Civis Mundi Digitaal #154
Deel 2 De heersende klasse in de VS
De VS is een plutocratie: de rijken hebben de macht en vormen de heersende klasse. Alle complexe samenlevingen hebben heersende klassen, ook democratieën. “Er is altijd een klein deel van de bevolking met een disproportioneel aandeel van de maatschappelijke macht in hun handen... Er is echter veel variatie in... hoe elites worden ‘gereproduceerd’... en gerekruteerd." Gelegitimeerde macht werkt beter dan dwang. ”Als je mensen kan overtuigen om te doen wat je wil, hoef je ze niet te betalen of te dwingen.” Vandaar dat machthebbers samenwerkten met priesters of zelf die rol vervulden. (p112,113)
In Egypte regeren vanouds de militairen. Dat is nog steeds het geval. Ook na de Arabische Lente nam generaal Sisi de macht weer over. in China regeert vanouds een bureaucratisch ambtenarenapparaat. Dat is na de communistische revolutie nog steeds het geval. De Partijbureaucraten nemen de plaats in van de mandarijnen en Xi Ping van de keizer. De machtsstructuur van een maatschappij verandert niet zomaar. Stalin en Poetin regeren evenals de tsaren als autocraten. En in de VS hebben vanouds de rijken de macht vanaf de Founding Fathers, hoewel plutocratieën betrekkelijk zelden voorkomen in de geschiedenis. In de stadstaten Venetië en Genua en in de Nederlandse Republiek hadden rijke kooplieden het voor het zeggen. Zoals tegenwoordig rijke industriëlen in de VS.
Voor de Amerikaanse Burgeroorlog werd het land geregeerd door een ‘slavocratie’ van plantagebezitters en door kapitalisten uit het Noorden, die na de Burgeroorlog de nieuwe heersende klasse vormden via de Republikeinse Partij, die van 1860 tot 1932 regeerde. De Democratische Partij was vanouds de partij van de zuidelijke staten en regeerde toen maar drie keer: in 1884, 1892 en 1912. De noordelijke industriëlen hadden het voor het zeggen en vormden steeds meer een klasse met een gedeelde eigen identiteit, die werd versterkt door elite-clubs en prestigieuze scholen.
De politieke en zakenelites kenden elkaar, gingen naar dezelfde scholen, behoorden tot dezelfde clubs, trouwden in dezelfde families, deelden dezelfde waarden... vormden het Establishment." (p124, Gabriel Kolko, The Triumph of Conservatism, zie ook E. Digby, Philadelphia Gentlemen: The Making of a National Upper Class}. Ze kregen steeds meer politieke macht, mede door een netwerk van nonprofit organisaties te stichten die Domhoff het "policy planning netwerk” noemt. Dat zijn met elkaar verbonden stichtingen, denktanks, commissies en andere organisaties.
“Hun structurele economische macht leidde tot dominantie over de politieke klasse door lobbying, financiering van campagnes, zakenlieden die politieke ambten verwierven, aanstelling van leiders van bedrijven in sleutelposities in de regering en de ‘draaideur’... tussen regeringsposities en industriële posities... Het economische netwerk is dominant [over het bestuurlijke netwerk]. Het bedrijfsleven beheerst ook de ideologische basis van de macht door het bezit van de massamedia en een beleidsplanningsnetwerk bestaande uit private organisaties, denktanks en beleidsdiscussiegroepen.” (p125, zie ook CM 143 G.W. Domhoff en CM 102 C.Wright Mills)
Complottheorieën versus de theorie van de heersende klasse
Turchin plaatst complottheorieën tegenover de theorie van de heersende klasse van Domhoff. Er zijn wel complotten zijn geweest, zoals Watergate en achter de schermen wordt veel geregeld, bijv. in elite-clubs, op golfbanen en in businessmeetings. Complottheorieën zijn echter (te) vaag, veronderstellen geheime illegale plannen, van een betrekkelijk kleine groep of organisatie, zoals "centrale banken, het georganiseerde jodendom, de Vrijmetselaars, Illuminatie, Jezuïeten, de CIA, de VN of het World Economic Forum”. Dergelijke organisaties kunnen echter wel een rol spelen in een groter netwerk.
