn geen ontbrekende markten, zodat  het marktstelsel in alle behoeften voorziet. 

Deze veronderstellingen gaan lang niet altijd op.

Het eerste type veronderstellingen gaat uit van een liberaal mensbeeld. De gedachte is dat iedereen het beste weet wat goed voor hem/haar is en dienovereenkomstig autonoom en rationeel handelt. Autonome individuen zijn perfect in staat om hun leven zelf in te richten en wensen geen bemoeizucht van anderen, zo is de redenering. Anti-liberalen zijn het hier grondig mee oneens. Autonome individuen vergissen zich deerlijk en verkeren in een droomtoestand. Er is niets geïsoleerd. “Alles ist vernetzt”, “Das Ganze ist das Wesen”, “Tout tient à tout”, “D’ogni cosa la parte ritiene in sé la natura del tutto” of zoals de dichter John Donne (1572-1631)  terecht schreef: ”No man is an island entire on itself”.  De mens is niet een enkelwezen, dat autonoom handelt, maar in essentie een gemeenschapswezen, met fellow-feeling en solidariteitsgevoel. “Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikke” is het fundamentele credo van de liberaal, die niet begrijpt hoe mensen een gemeenschap of een community kunnen vormen. Een samenleving is geen verzameling van los van elkaar staande, naar binnen gekeerde individuen die leven als Robinson Crusoë. Een gemeenschap heeft een eigen gezicht, een cultuur,  met diverse, onderling hecht verbonden dimensies en een arbeidsverdeling, die de samenhorigheid accentueren. De leden ervan zijn op elkaar betrokken, staan in wederzijdse relatie met hun natuurlijke omgeving en vormen de constituerende delen van een samenhangend geheel. Ze zijn in beginsel naar buiten gekeerd. De political soulmates wijlen Ronald Reagan en Margaret Thatcher, die de basis van het neoliberalisme legden en in hun buitenlandse politiek de neoconservatieve benadering benadrukten, zaten er volkomen naast; zij hadden blijkbaar niets van  Émile Durkheim (1858-1917) gelezen en van “sustainable development” nooit gehoord.  

In de standaardtheorie wordt verondersteld dat de consumenten met het kopen van goederen hun nut maximaliseren. DIt betekent dat zij rationeel handelen. Meer van één goed zonder inlevering van een ander goed is altijd beter.De gemaakte keuzen zijn ook consistent. Indien in een bepaald geval A boven B en B boven C wordt gekozen, kan in een andere situatie niet C de voorkeur boven A krijgen.Het begrip nut is echter leeg; het gaat enkel om ordening. Kahneman e.a. spreken in dit verband van “decision utility”. Hiertegenover staat “experienced utility”, een concept dat teruggaat tot Jeremy Bentham (1748-1832),  volgens wie het nut dat mensen ervaren kan worden gemeten. Als beslissingstheorie kan nutsmaximalisatie vaak worden toegepast. Men kan allerlei zaken in de nutsfunctie opnemen (bv. vrije tijd).

Er is echter verschil in preferenties tussen consumenten in verschillende culturen. Verder kan de consumptie uit het verleden een negatief effect hebben op de huidige consumptie (gewenning). Bovendien kan de consumptie van anderen of van iemand anders invloed uitoefenen.

De weergave van voorkeuren m.b.v. een nutsfunctie is te weinig gestructureerd. Er is behoefte aan onderscheid tussen preferenties, verlangens, wensen enz. van de eerste en die van de tweede orde. Bij voorkeuren van de eerste orde bv. gaat het om de onmiddelijke satisfactie van bezittingen of activiteiten. Preferenties van de tweede orde zijn relevant voor de beoordeling van en verandering in de voorkeuren van de eerste orde. Het gaat hierbij om de inrichting van het leven in zijn totaliteit. Verslaving kan tijdelijk een grote mate van bevrediging geven, maar in het licht van overwegingen van een hogere orde wil men er dikwijls van af. Amartya  Sen spreekt van de techniek van “meta-ranking” gebaseerd op morele waarden, specifieke ideologieën of klassenbelangen 

In de postmoderne maatschappij ontlenen mensen hun status aan de consumptie van duurzame goederen. Door deze te kopen denkt men aanzien in de referentiegroep te verwerven. Vroeger bestond de referentiegroep uit familieleden, kennissen en buren. In de tijd van massacommunicatie  bestaat zo’n groep uit modelpersonen en –gezinnen, zoals aangeprezen door de misleidende media, waardoor “keeping up with the Joneses” moeilijker wordt. Gewoonlijk stijgen de inkomsten van modelpersonen meer dan die van de rest. Om bij te blijven moet de consument meer arbeidsuren maken of zich in de schulden steken.Dit alles maakt hem/haar niet gelukkiger. 

