De Orde van Skull and Bones
Deel 2

Civis Mundi Digitaal #153

door Piet Ransijn

Bespreking van Anthony C. Sutton, America’s Secret Establishment. An Introduction to the Order of Skull and Bones. Waterville USA, TrineDay / Chicago Independent Publishers Group, 1983, 1986, 2002, 2009.

Anthony Sutton en zijn onderzoek

Het geheime genootschap Skull and Bones is in het vorige nummer besproken aan de hand van een boek van Von Rétyi. Hij verwijst naar het werk van historicus Anthony C. Sutton (1925-2002) als “de meest toonaangevende expert met betrekking tot Skull and Bones”. Sutton week af van de officiële geschiedschrijving en werd belachelijk gemaakt, doodgezwegen, vervolgd, en liep het risico te worden geliquideerd. “Helaas zal geen enkele historicus zijn baan behouden als hij probeert samenzweringen te onderzoeken,” schreef hij en kreeg de mededeling: “U zal het niet overleven”. (Von Rétyi, Skull and Bones, p103,105,106,119)

Volgens zijn uitgever is Sutton onder verdachte omstandigheden overleden, nadat in 2002 zijn boeken werden herdrukt en weer onder de aandacht kwamen. Hij werd gevonden op de keukenvloer. “Some folks’ die een appartement boven hem hadden betrokken, gingen er meteen na zijn overlijden vandoor.” (piii) De uitgever had van hem gehoord via haar vader, een CIA functionaris op hoog niveau, die ontslag nam toen hij achter de drugshandel en andere corrupte praktijken van de CIA kwam. Zij raakte geïnteresseerd in ‘secret societies’ en de boeken van Sutton. Na een aantal jaren slaagde zij er eindelijk in om hem te ontmoeten. Hij leefde teruggetrokken, wellicht uit zelfbescherming, en werd in de gaten gehouden door geheime diensten.

Sutton schreef zo’n 25 boeken waarin hij afwijkt van de officiële geschiedschrijving en onder meer verborgen gehouden handelsrelaties tussen de Amerikaanse machtselite, Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie aan het licht brengt. Hij vroeg zich af waarom de elite van de VS Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie in het geheim hebben gesteund, gefinancierd, geïndustrialiseerd en bewapend. Het werd hem duidelijk toen hij de ledenlijsten van het geheime genootschap de Orde van Skull and Bones kreeg overhandigd door een onbekende, die uit de school klapte en de geheimhouding doorbrak. Een aantal van deze namen was hij al eerder tegengekomen. Maar nu zag hij een onderling verband, dat hij in het onderhavige boek verduidelijkt aan de hand van de informatie over de Orde. Mede vanwege de antwoorden op zijn vragen, beschouwd hij dit boek als zijn belangrijkste werk. “Als ik een opus magnum heb, is het dit.” (pviii) 

   

De bekendste boeken van Sutton 

Er zijn andere historici die de inzichten van Sutton bevestigen, zoals Daniele Ganser, Imperium USA (zie CM 151) Guido Preparata, Conjuring Hitler. How Britain and America Made the Third Reich, en de Britse historici Gerry Docherty en Jim MCGregor in Hidden History: The Secret Origins of the First World War. De overwinnaars schrijven hun geschiedenis en pleiten zich vrij van schuld, die volledig bij de verslagen opponent wordt gelegd.

Onderzoekers van de Amerikaanse machtselite zoals C. Wright Mills en G.W. Domhoff (zie CM 102 en 134) wezen op de verwevenheid (‘interlocking’, vervlechting) van de elites door opleiding, functies, huwelijks-, familie- en vriendschapsbanden en lidmaatschap van clubs, denktanks en andere organisaties. Andere auteurs treden niet in detail. Sutton doet dat wel en brengt de formele en informele banden tussen leden van Skull and Bones in kaart. Naast De Orde van Skull en Bones zijn er andere clubs en ‘secret societies’. De Orde wordt beschouwd als de meest invloedrijke en heeft drie presidenten opgeleverd, nl. William Howard Taft (1909-1913), Bush sr. (1989-1993) en Bush jr (2001-2009) en diverse ministers, hoge diplomaten en directeuren van de CIA. Bush sr. kwam aan de macht nadat Sutton zijn boek over De Orde schreef. De Orde infiltreert in allerlei instituties, vooral het onderwijs, grote banken, defensie en buitenlandse handel.

