Einde van de 'vrijheid blijheid'?

Civis Mundi Digitaal #154

door Erik Jansen

Bespreking van Tim Fransen, In onze tijd, leven in het Calamiteitperk. Alfabet, 2024.

 

Volgens cabaretier en filosoof Tim Fransen leven we nu in het “calamiteitperk”. We hebben nog nooit zoveel welvaart gekend, maar gelijktijdig stapelen de crises en rampen zich op. Om die het hoofd te bieden is meer gemeenschapszin nodig, want dat zijn we kwijt. Het liberale vooruitgangsgeloof heeft ons geleerd dat we kunnen volstaan met alleen voor onszelf te zorgen. Dat werkt prima zolang alles goed gaat, maar het maakt ons kwetsbaar in tijden van rampspoed.

Fransen beschrijft de ontwikkeling van het vooruitgangsgeloof sinds 1750 als de gelukkige combinatie van de liberale marktideologie met een ongebreidelde ontwikkeling van wetenschap en technologie, uitbuiting van de natuur, en een groeiende connectiviteit in de vorm van kolonialisme, internationale handel,  globalisering, en internet.

In het tweede gedeelte van het boek zoekt hij naar een hernieuwd burgerschap op basis van gedeelde waarden en een moreel kompas. Hij onderzoekt de voor- en nadelen van ‘positieve’ en ‘negatieve’ vrijheid, en onderzoekt de rol van ‘instituties’ in de vorm van rechtstatelijke organen en cultuur, die ons gedrag zouden kunnen veranderen. Met name versterking van de intranationale samenwerking (EU, VN, etc.) zou de context kunnen vormen voor een rechtvaardiger en duurzamere samenleving.

Het boek geeft met de nodige humor een heldere beschrijving van onze situatie en hoe we hier gekomen zijn, met in de hoofdrol de filosofen die ons tijdens de Verlichting het vooruitgangsgeloof hebben aangepraat. Een aanrader voor iedere burger die veel op heeft met de eigen vrijheid.

 

Bacon en Kant
Voor Tim Fransen begint de geschiedenis bij Francis Bacon (1561-1626), die in 1627 zijn boek New Atlantis publiceerde, waarin hij stelde dat de wetenschap zich moest richten op zintuiglijke waarnemingen en empirische (proefondervindelijke) experimenten om de wonderen der natuur aan het daglicht te brengen. De wetenschap moest praktische toepassingen vooropstellen en zich verre houden van metafysische en idealistische bespiegelingen. Wetenschap en techniek zouden – door de beheersing en benutting van de natuur -  vooruitgang brengen in de vorm van gezondheid, rijkdom en geluk voor alle mensen.

De tweede ‘godfather’ is Immanuel Kant (1724-1804) die het vrijheidminnende programma van de Verlichting in de vorm van gelijke rechten en democratie koppelde aan de vrijemarkteconomie. Net als zijn tijdgenoot Adam Smith (1723-1790) voorzag hij dat een samenleving, die het privébezit zou beschermen en iedereen de vrijheid gaf zijn eigen belang na te streven, automatisch zou bijdragen aan de welvaart van de hele samenleving. En ook de vrije (internationale) handel zou de wereldvrede bevorderen, want iedereen die van de handel profiteerde, zou geen oorlog meer maken. Ook zou stijgende welvaart leiden tot meer sociale gelijkheid, het verbreden van de middenklasse, en het accepteren van de democratische waarden. Bingo! Met meer vrijheid zou alles vanzelf beter worden.

Economisch gezien hadden de ondernemers de aansporingen van Kant overigens niet nodig, want vanaf het midden van de 18e eeuw was er al sprake van de “Grote Ontsnapping”, een eerste stijging van de welvaart na duizenden jaren van economische stilstand, ziekte, nooddruft en ellende. De levensverwachting steeg van 29 jaar in 1771, naar 32 jaar in 1900, en vervolgens naar 66 jaar omtrent de laatste eeuwwisseling, en naar 80 jaar nu. Vanaf 1950 zien we ook een extra groeispurt in de welvaart, de “Grote Versnelling”, door de grootschalige inzet van fossiele brandstoffen. De internationale handel, de globalisering en het internet hebben sinds 1980 verder bijgedragen aan de wereldwijde economische groei en gestegen welvaart.

