Tianxia, een nieuw perspectief voor de toekomst

Civis Mundi Digitaal #154

door Patricia van Bosse

Boekbespreking van Zhao Tingyang, All under Heaven, The Tianxia System for a Possible World Order. University of California Press, 2021.

 

Het begrip tianxia komt uit de Chinese oudheid en was richtinggevend voor de politieke inrichting van de maatschappij van 1046 tot 256 voor C. Het is in de twee millennia daarna op de achtergrond geraakt, maar in China nooit helemaal vergeten. De laatste decennia krijgt het opnieuw veel aandacht. Het verwijst naar het Chinese alternatief voor de natiestaat en biedt een ideaal voor een kosmopolitische orde. Nu China zijn plaats op het wereldtoneel wil innemen, is er behoefte aan het formuleren van ideeën over hun wereldbeeld en plek in de internationale gemeenschap: de China Droom, ongetwijfeld verwijzend naar de Amerikaanse droom.

Het te bespreken boek is van een populaire en gewaardeerde Chinese filosoof, die de belangrijkste stem is van het uit de mottenballen halen van het begrip tianxia en het aanpassen aan de moderne tijd. Hij kan kennelijk binnen de gevestigde orde zijn denkbeelden ontvouwen.

Tianxia wordt vertaald als: Alles onder de Hemel. Het verwijst naar de wereld als een geheel, dat als uitgangspunt boven de politieke structuren uitgaat. De auteur contrasteert het met het een natiestaat, wat in het westerse denken de hoogste grondwettelijke entiteit is van de politieke werkelijkheid. Een natie heeft grenzen en bevindt zich altijd te midden van andere natiestaten, waarmee het in concurrentie is. Anders gezegd: een natiestaat heeft altijd een buiten, terwijl bij tianxia altijd alles binnen is, daarmee tot het subject behoort en een morele orde veronderstelt. Co-existentie staat centraal en de wereld is als een grote familie. Daardoor zouden veel conflicten vermeden of harmonisch opgelost kunnen worden.

 

Schrijver en boek

Zhao Tingyang (geboren 1961) is een professor in de filosofie en lid van de Chinese Academie van Sociale Wetenschappen. Ook is hij senior fellow van de Peking University  en lid van het Berggruen Research Instituut. Zijn boeken zijn bestsellers in China, bovendien is hij een gewaardeerd wetenschapper. Het verraste me enigszins dat er in China plaats is voor mainstream filosofen die niet strikt en uitsluitend binnen de partijlijn blijven. Nu geeft Zhao Tingyang in dit boek en voor zover ik heb kunnen nagaan ook elders geen commentaar op het huidige Chinese bewind, wat wellicht een keuze is om zijn werk te kunnen blijven doen. Impliciet zijn er in wat hij naar voren brengt volop aanknopingspunten voor kritiek op het huidige bewind, maar het meest uitgesproken wat hij zegt, is dat we niet moeten denken dat het huidige China op tianxia lijkt. 

Al in 2005 publiceerde hij zijn eerste boek over tianxia, er volgden nog enkele en vele artikelen. Ook internationaal trok zijn werk aandacht, er zijn enkele boeken in het Engels, Frans en Duits vertaald. Als we zijn naam en de term tianxia googelen komen er weliswaar niet vreselijk veel, maar toch een redelijk aantal artikelen in het Engels en ook you tube filmpjes van conferenties en discussies in internationaal verband naar voren.

Zhao gebruikt dit oude Chinese concept en zijn kernelementen als een basis voor zijn eigen ideeën.

In het boek legt hij het concept uit, vertelt vrij uitvoerig over de geschiedenis en de Chinese context waarin het is ontstaan en eeuwenlang is blijven bestaan. ‘Het zit in de genen van de Chinese opvattingen’, stelt hij. Er zijn een paar hoofdstukken waarin hij forse kritiek op het Westen en het christendom uit, wat dus wel kan…  Tenslotte geeft hij een analyse waarin hij aangeeft hoe het concept in de huidige tijd beter kan worden toegepast dan in de eeuwen voor C. waarin het is ontstaan.

Voor een gedeelte is tianxia immers al gerealiseerd. We zijn in bepaalde opzichten in deze tijd al verbonden door de globalisering, de internationale financiële markten, het internet. Je zou denken dat klimaat daar meteen aan toegevoegd zou worden, maar hoewel Zhao het wel noemt, krijgt het bij hem weinig aandacht.