Wetenschappelijke gegevens daarentegen hebben een zekere transparantie en toegankelijkheid en wijzen op een vrij grote gedifferentieerde complexe groepering, zoals is gebleken in eerdere boekbesprekingen. Motivaties kunnen verschillen, “maar een motief dat vermogensbezitters delen als klasse is... de wens om hun rijkdom uit te breiden... Het bedrijfsleven domineert de politieke klasse volgens empirisch verifieerbare gegevens.” (p126,127, zie o.m. Mills en Domhoff)
“Er is geen centrum... geen opperbevelhebber aan de top.” Maar een netwerk van in elkaar grijpende (interlocking) groeperingen, waarin leden worden gesocialiseerd via exclusieve scholen, clubs en golfbanen.” Men ontmoet elkaar in besturen van bedrijven en andere organisaties, waaronder bijv. die van het World Economic Forum. In eerdere artikelen zijn de Council of Foreign Relations, de Trilaterale Commissie, diverse Foundations en denktanks genoemd. “De macht is verdeeld in een niet-hiërarchisch netwerk van duizenden individuen. En er zijn meningsverschillen en zelfs conflicten”. Er is veeleer exclusiviteit dan geheimhouding hoewel dit wel voorkomt in ‘secret societies’ als Skull and Bones. Gewone mensen hebben geen toegang tot exclusieve clubs. Toch zijn er veel data verzameld over inkomens en vermogens, bijv. via Forbes en Fortune (zie Domhoff: whorulesamerica.net)
Uit onderzoek blijkt dat "politieke veranderingen" de voorkeuren van de economische elites weergeven... De voorkeuren van de armen hebben geen effect op beleidsveranderingen... Er was geen effect... van de gemiddelde stem,” aldus een onderzoek van Martin Gilens c.s. van bijna 2000 beleidsissues. Belangengroepen hebben ook een effect, waarbij bedrijfsgeoriënteerde lobby’s de meeste invloed hadden. Gewone burgers hebben invloed in zoverre zij het eens zijn met de vermogenden. Als ze het niet eens zijn worden beslissingen altijd in het voordeel van de elites genomen. “Dat is plutocratie." De elites hebben drie lagen van macht: ze bepalen de uitkomst van thema’s, bepalen de agenda en vormen de voorkeuren van het publiek. De klassentheorie geeft de werkelijkheid beter weer dan de theorie van de electorale meerderheid in een democratie. Het landsbestuur door een regerende klasse blijkt niet zo democratisch te werken als passend zou zijn voor een democratie. (p129-131)
Een voorbeeld. “Amerikanen zijn sterk gekant tegen illegale immigratie volgens diverse polls.” Immigratie drukt de lonen en verzwakt de positie van de werknemers. Maar lagere lonen betekenen meer winst voor ondernemers, die baat hebben bij goedkope arbeidskrachten door immigratie. “Globalisering wordt bewerkstelligd door leidende elites om hun macht te vergroten ten opzichte van de niet-elites. Het is een ‘geldpomp’ die neemt van de werknemers en geeft aan de ‘bazen’... Die geld overbrengt van de zich ontwikkelende wereld naar de rijke gebieden... naar big business.” (p134)
‘Waarom is Amerika een plutocratie?’
De VS onderscheidt zich van andere westerse democratieën, waar elites meer beantwoorden aan de wensen van de bevolking. Er heerst daar een brede consensus over de verzorgingsstaat. Wat betreft kwaliteiten van leven scoort West-Europa hoger op indicatoren als levensverwachting, gelijkheid, onderwijs. Waarom wijkt de VS af? De geopolitieke omgeving en de etnische samenstelling zijn er verschillend.
Voor 1500 waren er in Europa 500 staten en staatjes, waaronder stadsstaten zoals de Hanzesteden, die eigenlijk plutocratieën waren. Nu zijn er ongeveer dertig staten, die mede zijn ontstaan door oorlogen. Plutocratieën verdwenen voor militaire machten. Nederland overleefde, maar werd een democratie.
“De vroege Amerikaanse republiek was een oligarchie gemodelleerd naar het Verenigd Koninkrijk, maar zonder monarch... De VS erfde de plutocratie... In de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog (1846-1848) slokte de VS de helft van Mexico op. Toen de industriële plutocratie de heersende klasse van voor de Burgeroorlog overwon, was de continentale uitbreiding bijna compleet... Beschermd tegen ieder potentieel gevaar door... de Atlantische en de Grote Oceaan... Het bestuursapparaat werd grondig gedomineerd door de plutocratie [...die] geen rivalen van betekenis had... De opkomst van de Amerikaans plutocratie kan hoofdzakelijk worden verklaard uit historische antecedenten en geografische omstandigheden.” (p140,141)
https://www.drishtiias.com/mains-practice-question/question-1392/pnt
Vergelijking met Scandinavië
Evenals Francis Fukuyama en Bernie Sanders vergelijkt Turchin de VS met Denemarken, waar de sociaaldemocratie de overhand kreeg vanaf 1871 en de Scandinavische sociaaldemocratie ontstond. De socialistische tegen-elite werd een nieuwe elite. Kenmerkend is de samenwerking tussen arbeiders, bedrijfsleven en overheid, die samenwerken voor het algemeen belang. Het lijkt op het Nederlandse poldermodel van overleg tussen werknemers, werkgevers en de overheid. “Het noordelijke model bleek een enorm succesvolle manier om samenlevingen in staat te stellen een hoge kwaliteit van leven voor de leden te laten geven... Als resultaat van... New Deal werd de VS in veel opzichten [als] een ‘noordelijk land’.” (p142)
Waarom liepen de wegen uiteen? “Een groot deel van het antwoord is ras... De Democratische Partij tijdens de FDR periode [Roosevelts New Deal] kan worden beschouwd als een partij van de [witte] werkende klasse... Om zijn agenda erdoor te krijgen moest FDR onderhandelen met de zuidelijke elites, die het Zuiden immuun maakten voor de onderhandelingen tussen de drie partijen: werknemers, bedrijfsleven en overheid... De rassenscheidingspolitiek bleef onaangeraakt. Zwarte werknemers werden buitengesloten bij het sociale contract van de New Deal.” (p142,143)
Dit veranderde door de burgerrechtenbeweging in de jaren ’60. “De geleidelijke expansie van het sociale contract om Zwarte werknemers te omvatten, verschafte een opening voor de plutocraten die ongelukkig waren met Amerika als een quasi-noordelijk land, waarin de macht werd beperkt door twee andere belangengroepen: de werknemers en de staat. Zij gebruikten de Republikeinse Partij als hun voertuig om hun agenda erdoor te krijgen, gericht op ontmanteling van de bescherming van de werknemers en belastingvermindering voor de rijken.” Goldwater, Nixon en Reagan waren hun pleitbezorgers. De strategie was om Republikeinse Partij de dominante partij in het Zuiden te maken en witte kiezers te trekken door de raciale kaart te spelen en de werkende klasse te verdelen en te verzwakken vanwege raciale verschillen. Verdeel en heers. (p144)
Hervormingen
Aan het eind van de 19e eeuw werd de plutocratie uitgedaagd door een grote populistische beweging die zich voor een groot deel afspeelde op het platteland, maar faalde als massademocratische beweging vanwege de rassenscheiding. De witte man voelde zich verheven boven de zwarte man. Dit ging ten koste van de solidariteit van de werkende klassen en verzwakte de positie van de werknemers.