 

Thorstein Veblen

 

De Amerikaanse  econoom en socioloog van Noorse afkomst Thorstein Veblen (1857-1929) signaleerde deze onzalige ontwikkeling en introduceerde in zijn beroemde boek The Theory of the Leisure Class (1899) de term ”conspicuous consumption” (opzichtige consumptie, zie CM 104-107). Tegenwoordig heeft deze vorm van geld uitgeven absurde vormen aangenomen, waardoor de maatschappij is verworden tot een door liberale politici opgezweepte hoop egocentrische individuen die langs elkaar leven.

Hans Achterhuis, emeritus hoogleraar filosofie. onderscheidt schaarste die normaal is van schaarste die doelbewust wordt geschapen en dus niet van nature is gegeven. Bij deze vorm van schaarste gaat het om de manier waarop de productie van goederen in het kapitalistische systeem wordt geselecteerd op basis van hun winstgevendheid.

 

Bernard Mandeville

 

Een  verplichtende levensstandaard leidt tot consumptiedwang, een aanfluiting van de vrijheid die de VVD hoog in haar vaandel heeft staan. In het  voetspoor van de Nederlandse arts-filosoof Bernard Mandeville (1670-1733) en Adam Smith (1723-1790), een Schotse moraalfilosoof en pionier op het gebied van de politieke economie,  heeft de opvatting postgevat dat individueel eigenbelang goed is voor de hele maatschappij. In de woorden van  Mandeville, auteur van The Fable of the Bees: or Private Vices, Publick Benefits:

              Verdorven was elk onderdeel

              en toch een paradijs ’t geheel.

              Zo was de zegen van die staat

              zij werden groot door al het kwaad.

              Luxe, bedrog en hoogmoed lukken

              als wij er maar de vrucht van plukken.

Maar zo gaat het lang niet altijd. Mensen handelen op basis van inzichten die door opvoeding, ervaring en sociale contacten zijn verkregen. Behalve eigenbelang is er ruimte voor waarden, normen, doelstellingen en verwachtingen, die een samenleving reguleren. Sen onderscheid tussen sympathie en “commitment” (betrokkenheid). Bij sympathie gaan eigenbelang en het belang van anderen samen. Ik geef bv. aan een charitatieve instelling, omdat ik er een warm gevoel van krijg en mijn geweten wil sussen. Het ligt duidelijk anders wanneer ik geef vanuit een soort morele verplichting of betrokkenheid bij het lot van anderen. Dit heeft niets te maken met mijn persoonlijke nutscalculatie. Betrokkenheid betekent prosociaal gedrag, dat de coördinatie van economische activiteiten bevordert en liftersgedrag bij collectieve voorzieningen voorkomt. De mate waarin mensen zich prosociaal gedragen, is nogal verschillend. Elke cultuur beschikt over een bepaalde hoeveelheid “sociaal kapitaal”. 

 

Het tweede type veronderstellingen van de meeste economen betreft de fundamenten van het marktmechanisme. Ook hier is enige twijfel op zijn plaats.

Een vrije markteconomie kan niet functioneren zonder wetten en regels. De juridische verankering van private eigendomsrechten, die niet uit de lucht komen vallen, geschiedt in beginsel door de staat, die over het geweldsmonopolie  beschikt (https://nl.wikipedia.org/wiki/Geweldsmonopolie). Over het ontstaan,  de ontwikkeling, de reikwijdte, de organisatie, de legitimiteit, de reikwijdte en het gedrag (in binnenland en t.o.v. andere staten) van een staat zou veel zijn te zeggen. Bibliotheken zijn hierover volgeschreven. Feit is, dat “staat” macht impliceert en macht staat haaks op vrijheid. Geleerden kunnen het maar niet eens worden over de betekenis van “recht” en de grondslag van eigendom, want ieder mens wordt naakt geboren en verlaat deze wereld met lege handen.

