Civis Mundi Digitaal #154
Nederland zou het voortouw moeten nemen in een “Marshall-plan” voor de modernisering van de Afrikaanse landbouw (de Volkskrant 31-10-2024). Deze oproep betreft, volgens de auteurs, een strategische keuze in lijn met het voorstel aan de regering van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) van twee jaar geleden, namelijk om zich te richten op voedselzekerheid (en waterbeheer) in Afrika. Die keuze “biedt ook Europa een stabielere toekomst”. Voorts bepleit het voorstel lokaal ownership en neemt het afstand van goedbedoelde ontwikkelingshulp.
De oproep lijkt veel op een eerdere aanbeveling van de AIV (2020) om Nederland een voortrekkersrol te laten spelen in een “Marshallplan” voor de bestrijding van het COVID-19 virus in Afrika waarvoor acuut een bedrag van 1 miljard euro beschikbaar gesteld zou moeten worden. Ook Nederland zou daarvan profiteren (zgn. welbegrepen eigenbelang), o.a de KLM voor luchttransporten van hulpgoederen. Het “spoedadvies” van de AIV werd toen opgesteld o.l.v. Jaap de Hoop Scheffer. Er kwam weinig van terecht en er was, achteraf, ook geen grote vraag naar die over te vliegen expertise en hulpgoederen.
Is er in “Afrika” een grote vraag naar dat Marshallplan voor de Afrikaanse landbouw in Europees verband en met Nederland in de voortrekkersrol? Volgens de auteurs willen Afrikaanse landen meer technologie, meer handel en meer buitenlandse investeringen in rendabele voedselketens. Helaas ziet het er naar uit dat ándere dan Nederlandse en Europese partners voor veel Afrikaanse landen aantrekkelijker zijn om mee in zee te gaan, zoals machtig en kapitaalkrachtig China, Rusland, Turkije en sommige Arabische landen. Afstanden spelen nauwelijks een rol. Het in het Volkskrant artikel voorgestelde Nederlandse mega-Marshall-plan zal daarom waarschijnlijk wishful thinking blijken en in rook opgaan, net als het mega-COVID-19 bestrijdingsplan.
En er is nóg een reden waarom dit Marshall-plan geen werkelijkheid zal worden: de regering trekt zich doorgaans weinig aan van AIV adviezen, en de huidige regering zal dat al helemaal niet doen. Momenteel ontbeert Nederland ook de mondiale invloed om andere landen over te halen mee te doen. Dat wil niet zeggen dat Nederlandse e.a. bedrijven zoals Friesland Campina, Heineken, Unilever en het Zwitserse Nestlé op hun manier niet gewoon doorgaan met profijtelijke samenwerking met Afrikaanse voedselbedrijven, al of niet met overheidssteun.
De motiverende ideeën achter dit Marshall-plan zijn de volgende:
Ten eerste is er de Malthusiaanse nachtmerrie, namelijk dat de bevolkingsgroei zó heftig is dat Afrika aan hongersnoden ten onder zal gaan. Deze vrees bestond al meer dan 40 jaar, maar is nog steeds niet uitgekomen. Er is eigenlijk in Afrika alleen grootschalige en chronische honger in gebieden met oorlog en conflicten waar mensen van huis, haard en land zijn verdreven en hun agrarische productie niet langer voort kunnen zetten, waar markten en medische voorzieningen niet langer functioneren en vluchtelingenorganisaties waaronder het Wereld Voedsel Programma de situatie niet aankunnen. De oplossing van deze geweldspiralen in Afrika (waarin mondiale belangen een rol spelen) zal de honger al voor een groot deel verhelpen. Dit laat natuurlijk onverlet dat een verhoging van de landbouw- productie altijd en overal welkom en gewenst is, en wel om minder afhankelijk te worden van voedselimporten.