De dialectiek van Hegel

In de bespreking van het boek van Von Rétyi bleek dat De Orde werd beïnvloed door de dialectische filosofie van Hegel en de fysiologische psychologie van Wilhelm Wundt. “Het hegelianisme verheerlijkt de Staat... een politieke filosofie die direct tegenover het klassieke liberalisme staat [... waarbij] de staat ondergeschikt is aan het individu.” Bij het hegelianisme dient het individu daarentegen de Staat, volgens de interpretatie van Sutton. Dat geldt zowel voor het marxisme als het nazisme, die er beide van zijn afgeleid als linkse en rechtse interpretatie van Hegel. (pxiii)

Volgens de dialectiek van Hegel gaat vooruitgang door conflict, door botsing van tegenstellingen, waaruit een synthese voortkomt, die volgens Sutton neerkomt op meer staatsmacht en minder individuele rechten. Bijv. nazisme tegenover communisme. “Als je de tegenstellingen kunt controleren, beheers je de aard van de uitkomst.” Vandaar dat leden van De Orde beide kanten van het conflict steunden en financierden, zowel links als rechts.

Uit het hegelianisme vloeit een onderwijsvisie voort waarbij “kinderen worden getraind om de Staat te dienen”. (pxiv) Daarbij werd gebruik gemaakt van financiering van Rockefeller. (Zie ook De Wagt in CM 150) Het gaat uiteindelijk om het beheersen van mensen (“people control”) en wereldbeheersing in een nieuwe wereldorde, een doel dat  ook andere organisaties voor ogen staat. (Over een andere visie op Hegel zie CM 109 en het commentaar aan het eind van deze bespreking)

“De meeste mensen zijn meegaande “go along” types”. Ze hebben weinig oog voor “officiële misdaden”. Tenzij de overheid het echt te bont maakt, zoals bij de toeslagenaffaire en dan nog nadat het aan het licht is gebracht door klokkenluiders met steun van de media. Sutton pleit voor een meer individueel gericht creatief onderwijs en minder conditionering en controle. Met andere woorden: meer individuele bewustwording. Daaruit komt ook meer collectief bewustzijn voort, zodat veranderingen meer van onderop dan van bovenaf gestalte krijgen. Het individu zal het bij een collectieve bundeling van krachten winnen van de staat. “Vroeg of laat zullen de mensen wakker worden,” zei Sutton in een interview. 

Geheime afspraken

De officiële geschiedschrijving gaat er vaak van uit “dat oorlogen, revoluties, schandalen, moorden, min of meer willekeurige, ongerelateerde gebeurtenissen zijn”. (p1) En niet worden beïnvloed, geregisseerd of gepland en bestuurd door een machtselite, zoals Sutton laat zien. Er bestaat echter een oudere opvatting dat de geschiedenis wordt bepaald door de daden van koningen, veroveraars en andere invloedrijke personen. En er bestaat een opvatting dat collectieve krachten de geschiedenis vormgeven en bepalen. Het een sluit het ander niet uit. Collectieve krachten en volksmassa’s kunnen worden geleid door leidende figuren die er uitdrukking aan geven. (De ‘Great Men’ visie is o.a. van Thomas Carlyle in On Heroes and Hero-Worship and the Heroic in History. De visie van Peter Turchin e.a. neigt meer naar de dynamek van collectieve krachten die opgebouwd zijn uit een collectief van individuele acties en leidende figuren en elites, zie CM 33. 107 en volgend nummer 154)