 

Een politiek concept dat past bij deze tijd

Globalisering heeft zich in alle aspecten van ons leven genesteld. We kunnen ons nergens meer buiten dit globaliserinsproces plaatsen. De problemen van de huidige tijd die hier mee te maken hebben, kunnen echter niet adequaat opgelost worden binnen de bestaande politieke structuren. Nationale staten, imperialisme en de onderlinge strijd om macht passen niet meer bij de werkelijkheid van een geglobaliseerde wereld. Nationale belangen en imperialistische tendensen zien de wereld buiten hun natie als een object om te veroveren, te domineren en te exploiteren, terwijl de geglobaliseerde werkelijkheid om een andere benadering vraagt.

Om te bedenken wat een betere politieke inrichting zou kunnen zijn, brengt Zhao Tingyang dit idee van het tianxia systeem naar voren. Hoewel het uit de antieke oudheid van China komt, is het niet iets wat typisch Chinees is, maar het zou voor de hele wereld van toepassing kunnen zijn. Net als mensenrechten in de westerse cultuur zijn geformuleerd, maar van toepassing zijn op de gehele wereld. Hetzelfde geldt voor tianxia. Het is een a priori vooronderstelling dat de wereld een holistisch politiek concept is. Daarom heeft tianxia alleen maar een binnen en geen buiten en heeft de wereld zelf politieke agency. Omdat alles onder de hemel een holistisch politiek bestaan van de wereld voorop stelt,  worden ook begrippen als vreemdeling en vijand ondergraven. Zhao bekritiseert de filosofie van Carl Schmitt, die stelt dat de strijd tussen vrienden en vijanden essentieel is voor de politiek. Ook krijgt het monotheïstische christendom dat niet-gelovers uitsloot een veeg uit de pan. Voorts verwijst hij naar Hobbes hypothetische natuurstaat van de strijd van allen tegen allen, Marx theorie van de klassenstrijd, en Huntingtons botsing van beschavingen. Steeds is daar een onderscheid tussen vriend en vijand in het hart van de politieke concepten.

Bij tianxia staat co-existentie centraal. Hoewel conflict en vijandschap basale werkelijkheden zijn van de menselijke ervaring, stelt Zhao dat politiek die naam niet verdient als het de situaties die daardoor ontstaan verergert en niet oplost. Politiek zou de kunst moeten zijn vijanden te veranderen in vrienden. Alleen een wereldsysteem kan de wereld een compleet politiek bestaan geven. Nu wordt de mensheid en de wereld niet werkelijk recht gedaan.

Het is een kwestie van politieke onwetendheid dat ‘de hele wereld’ geen plaats heeft in de politieke filosofie, waardoor co-existentie niet het focuspunt is. In plaats van nationale staten als uitgangspunt te nemen, zou de wereld zelf het uitgangspunt moeten zijn. De politieke methode van tianxia gaat ervan uit dat alles dat anders is, getransformeerd kan worden in een gemeenschappelijke orde. Als een politieke entiteit zich zou willen afscheiden, wordt dat probleem binnen tianxia gedefinieerd als iets om tot een vergelijk te komen in plaats van een object om te veroveren of te koloniseren.

Eerder was er niet zo’n sterke verstrengeling en onderlinge afhankelijkheid in de relaties van de staten, daarom was co-existentie als politiek thema nog niet in zicht. Nu zijn er wereldbelangen en problemen die de natiestaten transcenderen.

 

Wat is tianxia?

‘Alles onder de hemel’ verwijst naar de hele aarde en alle landen, de hele fysieke natuur. Daarnaast naar een gemeenschappelijke keuze, een universele overeenkomst op gevoelsniveau ‘in het hart’ van alle mensen vóór tianxia. En tenslotte een politiek systeem voor de hele wereld met globale instituties om een universele orde te bewaren. Het gaat dus om een samengaan van de geografische wereld, de psychologische wereld en een institutionele orde. Steeds zal een verschijnsel of gebeurtenis in de wereld in de context van alle drie deze aspecten gezien moeten worden.

Een vooronderstelling is dat er een ‘Hemelse Weg’ is, een natuurlijke metafysica.