De economische elite wordt vooral gedreven door eigenbelang, ook al tonen ze soms prosociaal gedrag ten voordele van de samenleving als geheel, zoals bij New Deal. Wat veroorzaakte de ommekeer? ”De elites werden gealarmeerd door voortdurend geweld en wanorde. Ze realiseerden zich dat zij... interne rivaliteit moesten onderdrukken en overgaan naar een meer coöperatieve wijze van besturen... In 1919 namen bijna vier miljoen werknemers (21 procent van de arbeidskrachten) deel aan stakingen.” Er waren gewelddadige gewapende conflicten tussen stakers en stakingsbrekers, waarbij het leger in actie moest komen om deze te beëindigen. Er waren ook rassenrellen waarbij honderden doden vielen. En er was een explosie bij Wall Street met 38 doden. Enz. (p147,148)
De elite koos voor hervormingen om revolutie zoals in Rusland te vermijden. Er werd onderhandeld met vakbonden over minimumloon en sociale zekerheid. Het ging niet (alleen) uit van de heersende klasse. Wright Mills distantieert zich in The Power Elite van het begrip ‘de heersende klasse’, dat ontleend is aan het gelijknamige boek Gaetano Mosca,omdat er niet één betrekkelijk homogene elite is, maar verschillende elites, waarvan Mosca zich ook bewust was. Het klassenbewustzijn, dat ze samen een klasse vormen met gelijke belangen, wordt beperkt door vaak concurrerende belangen van bijv. progressieve en conservatieve leden van de elites, zoals we ook zien in de sposoring van de persidentsverkliezingen.
“Domhoff en Webber benadrukken dat er minstens zes herkenbare machtsnetwerken waren die participeerden in de vorming van de New Deal wetgeving... Het was een complex patroon van conflict en coöperatie... gesteund door diverse allianties.” Zwarte Amerikanen werden uitgesloten. “De kosten werden gedragen door de Amerikaanse heersende klasse.” Deze was al uitgedund door de economische crisis. (p150,151)
New Deal is een ”uitzonderlijke hoopvolle gebeurtenis. Er was geen bloedige revolutie of ineenstorting van de staat... In de naoorlogse periode internaliseerden de elites de waarden van die sociale coöperatie bevorderen – binnen de elite, tussen de elites en met de gewone mensen... Zij accepteerden het idee dat de staat enige rol mocht spelen in het begeleiden van economische activiteit.” Dus het tegendeel van de neoliberale hervormingen onder Reagan. (p154)
Vandaag de dag zijn we beland in een revolutionaire situatie. Het is nog de vraag of deze door hervormingen wordt opgelost. Elites zijn niet gauw geneigd de lucratieve geldpomp op te geven door werknemers een groter aandeel te geven. “Er zijn prosociale krachten nodig om de economische elites te overtuigen dat hervormingen nodig zijn.” Het kan zijn dat toenemend geweld en ongeregeldheden hen op andere gedachten brengen, zoals aan het eind van de Roaring Twenties, maar het verdient de voorkeur geweld te voorkomen. Als de staat ineenstort, gaat dat historisch gezien meestal ten koste van de elite, zoals bij de Franse en de Russische Revolutie, toen er talloze koppen rolden. (p156,158)
Burgeroorlogen en maatschappelijke ontregeling
Wat veroorzaakt ineenstorting van de staat en de maatschappij? Turchin verwerpt de theoirie dat grote mannen de geschiedenis bepalen en focust zich op onpersoonlijke krachten, die ook grote mannen bewegen. Leiders zijn medebepalend. “Vooral wanneer ze worden gesteund door cohesieve machtsnetwerken... Zij kunnen “het schip van de staat door wilde wateren sturen”. (p167)
Burgeroorlogen zijn meer waarschijnlijk in landen met veel verdeeldheid en polarisatie en een zwakke instabiele staat of regering, hetzij autocratisch of democratisch. Volledige autocratieën of democratieën zonder veel verdeeldheid blijken relatief stabiel. Tussenvormen van autocratie naar democratie zijn relatief instabiel. Onderdrukking door de staat is ook een factor, evenal radicale ideologieën (of religieuze bewegingen, zoals het jihadisme).
