Civis Mundi Digitaal #154
Bespreking van Peter Turchin, End Times: Elites, Couter-Elites and the Path of Political Disintegration. Penguin/Random House, 2023.
Met een afbeelding van Clio, de godin van de geschiedenis
Tijd voor transformatie Deel 1 Elites en ongelijkheid
Bespreking van Peter Turchin, End Times: Elites, Couter-Elites and the Path of Political Disintegration. Penguin/Random House, 2023
Piet Ransijn
Peter Turchin (1957) zou de opkomst van Trump hebben voorspeld volgens The Guardian. Dat wil zeggen dat hij de waarschijnlijkheid van een dergelijke ontwikkeling aankondigde, ingebed in een veel bredere en onderbouwde visie die hij schetst in zijn diverse publicaties. Turchin is een Amerikaanse bioloog en ecoloog die zich specialiseerde in geschiedenis en statistische analyse van historische gegevens. Hij is een van de grondleggers van de studie van terugkerende historische patronen: cliodynamics genoemd. Als zoon van een Russische dissident emigreerde hij vanuit Rusland naar de VS toen hij twintig was. Zijn eerdere publicaties zijn onder andere: Historical Dynamics: Why States Rise and Fall, War and Peace and War, Secular Cycles, Ultrasociety, Ages of Discord, besproken in CM 33 en 107.
Peter Turchin
Inleiding: groeiende ongelijkheid en topzware elite als crisisfactoren
Ook zijn nieuwste boek gaat over historische patronen van integratie en desintegratie Volgens zijn onderzoek hangen deze vooral samen met twee factoren:
1. collectieve onvrede die samengaat met toenemende ongelijkheid en
2. een toenemende macht, rijkdom en aantal vertegenwoordigers van de elite, die met elkaar concurreren om een beperkt aantal machtsposities.
Hij legt uit hoe dat in zijn werk gaat aan de hand van historische ontwikkelingen, die terugkerende patronen laten zien van orde en crises. Vanaf 2020 voorspelde hij een periode van instabiliteit en crisis. Hij leidt dit af uit statistieken van loonontwikkeling en kapitaalconcentratie die een toenemende ongelijkheid laten zien. Dit gaat samen met toenemende relatieve deprivatie en onvrede, als kansarme arbeiders en laagopgeleiden zich vergelijken met rijker wordende ondernemers en hoogopgeleiden.
Een overschot aan hoogopgeleide leden van de elite en een beperkt aantal leidinggevende posities leidt tot de vorming van een hervormingsgezinde tegen-elite van hervormers en/of revolutionairen. Zij kunnen de collectieve onvrede gaan mobiliseren die een gevolg is van de toenemende ongelijkheid. Zo bevordert vooral de combinatie van ongelijkheid en een tegenelite die niet ‘aan de bak’ komt, de instabiliteit en verandering van de gevestigde orde en een trendverschuiving naar toenemende gelijkheid. Vaak na een crisis die gepaard gaat met ongeregeldheden, ordeverstoringen en geweld. Groeiende ongelijkheid en een toenemend aantal hoogopgeleiden boven een kritische massa kondigen als het ware hervormingen aan. Turchin plaatst dergelijke indicatoren in een model waaruit de waarschijnlijkheid van hervormingen en transities valt af te leiden. Trump en Wilders zijn voorbeelden van een crisispresident en een leider, die de collectieve onvrede en het anti-elite protest weten te mobiliseren.
Volgens Turchin tonen complexe samenlevingen terugkerende patronen van stabiliteit en instabiliteit, die zijn af te leiden uit factoren als inkomensongelijkheid, aantal leden van de elite, aantal ordeverstoringen, algemene welvaart, mate van samenwerking versus polarisatie e.d. De New Deal periode, die begon rond de crisis van 1929 en de jaren daarna en eindigde rond de jaren ’80 met het neoliberalisme van Thatcher en Reagan, was een periode van toenemende gelijkheid, welvaart en samenwerking. Daarna namen de polarisatie en ongelijkheid toe en daalde de relatieve welvaart van het gros van de bevolking, vooral van de onderste sociale lagen. De onvrede en polarisatie manifesteren zich de laatste jaren in een crisispolitiek die nog niet heeft geleid tot hervormingen en trendverschuivingen naar toenemenende ongelijkheid en minder polarisatie. De crisis zet zich nog voort tot de verwachte kentering plaatsvindt in een nieuw soort New Deal of een andere vorm van samenwerking om uit de crisis te komen.