Geheime overeenkomsten en genootschappen mogen niet worden onderschat en dienen te worden meegenomen bij een studie van de machtselite. President Kennedy was zich bewust van hun invloed en waarschuwde ertegen in zijn behartigenswaardige Secret Societies Speech. (https://www.jfklibrary.org/archives/other-resources/john-f-kennedy-speeches/american-newspaper-publishers-association-19610427; https://www.youtube.com/watch?v=pfzJaLXujTE)

Sutton spitst in dit boek zijn onderzoek toe op de sturende invloed van De Orde, nadat hij in eerdere boeken de rol van de financiële elite (Wall Street) aan het licht bracht. Tegenwoordig worden mensen verdacht gemaakt die wijzen op het bestaan van geheime afspraken en samenzweringen van machtselites, die van echter van alle tijden zijn. Verdachtmaking is een instrument dat machthebbers gebruiken om de aandacht af te leiden van hun besloten handel en wandel. De anti-trust wetten in de VS zijn bijv. ingevoerd omdat industriële elites geheime afspraken maakten. 

Sutton spreekt van een samenzwering als er geheime bijeenkomsten zijn, die gericht zijn op gezamenlijke actie welke illegaal is, dus in strijd is met de (grond)wet. Bij De Orde is dit het geval. Maar bijv. niet bij de Council of Foreign Relations of de Trilaterale Commissie, waarin De Orde echter wel significante invloed heeft via cruciale leden. 

 

https://admissions.yale.edu/ De Yale Universiteit

Samenstelling

De oprichting en de geschiedenis van De Orde vanaf 1833 is bij Von Rétyi in het vorige nummer reeds aan de orde gekomen. Elk jaar worden er vijftien mannelijke studenten van de Yale universiteit gevraagd om toe te treden. Het gaat om “energieke, vindingrijke, politieke en waarschijnlijk amorele teamplayers.. Ongeveer een kwart van hen neemt een actieve rol in het bevorderen van de doelstellingen van De Orde.” (p6,7) Door rituelen worden zij psychologisch geconditioneerd. Geheimhouding is verplicht. Er is een sterke groepsbinding, teamgeest en toewijding aan het gemeenschappelijke doel van De Orde. Leden van de Orde steunen en bevoordelen elkaar. 

“Er is een groep van 20-30 vermogende families aan de Oostkust opgekomen die De Orde domineren.” Dit wordt versterkt door onderlinge huwelijken, zoals vroeger bij adellijke families, en door lidmaatschap van diverse leden van een familie, vaak van vader op zoon. Over het algemeen zijn deze oude families White Anglosaxon Protestant (WASP), maar er zitten ook “nieuwe rijken” bij. Naast Skull and Bones zijn er nog andere geheime genootschappen binnen en buiten de Yale Universiteit, die mogelijk onderlinge betrekkingen hebben. De Orde had grote invloed op de Yale Universiteit en beheerste de universiteitspers en de financiën. Verscheidene leden waren president van de universiteit. Sutton geeft een oude lijst met 46 namen van professoren en afdelingshoofden van Yale, de meesten in de 19e eeuw. De families en hun onderlinge betrekkingen worden met een aantal voorbeelden met naam en toenaam toegelicht. (p70)

De Orde heeft een Britse connectie die The Group wordt genoemd en is gerelateerd aan Milners Round Table van de imperialistische, kolonialistische en racistische politicus Cecil Rhodes en aan de Joodse bankiersfamilie Rothschild, die behoorde tot de leden. Daarover schreef Carroll Quigley een boek: The Anglo-American Establishment. (1981)

 