“We kunnen maatschappelijke ontregeling niet begrijpen zonder analyse van de machtsstructuren in samenlevingen. Wie vormen de invloedrijke belangengroepen? Wat zijn hun agenda’s? Wat zijn hun sociale machtsbronnen en hoeveel macht kunnen zij hanteren? Hoe is de cohesie en organisatie?... Alleen ‘georganiseerde mensen’ kunnen... sociale verandering bereiken.” (p174)
Ligging van Oekraïne en Wit-Rusland (Belarus) ten opzichte van Rusland
Vergelijking van Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne
Een vergelijking van Rusland, Oekraïne en Wit-Rusland levert drie verschillende trajecten op vanuit vergelijkbare uitgangssituaties waarin oligarchen een leidende rol speelden, die verschillend uitpakte. Onder Jeltsin namen de oligarchen de macht in Rusland over, die Poetin heroverde met behulp van de militaire en de bestuurlijke elite, die hij achter zich had. De ene na de andere oligarch werd verbannen of gevangengezet. Dissidenten en leden van de tegen-elite troffen eenzelfde lot of moesten het met de dood bekopen, zoals Navalyi.
“De oligarchen verloren [van Poetin] omdat ze geen cohesieve heersende klasse waren, ze besteedden meer energie aan het elkaar bestrijden dan aan hun collectieve belang.” Bovendien misten ze legitimiteit en werden ze veracht door de bevolking, die Poetin steunde. De autocratisch geleide bestuurlijke elite kreeg weer de overhand, zoals eerder in de geschiedenis van Rusland. De economische groei zat mee en het welzijn van de bevolking ging erop vooruit, gemeten aan levensverwachting en dalend aantal moorden.
in Wit-Rusland kregen de oligarchen nooit de overhand. President Loekasjenko verhinderde privatisering van staatsbedrijven en de opkomst van oligarchen. Hij wist ook de massaprotesten van 2020 te overleven, omdat hij de militaire elite achter zich had, inclusief het beveiligingsapparaat. Oppositieleiders werden gevangen gezet of verbannen. Het regime gaf niet toe bij massademonstraties, die geleidelijk wegebten.
In Oekraïne kwamen oligarchen wel aan de macht door privatisering van productiemiddelen van de staat en kregen de absolute macht ten koste van de bevolking, die minder verdiende dan in Rusland en Wit-Rusland. Dat maakte de bevolking vatbaar voor onvrede. Maar ook de Oekraïense oligarchen waren geen cohesieve heersende klasse en dit werd hen fataal. Verschillende presidenten steunden op verschillende oligarchen uit verschillende regio’s. Ook het electoraat was diep verdeeld over de koers van het land: het westelijke gedeelte neeg naar de EU en de NAVO, het oostelijke deel naar Rusland, met steun van verschillende oligarchen.
Naast competitie van elites en massale onvrede speelde de geopolitieke druk een belangrijke, zelfs beslissende rol. “Oekraïne is bijzonder vatbaar voor externe druk.” Haar naam betekent ‘grensland’, het ligt tussen Rusland en Europa. De grens van invloedssferen loopt er dwars doorheen. “Zonder Oekraïne houdt Rusland op een Euraziatisch rijk te zijn,” zei Zbigniew Brzezinski reeds. De VS wilde de macht van Rusland beperken. Diplomaten als Victoria Nuland hadden al veel invloed in Oekraïne om regeringsleden aan te wijzen, bleek uit een uitgelekt telefoongesprek met de ambassadeur van de VS. Er werd vijf miljard dollar geïnvesteerd om de heersende klasse te beïnvloeden. (p181,182)
https://platformraam.nl/artikelen/2611-oekraiense-oligarchen-zijn-uit-beeld-voor-nu-althans
De Maidan revolutie van 2014
Oekraïense oligarchen hadden hun geld op westerse banken en deden vaak zaken met het Westen. Ze wilden niet het risico lopen dat hun tegoeden werden bevroren door een conflict met het Westen. Er waren drie partijen: de bevolking, de oligarchen en de Amerikaanse “proconsuls”. Er waren twee revoluties in 2004 en 2014. “De nieuwe politici werden geselecteerd uit de oligarchen of mensen die door hen werden gecontroleerd.” Oligarchen uit het oosten en westen wisselden elkaar af in presidentschappen en regeringen.