‘Daar de hemel een harmonieus en compleet systeem is, zou de wereld ook een compleet en harmonieus systeem moeten hebben.’ (introductie) Deze ideeën komen uit de Chinese manier om de wereld te beleven.  De natuur is altijd in beweging terwijl er ook een natuurlijke harmonie bewaard wordt. Mensen kunnen die zelf-harmoniserende eigenschap van de natuur herkennen en alle menselijke activiteiten daaraan afmeten.  Deze steeds veranderende harmonie in de natuur is de standaard voor het co-existeren van alles. De natuur begrenst daarom de vrijheid van mensen en kan nooit als een object om te veroveren door menselijke vrijheid gezien worden. De menselijke bedoelingen kunnen nooit de maat van alle dingen zijn en tegen de harmonie van de natuur ingaan. Mensen zouden dan de balans verstoren en dat is op termijn zelfvernietigend.

In een hedendaags tianxia systeem zouden globale instituties in de gaten moeten houden wat de consequenties zijn van bepaalde ontwikkelingen waar mensen geen controle over hebben. Het co-existeren van alles impliceert dat er een gemeenschappelijke relationele ontologie moet gelden waarbij een diverse wereld kan bestaan met gedeelde belangen, die aantrekkelijker zijn dan als alleen eigenbelangen nagestreefd worden.

 

Chinese cultuur versus de westerse cultuur

Wat betreft een politieke visie zet Zhao het beginpunt van denken in China bij tianxia. Het westerse politieke denken had als startpunt de Griekse polis en heeft zich vandaaruit verder ontwikkeld waarbij de natiestaat nooit is getranscendeerd door een concept van de hele wereld daarbuiten en boven.

Vanouds is in de Chinese cultuur het blijven bestaan tijdens voortdurende veranderingen een centraal gegeven. Dit is in oudste geschriften al uitgedrukt en is impliciet in de yin-yang symboliek, de twee elementen die voortdurend in elkaar overgaan.

Zhao bekritiseert het Christendom als een monotheïstische godsdienst: er was slechts één god, en een orthodoxe houding dat iedereen in die god zou moeten geloven. In het oude tianxia was er een traditie van polytheïsme met ongeveer gelijk respect voor iedere god die ergens werd aanbeden.

Harmonie wordt gezien als het meest principiële element  in het Chinese denken, de noodzakelijke ontologische voorwaarde voor alle dingen om te bestaan en zich te ontwikkelen. Het gaat niet om gelijkheid, maar harmonie verwijst naar de diversiteit die samenwerking mogelijk maakt.

In het westen is er een nadruk op het individu, het is fundamenteel in de politieke organisatie. In het Chinese denken heeft het individu nooit een politieke positie gehad, immers mensen leven altijd samen met anderen en zijn afhankelijk van elkaar. De familie was de meest basale politieke werkelijkheid. In het kader van tianxia pleit Zhao dan ook voor relationele rationaliteit, waarbij alle relaties betrokken worden bij de overwegingen. De Chinese cultuur zou wel kunnen leren van het westerse individualisme.

 

https://nl.wikipedia.org/wiki/Chinese_schilderkunst

 

Oude versie Tianxia

Hoewel het begrip tianxia misschien al eerder bestond, komt het centraal te staan in de Chinese politieke organisatie tijdens de Zhou dynastie, vanaf 1046 voor Christus. Het tianxia systeem was zeker een ongewone innovatie in die oude tijden, die dan ook ontstond door een ongewone historische ontwikkeling. Er waren in China destijds een grote hoeveelheid kleine staten of rijkjes, het was een overwegend tribale samenleving. Er was een wat grotere en meer ontwikkelde staat met ongeveer een miljoen inwoners, die echter geleid werd door een corrupte leider met een slechte reputatie.

De veel kleinere Zhou clan, met naar schatting hooguit zestig tot zeventigduizend inwoners, had nu juist een heerser met een heel goede reputatie. Toen de grotere staat de Zhou clan wilde aanvallen, smeedde de leider een coalitie van kleine staten die zich gezamenlijk tegen de grotere staat keerde en zij versloegen de grotere staat. Toen deed het probleem zich voor hoe nu verder? Hoe kon een veel kleinere staat de leidende politieke kracht worden over een aantal andere en soms veel grotere staten? De coalitie die de overwinning had behaald, was ontstaan door de morele reputatie van de Zhou leider. Was dat echter genoeg om de steun en loyaliteit van de verschillende groepen bijeen te houden, zonder machtsmiddelen om dat af te dwingen?