Turchin onderbouwt de geconstateerde verschuivingen met statistische gegevens omtrent lonen, indicatoren van kwaliteit van leven, zoals de gemiddelde levensverwachting en lichaamslengte, kapitaalconcentratie en verschuiving van geld van de armen naar de rijken, naar de top tien procent, de top één procent en de top 0,1 en 0,01 procent van superrijken. “De sociale piramide is topzwaar geworden [...en] ondermijnt onze civiele cohesie, het gevoel van nationale coöperatie zonder welke staten spoedig van binnenuit gaan rotten. De groeiende sociale kwetsbaarheid heeft zich gemanifesteerd in verzwakkende niveaus van vertrouwen in overheidsinstellingen en degenererende normen die het publieke debat en het functioneren van democratische instituties sturen.” (pxii) In zo’n situatie kunnen leidende elites opeens hun grip op de macht verliezen, zoals de opkomst van Trump c.s. laat zien.
Een overschot aan elite
Macht en rijkdom zijn ongelijk verdeeld. In sommige samenlevingen en perioden meer ongelijk dan in andere. Elke samenleving kent machthebbers en een machtselite. Macht is het vermogen om anderen te beïnvloeden en gaat vaak samen met rijkdom. Vooral in de VS, waar slechts negen presidenten geen miljonairs waren, onder hen Lincoln, Wilson en Truman. Meer dan de helft van hen behoorde tot de top één procent. De Founding Fathers waren rijke slavenhouders. “Mensen die heel rijk zijn hebben veel meer kans om een openbaar ambt te krijgen dan de rest van ons.” (p7)
Turchin e.a. . onderscheiden de volgende soorten macht: op grond van dwang, rijkdom, positie in een organisatie en ideologie: “overtuigingsmacht”. Daaronder vallen religie, media, en “publieke intellectuelen”. Hij gaat voorbij aan deskundigheidsmacht, hoewel hij daarna opleiding noemt als toegang tot de hoogopgeleide elite.
Elites hebben vooral in de moderne maatschappij met een hoge sociale mobiliteit geen scherpe grenzen. Bovendien zijn er verschillende elites, zoals Wright Mills al beschreef, in The Power Elite. (zie CM 102). Mills onderscheidt de industriële, bestuurlijke of politieke en militaire elite. De laatste is echter in de VS ondergeschikt aan de politieke elite, die op zijn beurt door de industriële elite wordt overtroefd. De superrijken hebben grote invloed en kunnen bijvoorbeeld verkiezingscampagnes, denktanks en beleidsvormende stichtingen en netwerken financieren. Er zijn gevestigde elites en opkomende elites, vooral in een maatschappij met hoge mobiliteit. “Er zijn altijd meer aspiranten dan machtsposities. Onvermijdelijk zijn er gefrustreerde elite-aspiranten die proberen een machtspositie te verkrijgen, maar falen.” (p7)
Het aantal superrijken is sinds 1980 sterk gegroeid, mede door de opkomst van het neoliberalisme. Het aantal topinkomens boven de tien miljoen vertienvoudigde van 1983 tot 2019 van 0.08 tot 0.54 procent van de bevolking. De lagere en middeninkomens daalden echter en de ongelijkheid nam toe. Zoals gezegd, bevordert een topzware sociale piramide de instabiliteit van de samenleving. De relatieve deprivatie neemt toe, zowel bij de lagere sociale lagen als bij de leden van de opkomende elite die er niet in slagen een machtspositie te verwerven in de stoelendans om schaarse topposities. Er zijn maar een beperkt aantal senatoren, congresleden en directeuren van grote bedrijven en lang niet iedere start-up leidt tot een succes. Frustraties gaan samen met conflicten. “Het aantal gefrustreerde aspiranten explodeert sneller dan de reeds indrukwekkende uitbreiding van het aantal machthebbers,” met name het aantal superrijken. (p10)