 

Neoliberalisme
Waar in de jaren vijftig en zestig nog in zekere mate een sociale correctie plaatsvond door het opbouwen van de verzorgingsstaat, won in de jaren zeventig en tachtig – mede ook door het falen van het communisme in de Oost-Europese landen – de overtuiging terrein dat economische groei meer gebaat was bij een terugtredende overheid. Het was beter vrij spel te geven aan de ontplooiing van marktkrachten, het openstellen van de grenzen voor de concurrentie van andere landen en andere werelddelen, en het bieden van ruimte voor speculatie door de financiële wereld.

De terugtreding van de overheid, en daarmee van de politiek, betekende dat alles moest worden opgelost via het prijsmechanisme en via het geven van geld en subsidies. Regeren werd een soort visieloos management dat geen enkel beroep meer deed op de morele waarden van de burger. Burgerlijke deugdzaamheid en het sociaal-culturele middenveld werden overbodig verklaard. Ook de overheidsdiensten en de zorg- en onderwijsinstellingen zouden beter af zijn als ze bedrijfsmatig zouden worden gerund.

Niet onlogisch dat niemand meer enige verantwoordelijkheid voelde voor de samenleving als geheel en voor de nadelige effecten van de welvaart op de natuur, de biodiversiteit, de gezondheid en de ongelijke inkomensverhoudingen in de wereld.

 

Vooruitgangsideologie
Ja, het vooruitgangsgeloof heeft zo sterk wortel geschoten dat er sprake is van een vooruitgangsideologie, de idee dat alle maatschappelijke problemen kunnen worden opgelost met nog meer technologische innovatie en nog meer economische vrijheid en globalisering. Nooit mag er een beroep gedaan worden op gedragsverandering, want dat is betuttelend.

Dit alles leidt tot een wensdenken van ‘groene groei’, ook wel ‘ecomodernisme’ genoemd, de verwachting dat de klimaatproblemen kunnen worden opgelost met nog meer technologie, en wel zo dat het niemand wat extra kost. Dit leidt tot passief afwachten tot de problemen zich via de markt vanzelf oplossen. En als er een conflict dreigt dan worden de problemen bij voorkeur doorgeschoven om maar geen politiek controversiële beslissing te hoeven nemen.

Modernisering heeft geleid tot meer individualisering met de nadruk op ‘negatieve’ vrijheid, dat wil zeggen een vrijheidsbegrip dat iedereen vrijlaat zijn leven zo vorm te geven als hij zelf wil, zonder dwang van bovenaf of van naasten. Traditionele familie- en man-vrouw-verhoudingen zijn afgeschaft en iedereen kan zich ‘ontplooien’ naar eigen inzichten. Dit leidt tot een ‘vrijheidsfetisjme’ waarbij ieder gezag en autoriteit wordt ontkend en iedere politieke maatregel wordt gezien als een inbreuk op, en inperking van, de eigen vrijheid.

Er is een ander vrijheidsbegrip, de ‘positieve’ vrijheid, die meer nadruk legt op de mogelijkheden om zich optimaal te ontwikkelen. Dat is in de eerste plaats vrijheid van armoede en achterstand, maar ook een omgeving met goed onderwijs en zorg, en met verantwoordelijke burgers die zich aangesproken voelen als anderen hun vrijheid te buiten gaan. Tim Fransen noemt in dit verband de Duitsers die sneller bereid zijn zich in een collectief te organiseren om in noodsituaties gedisciplineerd op te treden.