Met de bescherming van eigendomsrechten zijn transactiekosten verbonden. Nobelprijswinnaar Douglass North (1920-2015), die zich intensief met dit onderwerp heeft beziggehouden, redeneerde dat instituties of instellingen (de verzameling van wetten en regels in een samenleving) bepalend zijn voor de hoogte van de transactiekosten, d.w.z. de kosten die worden gemaakt om een economische overeenkomst tot stand te brengen, niet te verwarren met de productiekosten. Oliver Williamson (1932-2020) zou North’s theorie verder ontwikkelen en ontving hiervoor in 2009 eveneens de Nobelprijs, samen met Elinor Ostrom (1933-2012), als eerste vrouw. Thráinn Eggertsson, een sociale wetenschapper uit IJsland die economisch gedrag en economische instellingen bestudeert, geeft de volgende opsomming van de transactiekosten:

  • Zoekkosten die zijn verbonden met het vinden van de spreiding van prijs en kwaliteit op diverse markten;
  • Onderhandelingskosten indien koop en verkoop op basis van bilaterale contacten tot stand komen;
  • Het opstellen van contracten bij meer gecompliceerde vormen van ruil;
  • Het nagaan of marktpartijen zich houden aan de contractueel vastgelegde voorwaarden;
  • Het afdwingen van contractuele verplichtingen of het opmaken van de schade als een van de partijen zich niet aan een afspraak houdt;
  • Kosten die zijn verbonden aan de bescherming van eigendomsrechten tegen criminele inbreuken of zelfs tegen de overheid als deze de wet overtreedt.

Wetgeving is niet alles; mensen moeten zich ook aan de wet houden. Wanneer wetten in strijd zijn met het algemene rechtsgevoel, zal handhaving van de wet met hoge kosten gepaard gaan. Daarnaast moet de overheid over voldoende middelen en rechtsbeschermers beschikken om eigendommen te kunnen beschermen. In landen waar dit niet het geval is, zal weinig worden geïnvesteerd vanwege het risico van gehele of gedeeltelijke onteigening. Weinig investering betekent minder economische groei.

Economische transacties gaan gepaard met overdracht van eigendomsrechten, waarvoor contracten worden afgesloten. Contracten omvatten zowel mondelinge overeenkomsten als op schrift gestelde rechten en plichten. Over en rond het begrip (economisch, juridisch of staatkundig) contract is een enorme hoeveelheid literatuur ontstaan. Ga verder naar https://en.wikipedia.org/wiki/institutional_economics. 

Wanneer mensen onvolledig of verkeerd zijn ingelicht over de kwaliteit van verhandelde goederen of de intenties van tegenspelers, kan het nastreven van eigenbelang maatschappelijk verkeerd uitpakken. Ongelijke of asymmetrische informatie is een veelvoorkomend verschijnsel in de economie en is zeker niet beperkt tot de handel in tweedehands auto’s. De reclamewereld bv. staat er bol van. George Akerlof, Michael Spence en Joseph Stiglitz hebben diepgaand onderzoek naar ongelijke en transactiekosten nodeloos verhogende informatie verricht en zijn hiervoor in 2001 beloond met de Nobelprijs. Ongelijke informatie speelt in op de neiging van de mens om te liegen. In het Oude Testament staat dan ook niet voor niets “Gij zult niet stelen, gij moogt niet liegen noch elkander bedriegen” (Leviticus 19:11).  De media (pers, radio en televisie) weten dit en zullen er dus voor oppassen dat zij geen  leugens verkopen, hoewel dit hen niet belet nepnieuws te (helpen) verspreiden. De halve waarheid is echter spreekwoordelijk erger dan de hele leugen.

 

Joseph Stiglitz

 

De derde categorie veronderstellingen van economen die behoren tot de dominante groep “mainstream economists, betreft de marktwerking. Het gaat hierbij om marktmacht en om het falen van zowel de markt als van de overheid in het beteugelen van een falende markt. Het geruchtmakende boek van Nobelprijswinnaar Friedrich Hayek, The Road to Serfdom (Routledge, 1944) staat ― mirabile dictu ― lijnrecht tegenover het opzienbarende boek van Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz, The Road to Freedom (Norton, 2024, zie CM 146,147). Wie heeft gelijk? Of hebben beiden maar ten dele gelijk?  

Voor marktmacht zijn verschillende oorzaken aan te wijzen. Alle ondernemers trachten marktmacht te veroveren en mededingers buiten spel te zetten. Hiertoe staan verschillende wegen open. Reclame maken is er één van, reclame die niet volledig informeert en mensen om de tuin leidt. 