Gecombineerd met de verarming en ‘verelendung’ van de onderlagen van de maatschappij kan dit leiden tot een kritieke situatie. De gemiddelde lonen zijn al decennialang gedaald sinds de jaren ’80. ‘Gewone mensen’ zijn er al jaren op achteruit gegaan, terwijl de rijken rijker zijn geworden met groeiende onvrede als consequentie. Trump en Wilders wisten deze te mobiliseren, als boten op een machtige golf van ongenoegen. “Trump is één vertegenwoordiger van de zich snel uitbreidende cohort van superrijken die een politieke positie nastreven... Hoewel hij al behoorlijk rijk en beroemd was... wilde hij meer... Waarom had Trump succes?... [Door] Trumps vermogen de onvrede van de bevolking te kanaliseren, die meer wijdverspreid en heviger was dan vele mensen begrepen of wilden begrijpen.” (p13)
De oorlog werd zogenaamd gevoerd om de slavernij af te schaffen maar het was een strijd om de macht
Lincoln en de Amerikaanse Burgeroorlog
Vervolgens gaat Turchin in op Lincoln als “een onwaarschijnlijke president”. (p15) Hij was in zijn tijd niet populair, lag van alle kanten onder vuur en werd uiteindelijk doodgeschoten. In die tijd beheerste de zuidelijke elite van rijke plantagebezitters en slavenhouders de nationale politiek. De welvaart, de lonen en de levensverwachting van de gewone burgers daalden van 1820 tot 1860, toen Lincoln de presidentsverkiezingen won. Hij was een outsider van bescheiden afkomst die zichzelf had opgewerkt als advocaat. De rijken werden rijker en de armen werden armer. De elite breidde zich uit met meer miljonairs onder industriëlen uit de noordelijke staten die steeds rijker werden en concurreerden met de rijke plantagebezitters in het Zuiden.
De Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) was een machtsstrijd tussen de noordelijke en zuidelijke staten met de afschaffing van de slavernij als thema. Maar eigenlijk gingen het om de afschaffing van de “slavocratie” als machtsbasis van het Zuiden, niet zozeer om de morele verwerpelijkheid van de slavernij. De Noorderlingen vochten niet om slaven te bevrijden, maar voor hun eigen machtsbelangen.
“Slavernij verschafte de economische basis voor de zuidelijke dominantie. Een politieke aanval op de slavenhouders kon worden versterkt door een ideologische aanval op de slavernij.” Eigenlijk op de “slavenmacht”, de macht die slavernij verschafte aan de rijke zuiderlingen. (p20) Aanvankelijk wilde Lincoln de slavernij niet afschaffen, maar was hij tegen de uitbreiding van de “slavocratie” naar de noordelijke staten. Door de overwinning in de burgeroorlog verschoof de dominantie van de zuidelijke naar de noordelijke economische elite van industriëlen. In de huidige tijd staat deze elite weer onder druk van de zuidelijke en midwestelijke staten, die de achterban vormen van Trump. Turchin ziet parallellen tussen toen en nu, waar hij later op terugkomt.
De Taiping Opstand in China
Turchin ziet ook parallellen tussen de Amerikaanse Burgeroorlog en de Taiping Opstand of burgeroorlog in China (1850-1864). Tot 1820 was de Chinese economie de grootste ter wereld. In 1870 was deze minder dan de helft van die van Europa. De negentiende eeuw was een rampzalige eeuw voor China met hongersnood, opstanden en beschamende verloren oorlogen tegen de Britten en Japanners. De ellende onder de bevolking was groot. Miljoenen mensen stierven de hongerdood. China was een keizerrijk dat werd geleid door een bestuurlijke elite van mandarijnen. In die tijd groeide de bevolking van China viervoudig, waaronder het aantal kinderen van mandarijnen en het aantal rijke kooplieden. Gezien het beperkte aantal topposities leidde dit tot een groot aantal gefrustreerde aspiranten.
De leider van de Taiping Opstand, Hong Xiuquan, was zo’n gefrustreerde aspirant die een overheidsfunctie misliep en samen met vergelijkbare companen de bloedigste opstand uit de wereldgeschiedenis begon met dertig tot zeventig miljoen slachtoffers, die na jaren strijd uiteindelijk werd neergeslagen door de keizerlijke troepen. De opstandelingen konden putten uit een omvangrijke ontevreden bevolking, waardoor hun leger groeide tot een half miljoen mensen die de keizerlijke dynastie bijna omverwierpen.