Al met al is ons vermogen afgenomen om maatschappelijke problemen en tegenstellingen op te lossen. Ook heeft de modernisering en de globalisering internationaal geen vrede gebracht. De wereldhandel is uitgegroeid tot een slagveld tussen de grote machtsblokken, en autocratische leiders beloven een einde te maken aan het bevoordelen van andere naties. Eigen volk eerst. Immigratie wordt zo veel mogelijk tegengegaan.

 

Burgerschap
Volgens Fransen kan democratie alleen goed werken als we ons als burgers verantwoordelijk voelen voor de samenleving. Neem het dreigende zorginfarct. Tegen 2040 zullen er 4,8 miljoen 65-plussers zijn en zou 1 op de 4 werkenden werkzaam moeten zijn in de zorg. Net als het klimaatprobleem is het zorgprobleem een wicked problem: een probleem waar geen simpele oplossing voor bestaat. Zo’n probleem kan niet zonder democratisch debat. Hoeveel belasting zijn we bereid te betalen om de zorg toegankelijk te houden? Tot welke aanpassingen in levensstijl zijn we bereid om het aandeel van welvaartsziektes terug te dringen? Wat gaan we doen aan de sociaaleconomische dimensie, waarbij mensen in de laagste inkomensklasse over aanzienlijk minder gezonde levensjaren beschikken dan mensen in de hoogste inkomensklasse? De discussie over wanneer medisch handelen zinloos wordt, waar de medische professionals om vragen, komt ook maar niet van de grond.

Het (neo)liberalisme van de afgelopen decennia kunnen we zien als een (geslaagd) experiment om de publieke moraal zo veel mogelijk buiten beschouwing te laten. In de campagnes van de overheid wordt er geen enkel beroep meer gedaan op morele argumenten. Bij een advies voor energiebesparing worden alleen wat ‘bespaartips’ genoemd. Of het nu gaat om de zorgcrisis, de stikstofcrisis of de klimaatcrisis: daar waar problemen om een moeilijke beslissing vragen, worden ze liever op de lange baan geschoven, gebagatelliseerd en zelfs ontkend, of pamperen politici het electoraat met mooie beloftes over technologische innovaties die niemand pijn hoeven te doen. Zo houden kiezers en politici elkaar in een onderlinge wurggreep van kortzichtig eigen belang. In een gezonde democratie zou de burgersamenleving – de civil society – het hart moeten zijn, de verbinding van burger met de overheid, om te voorkomen dat ‘de politiek’ verwordt tot een vreemde macht die tegenover ons komt te staan.

 

De juiste instituties
Hoe geven we een nieuw burgerschap vorm? Dan moeten we eerst weten waar we de grenzen van onze gemeenschap trekken. In Nederland hebben we onze democratie. Maar veel is ook afhankelijk van het buitenland. Op wereldschaal heerst anarchie. Er zijn twee denkstromingen. Het liberaal institutionalisme zoekt het in internationale instituties zoals de EU, de VN, en andere internationale gremia, die helaas vrij onmachtig zijn. De andere stroming, het realisme ziet alleen de onverbloemde machtspolitiek. Lange tijd was Amerika de supermacht binnen een unipolaire wereld. Nu maken landen als Rusland en China er geen geheim meer van dat het afgelopen moet zijn met een wereld waarin Amerika de dienst uitmaakt. Nou, prettige dag verder, aldus Fransen.

Hoe nu verder? De vraag is of de liberale wereldorde ooit een eerlijke kans heeft gekregen. De VN heeft nooit wettelijke bevoegdheden gekregen, alles gebeurt op basis van ‘veroordelingen’ en de consequenties die lidstaten daar al of niet aan verbinden. Feitelijk is een wereldwijde grondwet nodig die bindende consequenties verbindt aan het VN-lidmaatschap met betrekking tot het klimaatbeleid, behoud van biodiversiteit, kunstmatige intelligentie, gentechnologie, belastingontwijking, en (potentieel) destructieve technologieën zoals synthetische virussen.