Iedere ondernemer probeert zijn toeleveranciers zo weinig mogelijk te betalen, zijn medewerkers (arbeiders) zo weinig mogelijk uit te keren, en zijn klanten zoveel mogelijk te laten betalen, teneinde zijn winst te maximaliseren. Hij wil zodoende het onderste uit de kan halen, maar vergeet gemakshalve dat hij moreel verkeerd bezig is. Vakbonden zijn hem een doorn in het oog. Hij is deze bolwerken van economische macht liever kwijt dan rijk. Een sociale revolutie van uitgebuite arbeiders, die enkel hun boeien hebben te verliezen, vreest hij als de pest. De enige manier om dit gevaar te bezweren, is de horde proletariërs dom houden en slim/sluw uit elkaar spelen (“divide et impera”), wat hem met overheidssteun (corruptie) nog lukt ook. Democratie? Ik geloof er niet in. 

In het kapitalisme worden volgens Karl Marx goederen met de inzet van de factor arbeid geproduceerd om tegen een zo hoog mogelijk geldbedrag te worden geruild, wat leidt tot nadruk op winstmaximalisatie.  Marx kritiseerde verder het feit dat in een kapitalistische samenleving  goederen niet worden geproduceerd om in de reële behoefte van klanten te voorzien, maar uitsluitend voor de winst, wat tot “Entfremdung” (vervreemding) van arbeid  en “Verdinglichung” (verdinglijking), uitbuiting of exploitatie van arbeiders leidt. 

De landen van de G20 hebben onlangs afgesproken om samen te werken bij de introductie van een belasting van superrijken, maar zij konden het niet eens worden over het in te voeren percentage en over de vraag wanneer iemand superrijk is. De godvergeten gladjanussen! 

Paul Samuelson, Martin Bronfenbrenner, Murray Wolfson, Tadao Horie en Michio Morishima hebben geprobeerd aan te tonen (veelal wiskundig) dat de theorie van Marx op een fatale vergissing is gebaseerd. Heterodoxe economen zoals Maurice Dobb, Pierangelo Caregnani, George Catephores, Makoto Itoh en Samuel Bowles hebben getracht dit te weerleggen. Lees Steve Keen, Debunking Economics: The Naked Emperor Dethroned? (Zed, 2011) en exploreer https://en.wikipedia.org/wiki/Heterodox_economics. De communis opinio is echter, dat het  Marxisme “de diepe zucht van de vernederden en vertrapten” is, een zucht die neoklassieke economen koud lijkt te laten.

De mentaliteit van kapitalistische ondernemers druist lijnrecht in tegen het beginsel van volledige, perfecte of volkomen concurrentie. Iedere ondernemer streeft er immers  hardnekkig naar een monopoliepositie te bereiken, zodat hij de prijs van het door hem aangeboden product kan opdrijven en dicteren. Hij wil “pricemaker” worden en geen “pricetaker” zijn. Ondernemers zijn dus cripto-monopolisten. Ze zijn uit op macht. M.a.w., het zijn  dictators in de dopen verschillen enkel in potentie  van degenen die abusievelijk menen onbegrensde alleenheerschappij in de maatschappij te hebben. Weinigen onder hen zullen dit toegeven. Toch is het echt zo. Ondernemers (bazen) die zouden streven naar volledige, perfecte of volkomen mededinging en naar vrije handel voor iedereen (globalisering), handelen tegennatuurlijk en zijn in wezen onliberaal doordat zij proberen mededingers toegang tot de markt te ontzeggen en niet aflaten om te trachten potentiële afnemers zand in de ogen te strooien. Zij zouden geen winst  meer maken en hiermee hun bestaansgrond/-recht ondermijnen. De ondernemer, die door kortzichtige liberale denkers de handen boven het hoofd wordt gehouden, is in feite gewetenloos, asociaal; de gezondheid of het welbevinden van een individuele klant zal hem/haar een rotzorg zijn, als het per saldo maar geld in het laatje  brengt (“Pecunia non olet”). Arbeiders, die getalsmatig in de meerderheid zijn t.o.v. hun bazen, zijn zich hiervan niet of onvoldoende bewust. In de Tweede Kamer zou de PvdA (de partij van de ondergeschikten) de VVD (de partij van de bovengeschikten) gemakkelijk kunnen overstemmen, maar doet dit niet! Heeft u wel eens nagedacht hoe dit komt?

Door regelgeving zou de zgn. democratisch gekozen overheid hiervoor een stokje kunnen en moeten steken, maar zij is in de praktijk zelf geen haar beter. Slim bewerkt door lobbyisten, speelt zij met het bedrijfsleven onder één hoedje. Onze beschermende “ouders” zouden het falen van de markt tegen kunnen en moeten gaan, maar de staat is zelfs geen verlicht despoot. De overheid kan en moet het algemeen belang dienen, maar zij zwicht veelal voor de gevestigde belangen van “the high and the mighty”. De overheid kan en moethet marktmechanisme corrigeren en toewerken naar volledige, perfecte of volkomen mededinging, maar zij helpt het prijsmechanisme dikwijls om zeep door prijzen vast te stellen. Vrije markt? Laat me niet lachen!