Patronen van geweld en instabiliteit
Trump, Lincoln en Hong kwamen aan de macht in een tijd van instabiliteit, die werd gekenmerkt door verarming en ‘verelendung’ van de bevolking en een overmaat van leden van de elite: een kritieke combinatie. Daarnaast noemt Turchin twee andere belangrijke factoren die instabiliteit medebepalen: geopolitieke factoren en de legitimiteit van de staat; hij noemde eerder al het vertrouwen in de overheid. Competitie binnen de elite noemt hij als hoofdfactor naast de verarming van het volk. Interne factoren blijken van grotere invloed dan externe geopolitieke factoren. Deze interne factoren volgen een patroon van toename en afname, dat correleert met instabiliteit en geweld. Als de vaders waren blootgesteld aan een (burger)oorlog zijn de zoons daartoe minder geneigd. Dat verandert bij de volgende generatie van kleinzoons, twee generaties of ruwweg een jaar of vijftig later.
Het verdeelde Frankrijk. Rechts Jeanne d’Arc
De Honderjarige Oorlog: een rampzalige eeuw voor Frankrijk
Turchin onderbouwt zijn stelling met de ontwikkelingen in Frankrijk tijdens de late Middeleeuwen. De dertiende eeuw was de gouden eeuw van Frankrijk met Parijs en de Universiteit aldaar als meest prominente cultuurcentrum van Europa. De kathedralenbouw floreerde. De bevolking groeide van zes miljoen rond 1100 tot meer dan 20 miljoen in 1300, meer dan er voedsel, land en banen voor waren. Dit werd verergerd door mislukte oogsten en de pestepidemie, waardoor rond 1400 de bevolking was gehalveerd tot tien miljoen.
“Na 1250 nam het aantal edellieden nog sneller toe dan de bevolking in het algemeen, omdat hun economische positie beter was... Ze profiteerden van de hoge pacht van het land, lage lonen en hoge voedselprijzen... Een ‘geldpomp’ (wealth pump) verrijkte landeigenaren ten koste van de boeren.” (p32) Daarnaast klommen rijke kooplieden op tot een adellijke status. De sociale piramide werd topzwaar, hetgeen interne competitie bevorderde, omdat en de staat niet genoeg banen voor hen had.
Boeren werden meer uitgebuit dan ze konden opbrengen. Dat leidde tot boerenopstanden en hongerdood. Behalve de boeren bevochten edellieden ook elkaar. In 1360 viel de regering door een combinatie van een boerenopstand en twee rivalen die strede om de Franse troon. Onder hen de Engelse koning Richard III, die een deel van Frankrijk veroverde. In 1380 werden de Engelsen verdreven om in 1415 weer terug te komen. De Honderdjarige Oorlog (eigenlijk een reeks oorlogen van 1337 tot 1453) met Engeland teisterde Frankrijk en verrijkte de Engelsen door plundering. Daarna volgde een integrerende fase van rond een eeuw, die ongeveer samenviel met de Renaissance en eindigde met de godsdienstoorlogen na de Reformatie.
De bevolking was rond 1400 gehalveerd, waardoor de bevolkingsdruk afnam, er genoeg land was voor de overgebleven boeren en de lonen stegen. Ook de adel was sterk geslonken tot maar een kwart van weleer door oorlogen en interne strijd. De Engelsen waren verdreven. De Honderdjarige Oorlog was niet alleen een strijd tussen vorstenhuizen. Door de interne zwakheid van Frankrijk kregen de Engelsen een kans om de verzwakte leeuw aan te vallen, waar ze eerder niet tegen waren opgewassen, omdat Engeland toen slechts een derde van de bevolking van Frankrijk had. Na de oorlog werd de positie van Engeland sterker.
De perioden van integratie en instabiliteit golden niet alleen voor Frankrijk, maar ook voor het overige Europa, dat eveneens werd geteisterd door de pest en godsdienstoorlogen. De Hoge Middeleeuwen werd gevolgd door de Late Middeleeuwse Crisis. De Renaissance werd gevolgd door Reformatie en crises. Het Tijdperk van de Rede werd gevolgd door een tijd van revolutie. Wat Frankrijk betreft geeft Turchin een meer gedetailleerde opeenvolging van integrerende en desintegrerende perioden vanaf 1180 tot na de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871 met cycli van ruim 200 jaar. China en andere werelddelen laten ook een afwisseling zien van stabiele en instabiele perioden.