De Europese Unie kan daarin tot voorbeeld dienen. Hier is het gelukt een unie te vormen op basis van vier basisprincipes: supranationaal (een unie van afzonderlijke staten), subsidiair (alleen zaken regelen van overkoepelend belang), incrementeel (stapsgewijs), en solidair. Dat laatste is lang buiten de deur gehouden, maar met de ‘eurobonds’ komt er langzamerhand wat ruimte. Voor het vertrouwen in de unie is die solidariteit van groot belang. Het betekent dat we onszelf moeten zien als onderdeel van een grotere gemeenschap, zoals het ons ook gelukt is binnen ons eigen land.

Nederland vormt steeds meer een multiculturele samenleving, of sommige politici dit nu willen of niet. Dat we hier geboren zijn is sowieso ook maar toeval. Het heeft dus geen zin om trots te zijn op de VOC of onze calvinistische roots. Toch is een vorm van ‘patriotisme’ wel heilzaam, al was het maar om een bepaalde mate van solidariteit en betrokkenheid te garanderen, met name als je politiek niet je zin krijgt.

Goed burgerschap verdraagt zich moeilijk met een grote ongelijkheid. Dat vermogenden en bedrijven gebruik maken van belastingontwijking moet in internationaal verband strenger worden aangepakt. En bij gebrek aan enig grip van de democratie op de economie zouden bedrijven periodiek gevisiteerd moeten worden om te toetsen of ze voldoende rekening houden met de maatschappelijke gevolgen.

Ten slotte moeten burgers meer betrokkenheid opbrengen voor de samenleving. In dat kader noemt hij een aantal goede voorbeelden genoemd zoals energiecoöperaties en initiatieven voor democratische vernieuwing in de vorm van burgerberaden.

 

Commentaar
Zoals gezegd is het boek een goed leesbare en geestige uiteenzetting van hoe het liberale model ons moreel “lui” heeft gemaakt. Zonder het liberale model geheel weg te willen doen, zoekt Tim Fransen naar het revitaliseren van burgerdeugden zodat we ons meer verantwoordelijk voelen voor de samenleving, vooral met het oog op komende crises. De diagnose is helder, helaas blijft het onduidelijk hoe hij de burger enthousiast wil maken voor het burgerberaad of de wijkvergadering over de stadsverwarming. Tim Fransen geeft geen recept hoe we (dat wil zeggen de meerderheid in Nederland) de klimaatcrisis en de biodiversiteitscrisis meer serieus gaan nemen. Het zal voor de meesten een ver van mijn bed show blijven. Of zoals Peter Kuipers Munneke onlangs schreef [1] over het klimaat: “De wetten van de fysica leggen het af tegen de gevestigde orde”, oftewel de burger ontkent de situatie en steekt liever zijn kop in het zand (op Gran Granaria of Thailand).

Hoe kunnen we afstand doen van de vrijblijvendheid? De gezondheidszorg komt in het boek een aantal keren voor. Het gaat dan om de vrijheid van beroepskeuze waardoor we te veel consultants, influencers, horecapersoneel, etc. hebben en te weinig leraren, politieagenten en zorgmedewerkers. Of om de lagere levensverwachting voor sommige bevolkingsgroepen. De obesitascrisis wordt mede veroorzaakt door de ongezonde voedselomgeving. De supermarkten doen weinig om het preventieakkoord van 2016 uit te voeren en de fastfood restaurants schieten massaal uit de grond.

De grote vrijblijvendheid en vrijheid voor burgers om zelf te bepalen hoe je leeft en eet, en te weinig beweegt, brengt echter hoge maatschappelijke kosten met zich mee, die voornamelijk worden gedragen door het gezonde deel van de bevolking. Het kwetsbare deel van de bevolking ontvangt een zorgtoeslag en ziet wel wat ervan komt. Eigenlijk een vorm van ‘free-rider’ gedrag. Kortom, het boekje pleit voor het terugdringen van de vrijblijvendheid, maar houdt zelf op als de problemen echt benoemd hadden kunnen worden.

 

[1] Peter Kuipers Munneke, “Het toeval dat CO2 heet”, NRC 28 december 2024.