President Janoekovitsj, die na de Maidan revolutie vluchtte, had een oostelijke machtsbasis. Hij wilde zowel betrekkingen met Europa als met Rusland, maar dat was lastig te realiseren. Zijn val werd bewerkstelligd door de oligarch Petro Porosjenko, die van een westelijke oligarchenclan was en een van de organisatoren van de Maidan opstand, die gesteund werd door zijn TV-kanaal, waardoor prowesterse supporters werden gemobiliseerd. Andere opportunistische oligarchen met TV-kanalen kozen eieren voor hun geld en steunden de oppositie, omdat het ernaar uitzag dat deze aan de winnende hand was. Janoekovitsj verloor ook hun steun, hoewel hij nog veel steun had van de bevolking, vooral in het meer Russisch georiënteerde oosten. (p182-185)
“Het volk had getriomfeerd en de democratie werd hersteld... Zo werd de Maidan Revolutie voorgesteld... In werkelijkheid... was het niet meer een volksopstand dan andere revoluties... De drijfveren waren dezelfde als eerder in het boek besproken – ‘verelendung’ van het volk en overmaat aan elite. Het volk ging er niet op vooruit bij deze revolutie. De Oekraïense politiek bleef zo corrupt als voordien. De kwaliteit van leven van het volk nam niet merkbaar toe. Petro Porosjenko werd gekozen als president, maar zijn regering verloor snel de steun van de bevolking... De volgende catastrofale consequentie van de revolutie in 2014 was de burgeroorlog in de twee Donbas regio’s van Donesk en Loegansk, waar de Donbasmilities werden gesteund door Rusland tegen het Oekraïnse leger dat openlijk werd gesteund door neo-Nazi-brigades van vrijwilligers, zoals het Azov-regiment.” De burgeroorlog eiste zo’n 14.000 dodelijke slachtoffers, waaronder veel burgers. 24 februari 2022 volgde de invasie van het Russische leger. (p185,186)
De oorlog en de daarmee gepaard gaande sociale en economische malaise ging ook ten koste van de oligarchen en maakte een eind aan hun plutocratie en zet hen politiek buiten spel. Outsider Zelensky werd tot president gekozen, hoewel hij steun had van hem welgezinde oligarchen, en nam als oorlogspresident het heft in handen. Oekraïne is hard op weg een ‘militicratie’, een soort van militaire dictatuur te worden met Zelensky als presidentiële opperbevelhebber van het leger, die generaals benoemt en ontslaat.
De Oekraïense opstand leidde tot een regimewisseling vanwege de polarisatie van de oligarchische elite. Anders dan in Wit-Rusland, waar oligarchen geen poot aan de grond kregen en het staatsbestuur de macht behield. In Rusland wist de staat onder Poetin de macht te heroveren op de oligarchen. Onder invloed van de zelfzucht van de oligarchen was Oekraïne er erger aan toe wat betreft armoede, ‘verelendung’ en polarisatie. Dat werkte een revolutie in de hand in combinatie met rivaliteit tussen oligarchen en internationale beïnvloeding. Hoe het er na de oorlog uit gaat zien is nog onduidelijk. Niet alleen aan de bevolking, maar ook aan de oligarchen is een gevoelige slag toegebracht, zoals in de lijn der verwachtingen ligt bij oorlogen en revoluties.
Vooruitzichten
Er zijn verschillende toekomstscenario’s, afhankelijk van het gedrag van de bevolking en de elites. Protesten kunnen radicaliseren en hervormingen teweegbrengen. De meeste mensen noemt Turchin ‘naïef’, geen radicaal maar een meer volgzaam type. Dit impliceert dat zij ook kunnen worden beïnvloed door radicalen en met hen kunnen gaan sympathiseren. Dit hangt ook af van de mate van onderdrukking en de mate van fragmentatie van de radicalen. Naast de naïeven en radicalen onderscheidt Turchin de ‘gematigden’, die streven naar een compromis en geweld afwijzen. “Radicalisme vermindert als gematigden toenemen in aantal en hun gematigde invloed uitoefenen die instabiliteit vermindert.” (p199)
De ‘geldpomp’ en de toenemende ongelijkheid hebben een radicaliserende invloed op zowel de bevolking als een deel van de elite, vanwege de verarming van de bevolking en de uitbreiding van de elites die daarmee gepaard gaat. De vorming van tegen-elites bevordert turbulentie. Turchin verwijst naar The fracturing of the American Corporate Elite door Mark Mizruchi (2012). (Neo)conservatieve en progressieve elites bestrijden elkaar, ook bij de laatste presidentsverkiezingen. Mizruchi “concludeert dat de elite van het bedrijfsleven ‘de schatkist uithongert en heel veel middelen voor zichzelf verwerft’... De Amerikaanse heersende klasse blijft zeer effectief in het nastreven van zijn beperkte kortzichtige belangen.” (p206)
Niettemin groeit het aantal gefrustreerden bij de bevolking en leden van de elite die er niet in slagen een toppositie te bereiken. “Een succesvolle revolutie vereist echter een collectieve en georganiseerde revolutionaire partij met veel steun van de bevolking.” Radicaal links en rechts zijn echter verdeeld en niet effectief georganiseerd.