De tombe van Skull and  Bones

Ketens van invloed

“De orde is doorgedrongen… in voldoende organisaties met betrekking tot beleid, research, meningsvorming, zodat het de richting van de Amerikaanse samenleving kan bepalen.” (p25) Verscheidene leden van De Orde zijn president geworden van universiteiten. Zij hebben de American Historical Association, de American Economic Association en de American Psychological Association gesticht en beïnvloeden daarmee de dominante trend van de geschiedschrijving, de economie en (onderwijs)psychologie. Ook is de orde vertegenwoordigd in het bestuur van invloedrijke stichtingen als de Rockefeller-, Carnegie-, Ford-, de Russell Sage-, en Peabody Stichtingen. De Orde was betrokken bij de oprichting van de American Society for de Judicial Settlement of International Disputes en de League to Enforce the Peace, die zich ontwikkelde tot de League of Nations en de Verenigde Naties, de UNESCO en het Peace Research Institute, later het Institute for Policy Studies. De Orde laat zich horen in internationale organisaties (NGO’s). Het internationalisme past bij het oogmerk van een nieuwe wereldorde met beperkte individuele vrijheid en grondwettelijke rechten, waarin nationale grenzen en culturele onderscheidingen vervagen. De Orde is vaak vertegenwoordigd als stichter en eerste voorzitter in de top en de binnenste kern van organisaties.

Wat betreft de media had De Orde o.m. prominente posities bij Time-Life, National Review, Cowles Communication, Litton Educational Systems, Atlantic Monthly, Fortune en het Nieman Fellowship dat prestigieuze prijzen uitreikt  voor journalistiek. Families met leden in De Orde beheersen en beïnvloeden ook vaak grote banken, bedrijven, advocatenkantoren en de Federal Reserve Bank en zijn vaak nadrukkelijk aanwezig in de politiek. In grote bedrijven en politiek geldt het “draaideur fenomeen”. En het principe: “Alleen hij die hun embleem draagt op zijn borst, wordt als meest geschikt beschouwd voor elke post” (p43) 

Onderwijs bepaalt hoe de bevolking van de toekomst zich zal gedragen

Recht doet de wil van de staat gelden

Politiek bepaalt de richting en de continuïteit van de staat

Geschiedenis bepaalt wat mensen geloven van wat in het verleden is gebeurd

Psychologie bepaalt mede hoe mensen denken

Filantropie schept een positief beeld van invloedrijke mensen

Geneeskunde beïnvloedt gezondheid, leven en dood

Religie beïnvloedt de spirituele overtuigingen die vele mensen aanzet tot actie 

Media bepalen wat mensen weten en leren over actuele gebeurtenissen

In de bespreking van Von Rétyi kwam als voorbeeld een keten van invloed naar voren die liep van de Whitney Group via de carrière van Ordelid Henry Stimson als medewerker, brigadier-generaal, Gouverneur Generaal van de Filippijnen, Minister van Buitenlandse Zaken en Minister van Defensie. Hij had prominente posities bij vijf presidenten. Ordelid Harvey Bundy was zijn  speciale assistent. Diens zonen, eveneens Ordeleden, kregen prominente posities bij defensie, CIA en buitenlandse zaken, de Council of Foreign Relations en de Harvard Universiteit. Zij bewogen zich zowel aan de linker- als de rechterkant  van de politiek, hetgeen kenmerkend is voor de dialectische visie van De Orde.

Een andere invloedrijke keten die bij Von Rétyi naar voren kwam, is die van vader Prescott Bush, zoon George sr. en George jr. 

    

Henry Stimson, vader Harvey Hollister Bundy en zoons Wiliiam Bundy en McGeorge Bundy

De Orde en het onderwijs

Ook de invloed van De Orde op het onderwijs kwam bij Von Rétyi naar voren. Deze invloed liep om te beginnen via drie personen, die alle drie in Berlijn hadden gestudeerd, de bakermat van het hegelianisme, namelijk Ordeleden Timothy Dwight, Daniel Colt Gilman en Andrew Dickson White, resp. presidenten van de universiteiten van Yale, California en daarna de John Hopkins en Cornell Universiteiten. Andere invloedrijke figuren met relaties met De Orde waren Stanley Hall, president van Antioch College en Alphonso Taft, medestichter van De Orde, bestuurder aldaar en vader van de latere president van de VS. Hall heeft de psychologie van Wilhelm Wundt in de VS ingevoerd, wiens vader lid was van de Illuminati. Hall werd ook beïnvloed door Hegel en Marx. Hij was professor in de psychologie en pedagogie bij de John Hopkins Universiteit, waar volgens Sutton “een revolutie in het Amerikaanse onderwijs” plaatsvond. Adepten van Wundt verspreidden zich naar diverse universiteiten waar zij honderden doctoraal studenten hebben opgeleid. (p90,91)