 

http//en.wikipedia.org/wiki/Duke_of_Zhou  

 

Als oplossing hebben de Zhou leiders het tianxia systeem bedacht. Ze transformeerden de externe relaties van de staten in een geïnternaliseerde orde van bestaan. Het vereiste een systeem van gedeelde belangen en gedeelde voordelen, maar zo dat de specifieke belangen van iedere staat op zich ook gewaarborgd waren. De voordelen zouden voor de deelnemende staten aantrekkelijker moeten zijn dan niet meedoen. De ‘wereldpolitiek’ (de wereld beperkte zich destijds tot de hen bekende streken), zou voor moeten gaan boven nationale politiek: de internalisatie van de wereld, die essentieel is voor tianxia.

‘De Zhou dynastie en tianxia waren de eerste revolutie in de Chinese politieke geschiedenis en ook, het begin van de politiek in de Chinese geschiedenis.’ (hfs 1) Iedere deelnemende staat zou voordelen moeten hebben die groter zijn dan als hij niet mee zou doen, waardoor staten vrijwillig deelnamen. Er zou een systeem van onderlinge afhankelijkheid en wederkerigheid van voordelen moeten zijn tussen alle deelnemers, zodat universele veiligheid voor de wereld gegarandeerd zijn. Er zou een set van gemeenschappelijke belangen, gedeelde voordelen en gemeenschappelijke ondernemingen moeten zijn die voor allen voordelig zijn. Dit zou de wereld een ‘binnen’ maken zonder een overblijvend ‘buiten’.

Tianxia was een netwerk systeem, met veel verschillende bestuurslichamen. De staten zelf met hun feodale organisatie waren zelfbesturend, maar ook deel van het gehele netwerk. Praktisch gezien gingen de eerste formuleringen van de Zhou over het institutionaliseren van de verdeling van land, de principes van bekwaam bestuur en van de rituele gebruiken en muziekuitvoeringen.

Dat rituele gebruiken en muziekuitvoeringen werden geïnstitutionaliseerd, maakte dat een spirituele orde van zijn werd bewaard. ‘Aan alle dagelijkse zaken geven ritueel en muziek een mate van plechtigheid en heiligheid. Zo waren de mensen in hoogachting van de hemel en aarde en respecteerden ze de waardigheid van andere personen, gingen ze met eerbied en zorgzaam met de natuur om, en ervoeren ze alle dagelijkse bezigheden in het leven met ontzag. ‘ (hfs 1)

Toch was het niet zozeer de bedoeling van de Hertog van Zhou om eenzelfde religieuze structuur te creëren in de hem bekende wereld, wel om politieke doelen te bereiken. De vele dagelijkse zaken zouden zo een prachtige spirituele dimensie krijgen, die mogelijk een universeel gedeelde vorm van religieuze ervaring zou vormen. Gewone gebeurtenissen die een belichaming van spiritualiteit waren en gedeeld konden worden, zou een immanente transcendentie van dingen mogelijk maken, zodat ze niet alleen als materialistisch en deel van een bepaalde concrete orde werden ervaren. Dit is de transcendentie van conflict door harmonie. Toch heeft dit principe kennelijk niet langdurig gewerkt. Later is meer nadruk komen te liggen op morele ontwikkeling. De oude geschriften over rituelen en muziek zijn verloren gegaan en tot nu toe nog niet teruggevonden.

In het verloop van de eeuwen zijn er wel schermutselingen geweest. Toch is de 800 jaar waarin het oude tianxia systeem heeft gefunctioneerd in China een over het algemeen betrekkelijk harmonische tijd geweest.

 

Sleutelbegrippen van het hedendaagse tianxia: het internaliseren van de wereld

Een noodzakelijke voorwaarde voor het co-existeren van de mensheid en een sleutel voorwaarde voor universele veiligheid en voortdurende vrede is het internaliseren van de wereld. Daarbij is het uitgangspunt en het zal ook de ervaring moeten zijn, dat er niets is buiten de wereld, alles is daarbinnen. Om vijandige competitie en oorlogen te voorkomen moet een negatieve exclusiviteit vermeden worden. Alle mensen van de wereld zijn een familie en de wereld is een gedeeld thuis voor iedereen. Er zal een ‘voogdijschap’ moeten zijn dat niet tot een specifieke natiestaat behoort, dat  anti imperialistisch en niet overheersend is. Zhao stelt wel: ‘in hoeverre dit te realiseren is weten we niet. We kunnen alleen hopen dat er een basisversie hiervan tot stand kan komen.’ (hfs 20 )