Vignetten van elkaar bestrijdende koningshuizen
Terugkerende patronen van instabiliteit in Engeland
Engeland laat een vergelijkbare opeenvolging van cycli zien van stabiele perioden afgewisseld door burgeroorlogen, zoals de anarchie onder King Stephan (1138-1153) en de Rozenoorlogen (1455-1485). Engeland had eveneens ernstig te leiden van de Grote Hongersnood van 1315 tot 1317 en de pestepidemie. Ook in Engeland onderzoekt Turchin de (hoofd)rol van een surplus aan edellieden, die werden geëxporteerd naar Frankrijk om het land te plunderen tijdens de Honderdjarige Oorlog. De Engelsen werden in 1380 tijdelijk verdreven en zetten daarna hun eigen volk onder druk. Dit resulteerde in een boerenopstand in 1381 onder leiding van Wat Tyler, die bloedig werd onderdrukt. Ook in Wales was er een opstand.
Richard II werd in 1399 afgezet door concurrerende edelen van een andere dynastie, die opnieuw Frankrijk aanviel in 1415. Daarna werden ze geleidelijk verdreven met vallen en opstaan, mede door toedoen van de legendarische Jeanne d’ Arc (1412-1431). Het was een complexe turbulente tijd, waarin Turchin zijn hoofdvariabelen illustreert, onderbouwt en in zijn model past. Dynastieke twisten lijken bij hem onderbelicht te worden, hoewel deze misschien meer als aanleidingen dan als onderliggende oorzaken kunnen gelden. Confrontaties van rivaliserende elites worden genoemd met verwijzing naar The End of the House of Lancaster door R.L.Storey, die dergelijke conflicten beschrijft met de Rozenoorlogen als de meest ingrijpende. Een rode en witte roos waren de symbolen van strijdende dynastieën, waardoor deze werden uitgedund.
In 1636 volgde de Schotse Opstand, gevolgd door een burgeroorlog die in 1651 eindigde. Niet lang daarna volgde de Glorious Revolution (1688-1689) waarbij de katholieke King James werd afgezet en vervangen door zijn dochter Mary en haar man, de Nederlandse stadhouder Willem Ill. Daarna volgde een integrerende periode tot 1830, toen een periode van revoluties aanbrak, enige decennia na de Franse Revolutie. Desondanks zijn de cyclische patronen tussen Engeland en Frankrijk vergelijkbaar, zij het niet synchroon.
De Grote Hongersnood (1315-1317) gold voor heel Europa en hing samen met verminderde zonneactiviteit en daling van de temperatuur gedurende het Wolf Minimum (1280-1350), waardoor oogsten minder opbrachten of mislukten. Er zijn meer van dergelijke minima, zoals het Maunder Minimum (1460-1550), die gepaard gingen met mislukte oogsten en hongersnoden. Er gelden dus ook externe invloeden, zoals klimaat en epidemieën. Bovendien beïnvloeden samenlevingen en naties elkaar. Ideeën, ontwikkelingen en hervormingen zijn besmettelijk en kunnen zich door communicatie als een epidemie verspreiden. Internet versterkt dit proces zoals de Arabische Lente in 2011 liet zien. Zo stimuleerde de boekdrukkunst de verspreiding van de Reformatie.
De armen ondersteunen de rijken
Lagere lonen en ‘verelendung’ in de VS
Vervolgens gaat Turchin uitvoerig in op de VS. De lonen van lager opgeleiden zijn gedaald sinds 1976 bij ongeveer tweederde van de bevolking en gestegen bij hoogopgeleiden. Ongelijkheid is toegenomen. Dat geldt ook voor de hoeveelheid consumptiegoederen die wordt aangeprezen, terwijl er minder te besteden valt voor ‘gewone mensen’. Criteria die de kwaliteit van leven bevorderen, zoals hoger onderwijs, een eigen huis en betaalbare gezondheidszorg, zijn voor veel Amerikanen onhaalbaar geworden. De kosten daarvan zijn sinds 1976 veelvuldig toegenomen.
De gemiddelde lichaamslengte is een indicator van fysiek welzijn en gezondheid. In de VS is deze gemiddeld genomen afgenomen bij personen die sinds 1960 zijn geboren. Volgens Turchin hangt dit samen met de lagere lonen van hun ouders, met name tijdens de groeispurt tijdens de puberteit. In Europa was er geen daling van de lichaamslengte.