Herman Tjeenk Willink noemt in zijn nieuwste boek, Het Tij Tegen (Prometheus, 2023), de “democratische rechtsorde” (?) “het fundament”. Wat “rechtsorde” betekent en wie haar tot stand heeft gebracht, maakt hij echter geenszins duidelijk. Democratie acht ik een fopspeen. Het is de tirannie van  de meerderheid en daarmee de ergste vorm van despotisme, want stemmen worden geteld, maar niet gewogen en de meeste stemmen gelden. De stem van een pooier, boerenpummel of assistent-verkoopster in een oliebollenkraam weegt even zwaar als de stem van wie dan ook. Het zijn uiteindelijk de befaamde "tweehonderd van Mertens” die de dienst uitmaken en de lakens uitdelen. De elite, zo leerde Robert Michels (1876-1936), heeft het  voor het zeggen, of wij het erkennen of niet. Waarom zijn er anders geprivilegieerden en bevoorrechten, georganiseerde lieden zoals top-PvdA’er Tjeenk Willink die mogen doen wat u, geachte lezer, en ik (de slaven!) niet mogen doen? Inkomensongelijkheid, die met vrijheid op gespannen voet staat, en negatieve externaliteit (https://en.wikipedia.org/wiki/externality) deren het tirannieke bewind niet echt, zolang als het bruto nationaal product maar toeneemt. Dit is immers

de graadmeter van de welvaart in het “gave landje” van Mark Rutte, die ons alllemaal uitlacht als secretaris-generaal van de NAVO, een  offensieve organisatie, gezien de invallen in Servië, Libië, Syrié en Afghanistan.

 “Polititics” is “poly tricks” en democratie is volgens Voltaire “le despotisme de la canaille”. Politici zijn woordgoochelaars en per definitie onbetrouwbaar. Het zijn demagogen, meesters in het vernachelen van het klootjesvolk, dat onmogelijk zichzelf kan regeren, omdat het ― naar het woord van Anatole France ―  uitblinkt in incompetentie en inconsistentie. Het plebs is een veelkoppig monster, in staat om opgehitst de gruwelijkste misdaden te plegen. Denk aan de vele lynchpartijen. De oude Romeinen begrepen het al: geef het gepeupel “panem et circenses” (brood en spelen) om het politiek kalm te houden. De heen en weer hossende Nederlandse  voetbalsupporters van tegenwoordig of de uitzinnige menigte Oranjefans op tribune bevestigen dit. Ons vorstenhuis, dat vergeet wat koninklijke waardigheid is, doet vrolijk mee om bij het grote publiek in het gevlei te komen.

Het liberalisme probeert het individu te bevrijden van de almacht van de staat, en het socialisme tracht het individu te verlossen van de almacht van de markt. Momenteel zijn wij getuigen van de finale titanenstrijd tussen liberalisme en socialisme in Oekraïne, een voortzetting van de Koude Oorlog. Welke kant het opgaat zal bepalend zijn voor de toekomst van de wereld. Liberalisten noch socialisten lijken in te zien dat het tenslotte om de gehele mens gaat. De homo democraticus bestaat evenmin als de homo economicus. Dit zijn slechts ficties, in stand gehouden door stiekeme, achterbakse figuren die belang hebben bij het instandhouden ervan.

Zowel de markt als de overheid faalt, omdat het steeds om mensen gaat, om stervelingen die kunnen falen. Persoonlijk heb ik meer fiducie in de wijsheid van één mens (die met een kaarslichtje is te zoeken) dan in de wijsheid van veel mensen, want “die-Viel-zu-Vielen” (Nietzsche) kunnen een land niet regeren. Het zou geen orde, maar wanorde betekenen, want zoveel hoofden, zoveel zinnen. Die ene moet wel moreel/ethisch deugen, zoals de oude Chinezen reeds inzagen. De wijze buigt naar links noch rechts. Hij laat zijn oren niet hangen naar liberalen of socialen, naar egoïsten of communisten. Hij laat zich niet meeslepen door en zich niets gelegen liggen aan het redeloos gejoel van de massa. Hij behoudt zijn waardigheid. De wijze is oprecht als de duif en slim als de slang. Zwijgzaam de gulden middenweg bewandelend en wetend dat er geen weg is met maar één kant, laat hij zich leiden door de onuitsprekelijke Dào.