Civis Mundi Digitaal #154
Je leest en hoort vaak dat we leven in ‘onzekere tijden’ (vanwaar meervoud?) of in een onzekere tijd. Wat betekent dat eigenlijk? Dit is een poging om kort te verkennen wat de rol en vooral de positie is van de wetenschap in een verondersteld onzekere, maar hopelijk niet ‘duurzame’, tijd.
Om te beginnen, wat onzekere tijden zijn, weet je alleen als je een vergelijking kan maken met zekere tijden. Maar die zijn er nooit. Als een tijd ‘zeker’ zou zijn, dan kan dat alleen omdat die tijd blijkbaar een keer onzeker is geweest.
Tyfusboot
Los van het feit dat tijd niet zeker kan zijn, waren de jaren voor corona (lang geleden alweer), een periode met meer welvaart dan ooit daarvoor. Waarschijnlijk was de levenskwaliteit wereldwijd gemiddeld nooit groter dan toen. Toch werd ook die tijd door velen als onzeker ervaren. Het gevoel is werkelijkheid voor hen die dat zo ervaren, maar los van het mentale, emotionele aspect is het de vraag of dat een reële analyse is vanuit een rationeel perspectief. Overigens zijn beide perspectieven even veel waard, dit om misverstanden te voorkomen.
Maar vergelijk de pre-corona periode eens met toen onze ouders werden geboren, bijna honderd jaar geleden. Die kenden als kind een economische crisis waar die van 2008 in de verste verte niet op leek. Zij waren daarna pubers tijdens een wereldoorlog die alle andere oorlogen in de schaduw stelt. Vervolgens werd mijn vader uit Grootebroek geplukt en op een tyfusboot (letterlijk, maar daarom ook figuurlijk) gezet om aan het andere eind van de wereld een bitter en naar bleek zinloos koloniaal conflict uit te vechten. Toen hun zoon eind jaren vijftig geboren werd, stond de wereld nog steeds overal in brand vanwege die dekolonisatie. Als grootouders zagen ze in de jaren tachtig dat honderden miljoenen werden bevrijd uit het juk van decennia dictatuur, linkse in Europa, rechtse in Zuid-Amerika. Corona hoefden ze, wellicht tot hun geluk, niet mee te maken.
Tussen deze periodes met impact tot op de dag van vandaag slipten de generatie van de babyboomers de geschiedenis in. Die hebben zich verklaard tot de sleutel van de twintigste eeuw. Wat wil je ook als je denkt met je generatie Yesterday zingend de poort te hebben geopend naar een nieuwe tijd met nieuwe tijdelijke zekerheden als vrije seks, ontkerkelijking en sociale voorzieningen?
Die generatie is geboren in een paradijs. Een paradijs zonder honger, zonder oorlog en uiteindelijk met voor iedereen een dak boven het hoofd. Dat was nieuw in de geschiedenis. Een bevoorrechte generatie groeide op, de eerste in onze geschiedenis die in collectieve welvaart groot werd. Een paradijs was gewonnen. De jaren vijftig en zestig leidden tot nieuwe en historisch unieke levensomstandigheden. De economische vooruitgang bracht vanzelfsprekend sociale veranderingen. De generatie uit dit gewonnen paradijs hoefde slechts de lang verboden vruchten te plukken die hun ouders voor hen tot bloei hadden gebracht.
De universiteiten ontploften. Met studenten van de paradijs-generatie en vervolgens greep deze generatie daar de macht. En ze waren veel meer doende met zaken die de universitaire instellingen zelf betreffen. Issues waar de generaties voor hen weinig aandacht voor hadden of die ze waarschijnlijk niets konden schelen.
Geschiedenis
Nu is iedereen het er wel over eens dat het een onzekere tijd is waarin we leven. Met alle respect voor andere wetenschappen, voor een beschouwing over de onzekere tijd kunnen we goed terecht bij de wetenschap van de tijd. Die ene wetenschap die alle andere wetenschappen begrijpelijker maakt, doordat deze wetenschap hun wording kan duiden door de geschiedenis van die wetenschap te beschrijven. En, iets dat weinig mensen zich realiseren, de enige wetenschap die alle andere vormen van wetenschap kan gebruiken als onderzoeksbron en -middel: de historische wetenschap van de geschiedenis. En dan is het slechts kwestie van kiezen hoe we verder gaan met de duiding en dat doen we in dit geval opnieuw (in Civis Mundi) voor de ideeën van de Franse historicus Fernand Braudel om tijd te duiden.