Een andere indicator is de levensverwachting. Deze neemt af in 2013 en de jaren daarna, dus al voor de coronapandemie. Bij Zwarte Amerikanen stegen misdaadcijfers, doden door geweld, crackverslaving en AIDS sinds de jaren 80 disproportioneel. Opmerkelijk is het aantal ‘wanhoopsdoden’ veroorzaakt door suïcide, alcoholisme en drugsgebruik – allemaal manieren om aan fysieke en psychische pijn te ontsnappen... Schokkend was dat ‘wanhoopsdoden’ viervoudig toenamen bij laagopgeleiden, terwijl deze voor meer opgeleiden nauwelijks toenamen.” Dit gold voor mannen en vrouwen. “Het aantal doden van dertigers en veertigers nam sneller toe dan het aantal doden onder hun ouders, hoewel we gewoonlijk het tegendeel zien vanwege het leeftijdseffect.” (p71,72) Schokkende en tegennatuurlijke cijfers, die de toenemende ‘verelendung’ aangeven. Turchin verwijst naar Anne Case en Angus Deaton, Deaths of Despair and the Future of Capitalism. (Princeton Univ. Press, 2020)
Sinds de New Deal politiek was er een toenemende samenwerking en algemene welvaart, afnemende ongelijkheid, behalve wat betreft de Zwarte bevolking. Na de Roaring Twenties en volgende decennia daalde het aantal miljonairs met ongeveer de helft. “De grote winnaars waren de middenklassen. Maar dat duurde niet blijvend.... De Reagan regering in de jaren ’80 was een keerpunt, toen het idee van samenwerking tussen arbeiders en bedrijven werd afgeschaft. In plaats daarvan begon een periode waarin ‘hebzucht goed is’.... De toevloed van arbeidskrachten werd opgeblazen door de grote naoorlogse geboortegolf... toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen en sterk toegenomen immigratie... De vraag naar arbeidskrachten verminderde... door globalisering... automatisering en robotisering... Overaanbod van arbeid in relatie tot de vraag drukte de lonen omlaag. [...Daarnaast] veranderde de culturele en politieke houding omtrent wat een passende betaling was voor niet-elitaire banen... Terwijl winsten en betalingen aan managers van bedrijven werden beschermd.” Arbeidscontracten boden minder zekerheid. Vakbondsdeelname verminderde. Al deze factoren verzwakten de positie van werknemers en verlaagden de lonen. (p74-76)
Niet alleen het lidmaatschap van vakbonden daalde, maar ook deelname aan verenigingen, kerkgenootschappen en andere instellingen. Samenwerking, sociale verbondenheid en geborgenheid namen af. Verbondenheid hangt samen met gevoel van welzijn. Stressniveaus namen toe en verdubbelden van 1993 tot 2019 volgens metingen van de Centers of Disease Control and Prevention, vooral bij de arbeidersklasse.
Een andere studie liet zien dat een toenemende mate van ongeluksgevoel politiek gedrag voorspelt. “George Ward en co-auteurs toonden aan dat laag subjectief welzijn een sterke indicator is van ontevredenheid en sterk correleert met de tegenstem ten opzichte van een gevestigde politicus. In 2016 was het een sterke voorspeller van... stemmen op Trump.” Volgens Hillary Clinton waren een groot deel van de Trump-stemmers “deplorables”. (p78) Dat werd haar niet in dank afgenomen en hielp Trump aan de overwinning.
Daarbij speelde ook de verspreiding van de neoliberale ideologie en de opkomst van de meritocratie een belangrijke rol. Succes werd gezien als eigen verdienste. Falen als eigen schuld. Als er meer mensen falen dan succes hebben, neemt het aantal gefrustreerden toe. “Rond 2016 had de Amerikaanse bevolking zich verdeeld in twee klassen: de hogeropgeleiden en de ‘verarmden’ [...] die diep verdeeld zijn door racisme.” De klassen kennen dus geen cohesie. De twee groepen zijn diep verdeeld wat betreft psychische stress, stemgedrag, economische vooruitzichten en levensverwachting. Het onderscheid neemt toe door toenemende studiekosten. Terwijl het loon met zo’n dertig procent afnam van 1976 tot 2016. De lagere inkomens zakten in een moeras waar ze moeilijk uit konden komen, met een toename van ‘wanhoopsdoden’.