Trump en Tucker Carlson als anti-elitaire ontregelaars
Trump slaagde erin “de onvrede van de bevolking te kanaliseren... om zich naar de macht te stuwen.” Zijn belastingpolitiek begunstigt de elite. Zijn immigratiepolitiek benadeelt de elite. Hij begon in onderscheid met andere presidenten geen nieuwe oorlogen. Hij wordt een ’disruptor’ genoemd, een ordeverstoorder en ontregelaar, maar ziet zichzelf als bouwer van een hernieuwd en groots Amerika. Zijn kabinet omvat radicale en (radicaal neo)conservatieve leden. “Het valt te bezien hoe succesvol de transformatie zal zijn... ‘Trumpisme’ is geen coherente ideologie, maar veeleer een wenselijk programma om één man weer aan de macht te krijgen.” Trump uit zich kritisch over de Deep State en de heersende klasse, maar gaat niet altijd tegen hun belangen in ten gunste van het volk. (p212,213)
Turchin gaat ook in op het boek van de bekende conservatieve TV presentator Tucker Carlson, die het meest bekeken TV programma had: Ship of Fools: How a Selfish Ruling Class is Bringing America to the Brink of Revolution (2018). Hij wordt een adept gemoemd van het ‘trumpisme’, maar liet ook kritische geluiden horen. Hij keert zich tegen de Democraten als partij van de rijken, terwijl de Republikeinen een populistische partij zijn geworden, en hij prijst het boek van de voormalige democratische presidentskandidaat Elizabeth Warren The Two-Income Trap: Why Middle-Class Mothers and Fathers Are Going Broke, die opkomt voor de lagere en middenklassen. “Waarom belasten we kapitaal voor de helft van de arbeid," vraagt hij zich af. Hij is tegen immigratie en oorlogen van de VS, die “een spoor van vernielde landen achterlaten”. Hij gaf Poetin een podium door hem na de invasie in Oekraïne te interviewen om zijn kant van het verhaal kenbaar te maken. Hij noemt “journalisten de dienstboden van de macht”. (p217)
‘De heersende klasse’ is een term die in zijn boek en meest bekeken shows frequent voorkomt, evenals ‘vernietiging van de samenleving’ en ‘vervanging’ [van de bevolking door immigratie]. Critici van de gevestigde media noemen hem racistisch, “een oneerlijke propagandist”, verdediger van Poetin en zelfs een “verrader van zijn land”. Het geeft uiting aan het beeld van hem als gevaar voor de machtselite en de gevestigde orde. Wat betreft de Gaza-oorlog heeft hij kritiek op Israël en de politiek van Biden. Hij steunde ook Trumps komende nationalistische (neo)conservatieve vicepresident J.D.Vance. (p218,219)
“De Amerikaans heersende klasse bevindt zich in een hachelijke situatie die zich duizenden malen heeft voorgedaan in de menselijke geschiedenis. Veel gewone Amerikanen hebben hun steun aan regerende elites ingetrokken... met een ’uitgestoken middelvinger’...” (p221) Er vormen zich tegen-elites uit teleurgestelde aspiranten voor leidende posities. Voor de meeste machthebbers gaat persoonlijk gewin voor handhaving van de status quo en zij zijn weinig bereid tot hervormingen zoals bij New Deal, die zorgen voor meer evenwicht, als er gewelddadige en/of rampzalige hervormingen dreigen.
Britse hervormingen in de 19e eeuw
Vooruitzichten hangen af van de geldpomp. Blijft deze de ongelijkheid vergroten, dan wordt de kans op revolutie groter. “75 procent van [eerder beschreven] crises eindigen in revoluties of burgeroorlogen (of beide)... Zestig procent leidde tot het einde van staten - verovering door een andere staat of eenvoudig desintegratie in fragmenten.” Er zijn echter gunstige uitzonderingen met hervormingen. “1830-1870 was een extreem turbulente periode... In bijna alle staten waren er revoluties of burgeroorlogen (of beide), inclusief de VS en China... Maar er waren twee uitzonderingen: het Britse en het Russische Rijk... slaagden erin revolutionaire situaties te hanteren door een passende serie hervormingen.” (p224,225)
De ‘verelendung’ van het stadsproletariaat tijdens de industriële revolutie in Engeland is welbekend en ging gepaard met protest, tegelijk met economische groei en een groeiende elite. Hervormers kregen de overhand in het parlement. Alle mannen kregen stemrecht in 1867 en er kwamen arbeidswetten en armenwetten, hetgeen het einde van een periode van onrust betekende.