Kant heeft in zijn boek Zum Ewigen Frieden een verbond van staten voorgesteld onder een kosmopolitische wet waarin iedereen als wereldburger rechten heeft. Zhao brengt daartegenin dat voordat de wereld een wereld is van gedeelde co-existentie er geen wereld burgerschap kan zijn. Bovendien ging Kant uit van een verbond van staten. Ook Jurgen Habermas heeft zich uitgesproken dat de VN de internationale wetten in een wereldwet zou moeten transformeren en dat mensenrechten zouden kunnen dienen als een grondprincipe voor de wereldwet. Deze voorstellen stuiten echter volgens Zhao op de tegenstellingen, die in de politieke werkelijkheid gebaseerd op grenzen en competitie niet zijn op te lossen.

De basale logica van de moderne politiek draait om grenzen en verdeling. Zowel als het gaat om een individu als om staten. Het heeft tot gevolg dat externe vijanden niet te vermijden zijn.  Om zich als verschillend van een ander te definiëren, is meestal een tegenstander of conflict impliciet noodzakelijk. Pas met de internalisatie van de wereld kan er sprake zijn van een politiek subject van de wereld. Hetzelfde geldt voor wereldsoevereiniteit. Het beste wat bereikt kan worden als die internalisatie ontbreekt is een samenwerkingsverband. Als echter a priori een externe partij is verondersteld, is niet te vermijden dat staten hun eigen belangen proberen te maximaliseren. In een nieuwe ontologische orde van tianxia zal co-existentie centraal moeten staan. Dan is een politiek mogelijk die zich richt op compatibiliteit, het is het vermogen om vijanden te transformeren tot vrienden. Dat  kan alleen na een substantiële verandering in de ontologische orde.

‘Als de internalisatie van de wereld een ultiem politiek probleem is gemaakt, betekent dat niet het einde van de politiek maar wel dat de internalisatie van de wereld het raamwerk wordt om alle politieke problemen in op te nemen. Politiek is dan niet anders dan de gemeenschappelijke kunst van het leven. De creatieve kunst van co-existentie voor iedereen, het transformeren van de conflict geladen competitie tot een wereld van gezamenlijk bestaan.’ (hfs 18)

 

https://www.mejudice.nl/artikelen/detail/mondiale-waardeketens-blijven-cruciaal

 

Relationele rationaliteit

Zhao beschouwt relationele rationaliteit als het tegenovergestelde van individuele rationaliteit dat de boventoon voert in de Westerse wereld. Hoewel een redelijke instelling in individuen kan leiden tot collectief redelijk gedrag, is individuele rationaliteit een onvoldoende toepassing van redelijkheid omdat het is gebaseerd op het eigenbelang en daarom confrontaties en conflict uitlokt. Individuele rationaliteit zou in evenwicht gebracht moeten worden door het relationele element. Dat is gericht op de gemeenschappelijke belangen en het welzijn van de groep. Hij gaat ervan uit dat co-existentie de noodzakelijke voorwaarde is voor bestaan, net als co-existentie het individuele bestaan veronderstelt. Het is de ontologische grondslag daarvoor. Zhao argumenteert dat mensen niet onafhankelijk van elkaar bestaan. Ze zijn altijd geplaatst in de wereld en kunnen niet in isolatie leven, vanaf het moment dat ze bestaan en handelen doen ze dat altijd in relatie tot anderen. Daarom benadrukt Zhao sterk de ontologie van het co-existeren, in plaats van een ontologie van dingen, van bestaan. Daarom komt co-existentie altijd vóór het afzonderlijke bestaan.

Het is geen ethische claim, maar een ontologische vaststelling. Als er onderlinge afhankelijkheid bestaat onder de staten en de mensen onder de hemel, zou het samen bestaan de effecten van het najagen van exclusieve eigen belangen elimineren. Wel zou er een politieke voorstelling nodig zijn en de wil om de wereld net zo serieus te nemen als we de belangen van de staten nu nemen, en mensen overtuigen dat relationele rede niet alleen toegenomen veiligheid en harmonie levert maar ook welvaart.