Het vertrouwen in overheids- en andere instellingen nam af. Ontevredenheid is toegenomen. “Verelendung van de bevolking bevordert het potentieel van massamobilisatie... ondermijnt de legitimiteit van onze instituties en verzwakt dus de staat... In het verleden kwamen boeren in opstand als hun ellende niet meer te dragen was.” (p81)
“De vruchten van economische groei worden geoogst door de economische elites en topinkomens... De ‘geldpomp’ van de gewone mensen naar de elites resulteert in een overmaat van eliteleden en conflicten binnen de elites... en sociaal verval. De rijken zijn tijdens zulke perioden van sociale en politieke turbulentie misschien meer kwetsbaar dan gewone mensen, zoals revoluties laten zien.”
Hoger onderwijs is een manier om te ontsnappen aan de ‘verelendung’. “Maar wat gebeurt er op collectief niveau als aspiranten in massale aantallen toetreden tot de elite?” Dit leidt tot nog meer en nog gevaarlijkere instabiliteit. (p82)
Ontwikkeling van een topzware bevolkingspiramide
Topzware elite
Leden van de elite die er niet in slagen een passende baan te vinden, kunnen radicaliseren tot een anti-elite, die wijdverspreid ongenoegen kan mobiliseren in protesten en hervormingen. Het aantal hoogopgeleiden is sterk toegenomen. ”Sinds 2000 zijn er veel meer gegradueerden dan er banen voor hen zijn.” Vooral in de menswetenschappen, in de VS ook in techniek en natuurwetenschappen. (p89)
“Gefrustreerde elite-aspiranten zijn de gevaarlijkste klasse voor de sociale stabiliteit... van de Revolutie van 1848 tot de Arabische Lente... Het gevaarlijste lijkt de rechtenstudie te zijn. Robespierre, Lenin en Castro waren advocaten. Ook Lincoln en Gandhi. In de VS biedt een rechtengraad een van de beste routes naar een overheidsbaan.” (p91) Er is echter maar een beperkt aantal van zulke banen, waardoor de meeste aspiranten elders hun emplooi moeten zoeken.
Er is een enorme competitie om zo hoog mogelijke studieresultaten te behalen en tot topuniversiteiten te worden toegelaten. Dit zet ouders en kinderen onder druk. De angst om achter te blijven in de ratrace neemt toe. Het wordt steeds moeilijke om door het oog van de naald te komen en een toppositie te bereiken. “De meritocratie creëert een paar winnaars en massa verliezers. En sommige van de falende elite-aspiranten bekeerden zich tot een geradicaliseerde tegen-elite die gemotiveerd is om de onrechtvaardige sociale orde te vernietigen die hen heeft gevormd.” (p94,95)
Falende elite-aspiranten zoeken vaak hun toevlucht tot radicale ideologieën. Vroeger waren dat religieuze bewegingen die hervorming voorstonden. Vaak is er een gefragmenteerd ideologisch landschap te zien en is er geen consensus onder de elite, maar polarisatie, fragmentatie en onderlinge strijd. In de VS nam de polarisatie af tijdens de New Deal periode en nam de consensus toe. Daarvoor en daarna nam de polarisatie toe en verminderde de consensus. Na de oorlog was er bijvoorbeeld polarisatie in de Democratische Partij tussen de “centristen” en de “leftisten”. In de Republikeinse Partij sinds 2016 tussen ‘trumpisten’ en anti-Trump leden. Verder zijn er diverse soorten conservatieven. Er is een overmaat aan linkse en tegenwoordig vooral aan rechtse radicale ideeën.
“Politieke ondernemers maken gebruik van het hoge potentieel voor massa-mobilisatie... om hun ideologische agenda en politieke carrière te bevorderen.” (p104) Belangrijk zijn de structurele voorwaarden voor hervorming, die eerder zijn genoemd: collectieve onvrede en een tegen-elite.
“De waarlijk gevaarlijke revolutionairen zijn gefrustreerde elite-aspiranten, die de privileges, opleiding en connecties hebben om invloed op grote schaal uit te oefenen.” (p107)