De onrust werd mede verminderd door emigratie van ‘gewone mensen’ en leden van de elite, die elders hun geluk beproefden. De Titanic zat er vol mee. Zo werd de onvrede geëxporteerd. Er werden ook vakbonden opgericht, die de macht van de arbeiders bundelden en betere lonen konden bewerkstelligen. Na 1867 namen de lonen toe en verdubbelden deze de volgende vijftig jaar. “De heersende klasse probeerde op zijn minst gedeeltelijk de eisen van de verarmde meerderheid tegemoet te komen door institutionele hervormingen.[...en] welzijnsprogramma’s”. (p228)
Rusland in de 19e eeuw
Rusland versloeg Napoleon in 1812, zoals ook Engeland samen met Pruisen in 1815 in de Slag bij Waterloo. Het lijfeigenschap werd afgeschaft in 1861. Het was geleidelijk gegroeid uit een contract tussen de staat, de adel en de boeren, waarbij de adel in het leger kon dienen, terwijl de boeren hen en de staat economisch steunden. De adel nam en kreeg land van de boeren en de staat. De regeling waarbij de adel de overheid moest dienen, werd afgeschaft in 1762, waardoor “de adel een parasitaire klasse werd”. Deze onrechtvaardigheid werd rechtgezet door de afschaffing van het lijfeigenschap. Eraan voorafging een revolutionaire situatie van ‘verelendung’ en een groeiende en overmatig exploiterende elite, die bovendien steeds meer ging consumeren. Boeren werden onderdrukt en verzetten zich in rellen en opstanden, die in 1858 een piek bereikten. (p229-231)
“Als we geen vredige revolutie uitvoeren... zal het onvermijdelijk gebeuren zonder ons en tegen ons,” zei Groothertog Konstantin in een redevoering voor de adel in Moskou. Tsaar Alexander II had soortgelijke opvattingen en concludeerde dat het “beter was het lijfeigenschap van bovenaf af te schaffen dan te wachten tot het zichzelf van onderop zou afschaffen... De meeste bevrijde horigen kregen echter niet genoeg land om hun families te voeden en ze moesten bezwarende belasting betalen aan hun vroegere landeigenaren. De adel was een nog groter verliezer, want zij verloor de gevangen arbeidskrachten.” De neerwaartse mobiliteit leidde tot de groei van het aantal revolutionairen en anarchisten, die zich niet onbetuigd lieten in een of andere vorm van radicalisme, die Tsaar Alexander II de Bevrijder het leven kostte in 1881. (p231,232)
Toch wist de Russische heersende klasse een revolutie af te wenden en uit te stellen. De boerenopstanden namen af. De nieuwe tsaar bracht nieuwe hoop of hervormingen en het aantal executies verminderde van dertig in 1880 tot nul in 1890. In 1905 volgde echter toch een (sociaaldemocratische) revolutie en in 1917 de communistische revolutie. Achterliggende factor waren geradicaliseerde intelligentia (meestal van adellijke afkomst), aangevoerd door Lenin, en wijdverbreide onvrede. De verloren Japans-Russische oorlog en de Eerste Wereldoorlog verhoogden de spanningen en de kans op Revolutie. “De dynastie ging onderuit door de gecombineerde klappen van overmaat aan elite en geopolitieke druk.” (p235)
Kwetsbaarheid en veerkracht van democratieën
De Britse en Russische voorbeelden laten het effect van hervormingen zien, die echter geen permanente oplossing vormden. De ‘ijzeren wet van de oligarchie’ blijft gelden, waarbij een belangengroep onvermijdelijk zijn macht gaat gebruiken voor zijn eigen belangen. (Zie CM 101) Democratieën blijken kwetsbaar te zijn voor plutocratische elites. “Een zorgelijke ontwikkeling is de transitie van westerse democratieën tot ‘op klasse gebaseerde partijsystemen’ en ‘multi-elite partij-systemen’... De Democratische Partij, een partij van de werkende klasse tijdens de New Deal, werd in 2000 de partij van de tien procent. De rivaliserende Republikeinse Partij diende primair de één procent, en liet 90 procent in de kou.” (p237,238)
Nogmaals: “democratieën zijn in het bijzonder kwetsbaar om te worden ondermijnd door plutocraten [...die] hun macht kunnen gebruiken om de massamedia te kopen, denktanks te financieren, en sociale beïnvloeders te belonen die hun boodschap verspreiden... Zij hanteren een enorme macht om het electoraat naar de opinies om te zwaaien die hun belangen promoten.. Geld is de belangrijkste brandstof die organisatie bekrachtigt.” (p238)
Europese democratieën laten echter vooral in Scandinavië zien, dat democratieën zich niet hoeven te ontwikkelen tot plutocratieën zoals in de VS. “Komende jaren zal de veerkracht van [democratische] landen ernstig worden getest door klimaatverandering, pandemieën, economische depressies, conflicten tussen staten en massale migratiestromen." (p240) Zullen landen met meer gelijkheid veerkrachtiger zijn?
“Despotische elites die gewone mensen onderdrukten kwamen herhaaldelijk op en werden herhaaldelijk afgezet... Als samenlevingen niet proberen betere sociale regelingen te onderzoeken, stagneert de evolutionaire ontwikkeling.... Als zelfzuchtige heersende klassen hun samenlevingen aan de grond brengen, is het goed om alternatieven te hebben – succesverhalen. En het is aan ons, ‘de 99 procent’ om onze regeerders te vragen zich te gedragen op manieren die onze gemeenschappelijk belangen bevorderen. In complexe samenlevingen is het nodig dat elites goed functioneren. We willen ze niet kwijt; de truc is om hen ertoe te beperken te handelen in het voordeel van allen,” aldus eindigt Turchin zijn betoog. Daarna volgt een appendix over zijn cliodynamische benadering die in CM 33 en 107 reeds is toegelicht.
https://www.statista.com/chart/18737/democracy-index-world-map/
Commentaar: een onderbouwde verklaring
Turchin blijkt goed op de hoogte te zijn van dynamische sociale en politieke processsen in het heden en verleden. Zijn theorie komt plausibel over. Er is op het eerste gezicht weinig tegenin te brengen. Hij geeft aan dat er meer factoren een rol spelen en geeft in bepaalde gevallen ook aan welke, zoals de geopolitieke situatie in Oekraïne en het hebben van een wereldrijk bij de Britten, waar zij de interne onvrede en het overschot aan leden van de elite heen konden exporteren.