Sutton schrijft niets over een andere invloedrijke Amerikaanse psycholoog: William James, de Amerikaanse collega en tegenhanger van Wundt, die het eerste psychologisch laboratorium aan de Harvard Universiteit stichtte, in hetzelfde jaar of vier jaar eerder dan Wundt in Leipzig, daarover zijn verschillende lezingen. James bracht de Europese empirische psychologie naar de VS, waaronder die van Wundt, maar ging zijn eigen weg, die naar de filosofie en religie voerde in Pragmatism: A New Name for Some Old Ways of Thinking en The Varieties of Religious Experience.

Stanley Hall promoverde als eerste in de psychologie aan Harvard met James als supervisor, maar volgens Sutton promoveerde hij bij Wundt. (p101, https://psychology.fas.harvard.edu/people/william-james) Het bezwaar tegen Wundt was, dat hij een mens weinig of geen vrijheid gaf als verwerker van prikkels. Het Amerikaanse stimulus-response behaviorisme sluit aan bij de psychologie van Wundt. James ging echter uit van het bestaan van de vrije wil en verwierp determinisme. (Over James, zie CM 117)

Sutton noemt ook een connectie met de Duitse Illuminati, waarbij Herder (zie CM 149),  Fichte, Goethe, Schiller (zie CM 111) en de pedagoog Pestalozzi betrokken zouden zijn. Niets mis mee, met deze verlichtingsdenkers, zou je zeggen. Bij de stichter Adam Weishaupt lag dat anders, zoals Von Rétyi reeds naar voren bracht. Hij was gericht op macht en (wereld)heerschappij zonder veel scrupules. Volgens Andrea Wulf in Rebelse genieën stonden genoemde denkers op de drempel van de Romantiek, toen het ik werd ontdekt en meer nadruk werd gelegd op persoonlijke ontplooiing, het tegendeel van onderschikking aan de staat. Aan het eind van de Romantiek kregen onder invloed van de wetenschap deterministische visies de overhand. (Zie CM 129 en 138 en de serie over de Romantiek CM 111-114)

 

   

Alphonso Taft, medestichter van De Orde, Stanley Hall, Daniel Coit Gillman en Richard Ely

 

Invloed via wetenschappelijke organisaties

Ook via de reeds genoemde Historical, Economic en Psychological Associations had De Orde grote invloed, plus de American Medical Association in combinatie met de Rockefeller General Education Board, waarover bij De Wagt in CM 150 al het nodige naar voren kwam. In het medische onderwijs kwam de nadruk te liggen op farmaceutische geneeskunde met chemische medicijnen. Meer natuurlijke geneeswijzen werden uitgesloten.

De eerste president van de de American Economic Association was Richard Ely, een collega van Daniel Gilman en  Stanley Hall aan de John Hopkins Universiteit, waar hij politieke economie doceerde. “Economische planning van de Staat  is een essentieel onderdeel van de politieke controle van de Staat.” Zijn focus verschoof van laissez faire en vrij ondernemen naar staatsplanning. “Ely verwierp de klassieke liberale economie.” Hij schreef ook het boek Frans en Duits Socialisme. De latere president Woodrow Wilson was een van zijn favoriete studenten. (p94-96) Er volgt een lijst van drie bladzijden met Ordeleden met invloedrijke posities op het gebied van onderwijs, onder wie veel hoogleraren. (p98-100)

De invloedrijke filosoof, psycholoog en onderwijskundige John Dewey studeerde bij Stanley Hall. Hij stichtte de invloedrijke School of Education aan de Universiteit van Chicago, die werd gesponsord door Rockefeller. Hij zag de school primair als een sociale instelling, die leerlingen voorbereidde op hun maatschappelijke taken. Het ging om “het gebruik van het eigen vermogen voor sociale doelstellingen”. Volgens Sutton ten dienste van de Staat. “Sociale doelstellingen zijn altijd staatsdoelstellingen.” Deze stelling lijkt aanvechtbaar. Hij meent dat Dewey kinderen op zijn hegeliaans voorbereid “als radertjes in... een organische samenleving... Vrijheid is de participatie van ieder volwassen individu  in de vorming van van de waarden die het leven van de mensen samen reguleren.” Hij wilde de nadruk op individualisme verschuiven naar “gemeenschapszin en collectiviteit”. (p102,103, Meer over Dewey in het commentaar aan het eind) 