Hij onderscheidt drie tijdlagen in de geschiedenis, in drie boeken opgeschreven. In het kort, de geografische tijd met langzame, maar onvermijdelijke, decennia nemende veranderingen, bijvoorbeeld vanwege de altijd weer terugkerende klimaatwisselingen en andere veranderingen in de natuur. Die bepalen de tweede tijdlaag, die van de sociaal-culturele veranderingen van instituten als staat, religie en bedrijven die zich proberen aan te passen aan de “geschiedenis van de lange duur”. Concreter, het bestuurlijk systeem kan een gevolg zijn van de omstandigheden van het landschap. Een mooi voorbeeld zijn onze oudste democratische instituten, de waterschappen. Die zijn gevormd aan de hand van de tijd en van de lang durende tijdlaag van het water, de institutie werd opgericht om een eerste tijdlaag probleem, hoe houden we het droog, op te lossen cq te besturen. De derde tijdlaag is die van gebeurtenissen, de individuele geschiedenis, met name van politieke beslissers. Kortom de korte termijn, bijvoorbeeld tijdens corona: dragen we mondkapjes of niet.
Duplex ordo
We projecteren de drietrapsmotor van de tijd met structuren, conjuncturen en gebeurtenissen op de wetenschap. Indien de rol van de wetenschap de nerveuze dagelijksheid van de derde tijdlaag niet overstijgt, heeft zij weinig in de melk te brokkelen.[i]
Nog moeizamer wordt het als wetenschappers, onderzoekers en promovendi zich in het spinnenweb van de instituties gaan begeven. En dat is wat de generatie van het gewonnen paradijs juist op de agenda had staan, issues van de universiteiten zelf. De tweede tijdlaag is ook die van het spel om geld en macht. Dat is vaak ingewikkeld, ook omdat de wetenschap er voor kiest zich ingewikkeld te organiseren. Zo kennen Nederlandse universiteiten een bestuurssysteem dat lijkt op wat in de middeleeuwen voor staten en de kerk gold, toen een tijdlang onduidelijk bleef wie nou de baas was, de staat of de kerk. Het is een duplex ordo tussen ambtenaren en wetenschappelijke staf die vaak tegenover elkaar staan. Die duplex ordo structuur, vraagt om onbegrip, gedoe en geruzie. Verspilde energie een betere zaak waardig en onhandig naar buiten toe voor een invloedrijke maatschappelijke rol.
Duurzaam?
Dat alles betekent dat de rol van de wetenschap cruciaal heilzaam kan zijn als zij in staat is structureel de lange termijn in beeld te brengen door haar onderzoek, onderwijs en projecten.
En even tussendoor, noem dat alsjeblieft niet duurzaam. Dat is weliswaar een woord en begrip dat een langere tijd impliceert en met zich draagt, maar vaak niet in die zin gebruikt wordt. Duurzaam is een zo lijkt het, onomstreden begrip dat iedereen voor lief neemt, waar niemand tegen is en waar zelden iemand vragen bij stelt. Zeg duurzaam en er valt een eerbiedige, als instemming uitgelegde stilte. Wil je iemand het zwijgen opleggen, sla genadeloos toe en zet ergens in je verhaal ‘duurzaam’ voor een woord. Duurzaam onderzoek, duurzaam besturen, duurzaam management, duurzaam leiderschap, duurzaam ondernemen, ga zo maar door. Terwijl het een voor meerdere betekenissen uitlegbaar woord is.
Het Genootschap Onze Taal signaleert een ‘betekenisontwikkeling’. Duurzaam betekent in eerste instantie ‘geproduceerd op een manier die het milieu en de natuur zo min mogelijk belast’. Kortom duurzaam is een milieukwalificatie die de laatste decennia in zwang is geraakt.
De andere betekenis van duurzaam legt het accent op het achtervoegsel -zaam, dat ‘geschikt om’ aanduidt. Duurzaam staat dan voor ‘geschikt om te duren’, oftewel: lang meegaand. Daar hebben we het in deze beschouwing over aan de hand van de tijdlagen van Braudel. En dan wordt het opletten. Ik werkte ooit voor een universiteit met een duurzaam personeelsbeleid. Wellicht is dat personeelsbeleid ontwikkeld cq geproduceerd op een manier die de natuur zo min mogelijk belast. Ze zijn op de fiets naar de onvermijdelijke, bijbehorende heisessie gereden, ze hebben vegetarisch geluncht en het rapport is gedrukt op gerecycled papier. Zo niet, dan betekent het bijvoeglijk naamwoord duurzaam in dit geval dat die organisatie een missie heeft om het zo lang mogelijk vol te houden met het huidige personeel of wellicht het zo lang mogelijk vol te houden met het huidige personeelsbeleid.