 

https://esb.nu/de-rente-is-laag-omdat-china-en-india-nu-economisch-meedoen/

 

 

Confucianistische verbetering

Een andere sleutelbegrip van de tianxia die Zhao propageert is de confucianistische verbetering. Het gaat om een ideaal, waarin aangeraden wordt dat als men het verlangen heeft om zichzelf te versterken, anderen ook te versterken. Als men het verlangen heeft zelf te slagen, help dan anderen om te slagen. Het lijkt op de Gouden Regel: doe niet aan anderen wat je zelf niet zou wensen, die zowel bij Confucius als in de Bijbel zijn terug te vinden. Hier gaat het om een dergelijke regel toegepast op de politiek en in economische zin. Zhao vergelijkt dit confucianistische principe ook met een Pareto-verbetering, waarbij verbetering voor een individu pas goed is als er niemand anders nadelen van ondervindt. In het confucianistische verbeteringsmodel gaat het niet alleen om het verbeteren van ieders individuele leven, maar ook om het verbeteren van de maatschappij als geheel.

In oude geschriften van bv Laozi  (Dao Te Tjing) wordt gesteld dat als iets teveel in een richting zich ontwikkelt, bv de excessieve rijkdom van de één, dan leidt dat tot onbalans in het samenleven, wat na verloop van tijd leidt tot rampen. Het lijkt op Rawls’ principe van economische differentie, maar Laozi nam niet zoals Rawls gelijkheid als onderliggend uitgangspunt, maar evenwicht. Omdat alles bestaat binnen een relationeel evenwicht, leidt een verstoren daarvan tot een verlies van de vitaliteit van het geheel. Evenwicht binnen een samenleven brengt wederzijds welzijn voor allen, het heeft zijn wortels in de filosofie van de afwisseling en het dynamische evenwicht van yin en yang. Wederzijdse hulp zonder daar iets voor terug te willen hoort bij het idee van alle mensen die tot de wereldfamilie behoren.

 

Universele waarden

In de wereld zijn vele uiteenlopende en conflicterende culturele waarden. Monotheïsme, of de erfenis daarvan, heeft de neiging om slechts een waarde als universele waarde te beschouwen en andere hooguit als culturele diversiteit te tolereren. In de oude tijd zouden culturen vredig naast elkaar hebben bestaan, trots op hun eigen culturele systeem, totdat het monotheïstische theologie conflicten onder de culturen teweegbracht.  Een tianxia systeem zou cultureel pluralisme weer erkennen. Daarbij zijn er geen universele waarden, behalve als die toegepast kunnen worden op iedere relatie. Waarden horen in deze visie bij relaties en niet bij aparte individuele eenheden. De Gouden Regel wordt als universele waarde beschouwd, omdat ze in relatie tot anderen is geformuleerd. Particularistische waarden kunnen alleen in een bepaalde cultuur toegepast worden en zouden niet op anderen van toepassing kan zijn. 

 

Speltheorie

Om het concept van tianxia uit te leggen gebruikt Zhao ook wel een speltheorie. In een bepaald spel probeert iedere speler zijn eigen belang te maximaliseren en iedere speler leert en imiteert de succesvolle strategieën die andere spelers gebruiken. Een gevolg is dat geen van de succesvolle strategieën lang  kunnen domineren, daar ze alle nagevolgd worden door anderen en snel tot de gemeenschappelijke kennis gaan behoren. Het stabiele evenwicht tussen de strategieën ontstaat tenslotte als alle spelers alle beschikbare succesvolle strategieën hebben geleerd en even slim of dom zijn geworden. Een strategie die nagedaan zou kunnen worden is bijvoorbeeld gastvrijheid of juist  het steeds wordt nagevolgd.

Een rationele strategie echter waarbij de eerste overweging het co-existeren is, blijft positieve beloningen leveren als het gekopieerd wordt door andere spelers. Het is de enige strategie die geen vergelding oplevert en daarom succesvol de uitdaging van anderen die het imiteren kan weerstaan. In speltheorie is dat het beste idee van een onverslaanbare strategie of een stabiele evolutionaire strategie. Tianxia is daarmee een rationeel wereldbeeld. En het is precies wat de wereld op dit moment van historische tijd nodig heeft.