 

Oorlogen en revoluties

Volgens Sutton zou De Orde oorlogen en revoluties creëren, die passen in de dialectische visie van conflicterende tegenstellingen op weg naar een Nieuwe Wereldorde. Dat gebeurt door het “‘managen’ van crises" door de elite, die daarbij beslissingen neemt wat betreft oorlog en vrede. Oorlogen en revoluties zijn geen toevallige ongelukken of spontane uitbarstingen, maar het resultaat van (weloverwogen) beslissingen. Ze worden gefinancierd, vaak vanuit Wall Street. Oorlogen worden gecreëerd.

De invloedrijke bankier J.P. Morgan studeerde in Göttingen, een centrum van hegelianisme, waardoor hij werd beïnvloed. Hij financierde beide kanten van het politieke spectrum. De Orde werd in zijn instelling vertegenwoordigd door zijn partners. Het steunen van links en rechts was ook kenmerkend voor De Orde. 

Sutton gaat uitvoerig in op de rol van Ordelid William Averell Harriman (1891-1986) bij de financiering van (het vervolge van) de Russische Revolutie en de verdere ontwikkeling en industrialisering van de Sovjet Unie. Hij was een Amerikaanse bankier en diplomaat, die zaken deed met Moskou. Hij was onder meer ambassadeur in Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie, die hij samen met andere Ordeleden heeft helpen opbouwen. Sutton licht dit uitvoerig toe aan de hand van gekopieerde documenten.

Ook de Nazi’s werden werden gefinancierd met behulop van De Orde. Dat liep, via staalmagnaat Thyssen, de belangrijkste financier van Hitler, zoals door Von Rétyi reeds is toegelicht in het vorige nummer. Thyssen maakte gebruik van andere banken en bedrijven, o.a. die van Harriman en van vader Prescott Bush, partner in Brown Brothers Harriman. “De financiering van de Nazi’s is terug te traceren naar De Orde.” (p170) Daarnaast ook naar Standard Oil van Rockefeller, dat brandstof verschafte, en Ford Motor Company voor oorlogsmaterieel.

Een andere afwijking van de gangbare anticommunitische politiek is het steunen van de marxistische revolutie in Angola door De Orde en door Amerikaanse bedrijven, die daar zaken deden. Ook de revolutie in China werd door Ordeleden en andere Amerikanen gesteund. Onder Nixon en Kissinger, met Bush sr. als vicepresident, kreeg de handelsrelatie en steun aan China een openlijk legaal karakter. China werd volgens Sutton “een ‘supermacht’ gebouwd door Amerikaanse technologie”. (p181) Zoals eerder de Sovjet-Unie. De opbouw van China was bedoeld als tegenhanger van de Sovjet-Unie, maar tegenwoordig ondersteunen China en Rusland elkaar min of meer tegenover de VS en het Westen, zoals Sutton reeds als mogelijkheid opperde. 

 

W. Averrell Harriman met Churchill en Stalin

Slot

Sutton beaamt wat Kennedy zei in zijn Secret Societies Speech tegenover de pers, waarin hij pleit voor openheid. “Geheime politieke organisaties kunnen extreem gevaarlijk zijn voor de sociale gezondheid en de grondwettelijke vitaliteit van een samenleving. In een waarlijk vrije samenleving moet de uitoefening van politieke macht altijd open en bekend zijn.... Geheimhouding is in politieke aangelegenheden historisch gezien verbonden met dwang... Vrijheid is verbonden met open politieke actie en discussie.” (p185) Evenals Kennedy wijst hij op de verborgen acties van geheime diensten, die gebruik kunnen maken van geheime genootschappen zoals de vrijmetselaars. De CIA heeft dit in Italië gedaan bij de operatie Gladio. (zie Middelkoop in CM 143 en De Wagt in CM 150) 