Zijn casestudies omvatten Frankrijk. Engeland, Rusland, Scandinavië, China en vooral de VS. Dat is een beperking, hoe veelomvattend deze selectie ook is. Andere Europese landen, met name Duitsland, landen als India en Turkije, Iran en andere landen in het Midden-Oosten bieden interessante vergelijkingen.
Het boek sluit aan bij eerdere besprekingen van boeken over de machtselite. Turchin verwijst alleen herhaaldelijk naar Domhoff. Niet naar andere besproken auteurs.
Ook niet naar Christopher Lasch, The Revolt of the Elites and the Betrayal of Democracy (1995), waarvan de titel aansluit bij zijn betoog. Het gaat over een elite die zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid niet meer neemt, zoals bij de New Deal, maar geleidt wordt door eigenbelang, hebzucht en zelfzucht, zoals ook in De cultuur van het narcisme (1979) al naar voren komt, dat onlangs is heruitgegeven. (Zie CM 126)
Ook in The True and Only Heaven: Progress and Its Critics (1991), een kritiek op het vooruitgangsgeloof, schrijft Lasch “dat onze samenleving niet langer wordt geleid door een morele consensus... Politici dragen geen zorg meer voor waarheid... ze hebben zelfs het vermogen verloren om waarheid te onderscheiden van leugen... Desinformatie monopoliseert de ether... Het meest storend is wellicht de verzwakking van het vermogen tot onafhankelijk oordelen, initiatief en zelfdischipline, waarvan democratie altijd geacht werd afhankelijk te zijn... Het gevaar voor de democratie komt minder van totalitaire of collectivistische bewegingen van buiten dan van de erosie van haar psychologische, culturele en spirituele grondslagen van binnenuit... we voelden ons meer en meer hulpeloos in een wereld die wordt overheest door een enorme militaire gevestigde orde... die zich voorbereid op een apocalyptische confrontatie”.(p24,25,30,31 in een inleidende paragraaf met de veelzeggende titel ‘The Making of a Malcontent’)
De meerwaarde van het analyserende boek van Turchin boven bijv. de meer beschrijvende boeken van Lasch is, dat het niet alleen feiten weergeeft, maar een coherente onderbouwde verklarende theorie biedt over de cyclische dynamiek van de machtselite en de (rest van de) bevolking. Een theorie die zoals gezegd voor alsnog moeilijk onderuit te halen is. Zijn benadering is bijzonder actueel, gezien de polarisatie en dreigende ordeverstoringen en ook als verklaring voor politieke ontwikkelingen, die hij al eerder heeft voorspeld.
Verschillende gebeurtenissen en ontwikkelingen vallen op hun plek in een indrukwekkend en omvattend dynamisch patroon, dat een verklaring geeft van het hoe en waarom. De waarden en opvattingen van grote religies en levensbeschouwingen wat betreft het belang van empathie, samenwerking en afstemming op het grote geheel worden bevestigd, hoewel Turchin daar niet naar verwijst. Deze gaan dieper dan die van oppervlakkige ideologieën zoals het liberalisme en het communisme, die competitie en strijd benadrukken. Kortom, een veelomvattend en diepgravend boek op een gefundeerde wetenschappelijke grondslag.
Trump passeert herhaaldelijk zijdelings de revue. Dat is nieuw en actueel in dit boek van Turchin, dat veel herhaling van zijn eerdere boeken bevat. Hoewel Trump nog niet was herkozen toen Turchin dit boek schreef, zat het er aan te komen. Of zijn herverkiezing leidt tot de noodzakelijk geachte hervormingen, valt te bezien. Obama deed eerder ambitieuze beloften en meende deze waar te kunnen maken (‘Yes, we can!’), maar verzandde in een continuering en uitbreiding van onrechtvaardige oorlogen, die een spoor van vernielde landen achterlieten. De militarisering en de “erosie van burgerlijke vrijheden”, waar Lasch reeds voor waarschuwde (1991, p25) en die door de Patriot Act onder Bush jr. werd bekrachtigd, werden geen halt toegeroepen, terwijl Trump oorlogen wel wilde beëindigen. Maar verder “biedt de populistsiche traditie geen remedie voor alle ziekten die de moderne wereld plagen... Het heeft geen economische of politieke theorie, een het meest opvallende zwakheid. [En...] valt ten prooi aan het soort sociale rancune dat zo effectief door nieuw rechts werd geëxploiteerd”, concludeert Lasch (p532) in observaties die nog steeds actueel zijn en aansluiten bij de bevindingen van Turchin.