 

Een paar opmerkingen

De vraag die steeds opdoemt bij het lezen van het boek is: hoe komen we tot deze nieuwe benadering? Zhao spreekt zich daar niet over uit. Wellicht wil hij eerst meer vertrouwdheid kweken voor het begrip tianxia. Hij zegt: ‘We kunnen de concrete institutionele arrangementen van een toekomstig tianxia systeem nog niet formuleren omdat we de toekomst van sociale ontwikkelingen niet kunnen voorspellen’. (hfs 20)  Hij benadrukt vaak dat er eerst die internalisatie van de wereld moet zijn voordat tianxia zou kunnen bestaan. Ook heeft hij gezegd dat de tijd voor tianxia nog niet is gekomen, hoewel er aan de aspecten van onderlinge afhankelijkheid en verwevenheid van de economieën en het internet wel is voldaan.

 

https://en.wikipedia.org/wiki/Belt_and_Road_Initiative

 

Een andere gedachte die opkomt is dat het begrip gemakkelijk misbruikt kan worden om toch de machtspositie van China te stutten. Als het opduikt in de China Droom van de huidige autocraat Xi en gebruikt wordt om de Belt and Road initiatieven mee te associëren, roept dat bepaald wantrouwen op. Onder een tianxia politieke werkelijkheid is er ook een instantie die zorgt dat aan de zeer harmoniserende en menslievende principes wordt voldaan. Zhao zegt dat instanties die als een toezichthouder zouden moeten functioneren noodzakelijk zijn, als een voogdijschap, dat co-existentie als uitgangspunt heeft. Geen enkele vorm van exclusiviteit zou daarin een plek mogen hebben. Maar hoe kunnen we ervoor zorgen dat een dergelijke instantie geen eigen belangen gaat nastreven?   

Het blijft toch een wat utopisch concept, waarbij de zelfzuchtige aard van de mens het grootste struikelblok lijkt.

Desondanks is het interessant om vanuit dit uitgangspunt eens goed te kijken, hoe de huidige politieke werkelijkheid functioneert. Ook zal China in de wereldpolitiek waarschijnlijk een steeds belangrijker plek innemen en is enige bekendheid met de ideeën die daar circuleren interessant.

 

Alles is ‘binnen’

De formulering van het internaliseren van de hele wereld trok mijn aandacht, toen ik een podcast luisterde over tianxia. Het resoneerde met formuleringen in spirituele tradities. Heel kort hierover het volgende. Advaita Vedanta zoals door Douwe Tiemersma werd benaderd, was uitsluitend gericht op het individu en hoe die zich opstelt in de wereld met als doel een spirituele ontwikkeling. Centraal in die ontwikkeling staat een bewustwording waar een mens zich mee identificeert, wat tenslotte moet leiden tot het realiseren van de aard van het subject, los van de identificaties.

Die aard is het lege totaal abstracte bewustzijn zonder vormen. De ervaring daarvan brengt voor een individu veel goeds met zich mee, vrede, voldoening, stabiel geworteld zijn in de werkelijkheid, verbondenheid met alles.  Als dat helder ervaren wordt, en men zich vervolgens in de wereld beweegt, bevindt de hele wereld zich ‘binnen’ dat bewustzijn. Alles in de wereld wordt immers ervaren door een subject, waarvan gerealiseerd is dat het een onderliggende en alomvattende werkelijkheid is waarbinnen de wereld en de verschijnselen zich voordoen.

De beschrijving van tianxia lijkt op hetzelfde principe te doelen, maar dan op het niveau van een politiek uitgangspunt, waar in het Chinese denken vaak een nadruk op werd gelegd en wat ook ook overwegend blijft binnen de concrete werkelijkheid. Echter, zich deel voelen van de wereld als geheel vóór de identificatie met een beperkte werkelijkheid van bijvoorbeeld een staat, die er wel mag blijven, maar gerelativeerd is, omdat men deel is van het geheel, resoneert sterk met de hierboven beschreven spirituele ontwikkeling. Zou die ervaring niet moeten samengaan met de bewustwording van het individu zoals hierboven beschreven? Wellicht is die realisatie gemakkelijker voor veel mensen als dat ondersteund wordt door de inrichting van de maatschappij. Dat lijkt me prachtig, maar vooralsnog niet iets waarvan ik verwacht dat het op korte termijn gerealiseerd zou kunnen worden.

Op dit moment zien we in de gebeurtenissen in de wereld juist een omgekeerde tendens: het opblazen van de identificatie met iets beperkts, zoals een nationaal gevoel en een versterken van onderlinge tegenstellingen. Maar misschien juist daarom is het goed om te beseffen dat mensen ook andere mogelijkheden hebben en in principe een heel mooie wereld zouden kunnen scheppen.