“De Orde is het enige volledig gedocumenteerde voorbeeld dat we hebben van een geheim genootschap in de VS establishment... Er zijn geen lijsten van deelnemers van andere geheime organisaties... De mate van documentatie  in onze delen [het onderhavige boek] over De Orde is elders niet benaderd.” Sutton heeft ook gebruik gemaakt van “clandestiene bronnen binnen De Orde”. (p190) Er zijn dus meer van dergelijke organisaties. In de VS zijn talloze min of meer besloten clubs, de meeste zijn niet geheim maar wel vertrouwelijk of openbaar. Voorbeelden zijn de Lions en Rotary Clubs, die zich inzetten voor goede doelen, maar ook bevorderlijk zijn voor zakelijke relaties. Men helpt medeleden. Al die uiteenlopende clubs vormen een sociaal netwerk. De machtselite heeft een eigen netwerk, dat aan de hand van eerdere publicaties is besproken, waarvan De Orde een klein maar invloedrijk onderdeel is.

Commentaar

Sutton begint met de hegeliaanse dialectiek, die onmisbaar is om de werking van De Orde te begrijpen, als deze conflicterende partijen en zowel linkse als rechtse kampen steunt. Het ziet er echter niet naar uit dat zakenlieden worden geïnspireerd door de hegeliaanse dialectiek. Een eenvoudigere verklaring voor het voordeel dat zij behalen door zaken te doen met tegengestelde partijen, is dat er aan te verdienen valt. Winstbejag is wellicht hun belangrijkste motivatie. Het gaat in het bedrijfsleven om winst maken. 

“In de wetenschap is de eenvoudigste verklaring... altijd de meest acceptabele oplossing.” Dat geldt ook voor “het meest algemene antwoord”. Dat wil zeggen de oplossingen die de meeste gebeurtenissen verklaren, dus het grootste verklarende vermogen heeft. (p2) Het verlangen naar (meer) macht en rijkdom is een vrij algemene verklaring voor het gedrag van de machtselite, zowel langs openlijke als verborgen wegen. Waarschijnlijk vormt het streven naar macht en rijkdom een meer voor de hand liggend motief dan de hegeliaanse dialectiek.

De filosofie van Hegel wordt uiterst summier en weinig genuanceerd weergegeven en geïnterpreteerd, evenals de visie van John Dewey. Sutton munt echter uit in het verhelderen van allerlei contacten tussen Ordeleden en hun invloed op uiteenlopende gebieden. Met Hegel kun je verschillende kanten op, zoals linkse en rechtse Hegelianen laten zien. In CM 109 staat een andere interpretatie van Hegel dan die van Sutton. Volgens Hegel gaat een mens niet restloos op in zijn zintuiglijke indrukken, maar blijft daar in zekere zin vrij van. “Hij is in staat om zich vrij tot zijn gesitueerd zijn te verhouden... “Als vrije wezens staan we steeds al in de dimensie van oneindigheid” (Filosofie-Tijdschrift, Themanummer over Hegel, p2). Zijn sociale filosofie wordt getypeerd met “Bildung als verwerkelijking van vrijheid”.  Het gaat hem om“subjectieve vrijheidsverwerkelijking”. Ook de verheerlijking van de staatsmacht komt aan de orde, waarvan Hegel door diverse filosofen wordt beticht. Vooral bij Karl Popper in The Open Society and Its Enemies is Hegel de gebeten hond. Terwijl Hegel de Duitse staatspolitiek van zijn tijd juist bekritiseerd zou hebben. (Zie CM 109)

John Dewey wordt in https://nl.wikipedia.org/wiki/John_Dewey anders afgeschilderd dan bij Sutton. Hij staat bekend als verdediger van de democratie. Ook pleitte hij voor meer creativiteit in het onderwijs. De school dient mensen op te leiden tot volwaardige burgers, “volwaardige leden van een democratische maatschappij”. Dewey was politiek en sociaal geëngageerd, voorstander van vrouwenemancipatie, progressief onderwijs, rechten van onderwijspersoneel, humanisme en wereldvrede. Op zijn wereldreizen bezocht hij ook China, Japan en de Sovjet Unie. Vanwege zijn onderzoek van de spanningen tussen Stalin en Trotsky in de Dewey Commission werd hij vanuit conservatieve hoek verdacht gemaakt als communist.