De stilte die valt als je het woord duurzaam zet voor niet-stoffelijke zaken willen we doorbreken. ‘Duurzaam’ slaat veel plat. Waarvan akte. Wees alert. Mijd het woord.
Klimaat
Terug naar de maatschappelijke rol van de wetenschap in onzekere tijden. Als de dagelijkse beslommeringen niet relevant zijn en de rompslomp die de instituties met zich meebrengen (duurzaam …) zijn overwonnen, dan blijft er één tijdlijn over: de werkelijk lange termijn, de lijn van de toekomst, dat wat er echt toe doet. Er is hoop, want er is een hoop te doen.
We selecteren tot slot twee gebieden die in de huidige onzekere tijden door wetenschappelijke aandacht met een wat andere invalshoek een tikje zekerder zouden kunnen worden beleefd.
Het klimaat, als er iets van de lange termijn is … Het verbaast mensen vaak dat het klimaat verandert. Ik behoor nog tot de generatie die op school bij aardrijkskunde (mooi woord, zou het nog bestaan op school?) leerde dat het klimaat de gemiddelde weerstoestand is qua regio, temperatuur, wind en neerslag over een periode van minimaal veertig jaar. Het langetermijnpatroon van temperatuur- en neerslaggemiddelden in een gebeid zou meer aandacht mogen krijgen.
In ieder geval is er is iets aan de hand dat grote complicaties heeft. Het is alarmerend dat er meer mensen zullen overlijden door de toenemende warmte. Verder kan klimaatverandering meer mentale stress geven. Daarom is een andere, meer gezonde inrichting van de leefomgeving belangrijk, bijvoorbeeld door meer temperatuurverlagend groen in de steden. Dit in samenhang realiseren vergt vergezichten in de ruimtelijke ontwikkelingen en integraal kijken. Er is genoeg denkkracht op universiteiten te vinden om hiermee nog meer dan nu aan de slag te gaan. Maar het lijkt wel of er altijd iets te verdedigen moet zijn als wetenschappers bij de klimaatdiscussie zijn betrokken. De wetenschap zal meer zelf aan de bal moeten zijn om mensen mee te nemen in hun verhaal, om de lange termijn te schetsen. Sta op! Ga naar buiten, zoek aandacht.
Voor het thema integratie en de verwante thema’s diversiteit, inclusie en migratie geldt hetzelfde, namelijk dat wetenschappers de dilemma’s goed onderlegd voor het voetlicht moeten en kunnen brengen. Maar ook hier lopen ze vaak op eieren. De verdediging is op orde, maar het verbindende middenveld dolende en de aanval machteloos. Er doen allerlei racistische spook- en complottheorieën de ronde en het opkomende antisemitisme wordt quasi wetenschappelijk gemotiveerd. Laat weten hoe het zit en plaats het in de tijd van de lange duur, bijvoorbeeld door migratiebewegingen te duiden. In onzekere tijden kan de wetenschap nog meer of veel meer dan nu een baken van verlichting zijn.
Overigens, een laatste opmerking, bij dit tijdschrift heeft men het nooit laten liggen. Ik vond laatst in mijn boekenkast De Nederlandse natie, een boek uit 1981 (voor de ouderen onder ons, een Aula pocket) met op de cover ‘Opstellen over de vraag: wat houdt de Nederlandse natie nog bijeen? De huidige ontwikkeling naar een multi-raciale samenleving vraagt om een hernieuwde bezinning op onze nationale identiteit.’ Het blijkt een aflevering van Civis Mundi te zijn, het 100e themanummer. Acht hoogleraren en een gepromoveerd kamerlid geven vanuit verschillende invalshoeken antwoord op de geformuleerde vraag. Ik ga de ‘opstellen’ lezen en in onze tijd met het verhitte integratiedebat proberen te plaatsen en te verbinden (in deel 7 van deze serie).
[i] zie de omgang met de media in Deel 2: Wetenschap en media, enige reflecties. De wetenschap beschouwd deel 2, Civis Mundi 152