Dewey werd beïnvloed door “William James die de nadruk legde op de invloed van de sociale omgeving op de cognitieve processen en het gedrag, in tegenstelling tot de fysiologische psychologie van Wilhelm Wundt... Hij had kritiek op de traditionele stimulus-response [psychologie]... Dewey zag denken als... een product van de interactie tussen het organisme en zijn omgeving. Kennis is dan een praktisch instrument om deze interactie... in goede banen te leiden.” Evenals James had hij een pragmatische visie. Kennis dient om praktische problemen op te lossen.

“Dewey pleitte voor aandacht voor de belangen en wensen van kinderen:.. het kind als individu met rechten en behoeften [...en] hernieuwing van het onderwijssysteem door... een nieuw soort maatschappij.” Vroeger werkten kinderen mee in het huishouden en op de boerderij en leerden zo “zelfsturing, discipline en een onafhankelijk oordeel. Zulke nuttige kwaliteiten werden daarentegen ontmoedigd en verlamd door de nieuwe industriële, verstedelijkte samenleving... Intellectuele bezigheden werden losgekoppeld van hun alledaagse praktische tegenhangers...

Hij pleitte daarom ook voor het leren van praktische vaardigheden, de studie van de natuur en kunst”. 

“Onpersoonlijke sociale relaties (great society), waardoor de burgers hun directe betrokkenheid en vertrouwen in de politiek en de maatschappij verliezen... wilde Dewey...oplossen door een sterkere en meer radicale democratie [... geen] elite van experts... Democratie dient ook het ideaal van zelfrealisatie... de vrijheid om zichzelf volledig te kunnen actualiseren als een sociaal wezen... ’A democracy is more than a form of government; it is primarily a mode of associated living, of conjoint communicated experience.’… Dewey zag de samenleving als iets wat evolueert, net zoals zijn burgers. Pas wanneer deze vrijheid om te groeien werkelijk mogelijk is in de samenleving, kunnen de burgers ook werkelijk ‘vrij’ zijn. Het doel van de democratie ziet Dewey dan ook in het veiligstellen van de voorwaarden waaruit de zelfrealisatie van de burgers kan voortkomen.” (https://nl.wikipedia.org/wiki/John_Dewey) Een beduidend andere weergave dan die van Sutton. Het roept de vraag op hoe waarheidsgetrouw zijn weergave van politici is, hoewel die vaak minder moeilijk te begrijpen zijn dan filosofen en hun daden en besluiten duidelijker zijn.

De Orde vormt een stukje in de legpuzzel van de machtselite, waartoe andere publicaties ook hun bijdrage hebben geleverd. Over het geheel genomen komen Suttons boeken daarmee overeen en zijn er geen flagrante tegenstellingen. Hij schreef zijn boeken voordat Ordeleden Bush jr. en Bush sr. aan de macht kwamen. De latere War on Terror en de Patriot Act liggen in de lijn van de tendensen waarvoor Sutton waarschuwt, die ook door Peter Dale Scott en andere auteurs zijn genoemd: vergroting van de staatsmacht ten koste van individuele rechten, vrijheid en privacy in de richting van een surveillance maatschappij en een wereldorde waarin internationale organisaties meer bepalend zijn.

Noten

Voor een encyclopedisch overzicht zie Brad Steiger and Sherry Hansen Steiger, Conspiracies and Secret Societies: The Complete Dossier (2023)

Voor een overzicht van boeken van Anthony Sutton zie https://en.wikipedia.org/wiki/Antony_C._Sutton