Ten tweede, is de voorgestelde sleutelrol van Nederland misschien mede bedoeld om bemoeienis met de Afrikaanse landbouwproductie te garanderen, en daarmee toekomstige werkgelegenheid voor Nederlandse en multinationale landbouwkundigen, bedrijven en universiteiten? Immers, wat volgens de auteurs nodig is zijn kennis en technologie “waarin Nederland immers al zo’n vooraanstaande rol speelt”, zowel bilateraal als via internationale organisaties zoals de FAO en de CGIAR (research). In het verleden heeft serviceverlening van al deze Westerse instanties gedurende meer dan 50 jaar miljarden gekost aan overheadkosten (vliegreizen, hotelkosten, dagvergoedingen, salarissen) waar Nederlandse werknemers en instituten ruimschoots van hebben geprofiteerd. Zij waren al die tijd deel van de door hen genoemde goedbedoelde ontwikkelingshulp, en “projecten” waren al die tijd voor de Nederlandse consultants een goed verdienmodel.
En wat heeft het opgeleverd? Het heeft hier en daar beslist een betere landbouwbeoefening opgeleverd, maar de algemene constatering van diezelfde, intussen gepensioneerde adviseurs, is dat de meeste inspanningen na beëindiging van de projecten maar weinig duurzaam effect noch impact hebben opgeleverd. Het is vooral de research die kwalitatief heeft uitgeblonken, maar aan een effectieve toepassing van die research in de praktijk heeft het in Afrika, althans op grote schaal, veelal ontbroken. Hier is een nuance op z’n plaats want in b.v. oostelijk Afrika is op sommige plaatsen meer sprake van innovatie en modernisering van de landbouw dan b.v. in westelijk Afrika zoals in de Sahel zone waar toch enorme ontwikkelingsinspanningen op landbouwkundig gebied zijn geleverd, door ontelbare donoren (ook Nederland, ook Europa, ook FAO, ook de Wereldbank, ook UNDP en USAid etc.) en trouwens ook NGO’s van allerlei pluimage die allen veelal kleinschalige en tijdelijke successen hebben geboekt.
Aan het lanceren van een Marshall-plan zijn ook risico’s verbonden zoals de sterke globale agro-business, agro-banken en research lobbies waaronder de kunstmest-lobby en de hybride zaden-lobby, en ook de Eurocentrische landbouw-lobby. Al deze sectoren lijken toverformules, maar leveren in de Afrikaanse praktijk niet noodzakelijkerwijs evenveel resultaten op als in Europa, de VS en Azië vanwege zowel technische als sociologische factoren, zoals het verleden van ontwikkelingshulp heeft aangetoond. En bovendien, waar veel (donor)geld omgaat in agro-commercie moet voor corruptie worden gevreesd, en dientengevolge voor het verlies van een welwillend draagvlak van Europese belastingbetalers voor publiekelijk gefinancierde Marshall plannen van allerlei aard.
Wat levert het Marshall Plan haar op? Afrika is rijk genoeg om zichzelf te voeden en te bedruipen als het zich niet laat exploiteren
Tenslotte is er het hardnekkige misverstand dat Afrika arm is en niet voor zichzelf kan zorgen en dus onze inmenging en interventie nodig heeft. In Afrika bestempelt men die houding langzamerhand, en hoe langer hoe meer, als neo-koloniaal paternalisme waarmee ook het Europese, Amerikaanse en Chinese geopolitieke beleid corrupte dictators in het zadel heeft geholpen en gehouden en ondertussen goedkoop mijnbouwproducten heeft verworven. De Westerse belangen in Afrika, zowel geopolitieke als economische, zijn zéér groot.
Arm? Nee, Afrika is potentieel een van de rijkste continenten op aarde, zie Congo, Angola, Nigeria, Zambia, Mali, Niger, Tsjaad, Liberia, Sierra Leone, Guinee, Gabon, Burkina Faso, Zuid Afrika, met hun ertsvoorraden en olievelden. Wie gelooft dat Afrika arm is, is onbekend met de plundering van bodemschatten door wereldmachten met behulp van omgekochte, lokale elites die al eeuwen plaatsvindt. En juist van die machten zal de financiering van het Marshallplan het moeten hebben, een plan dat dwars tegen hun belangen indruist.
Er is ook een praktische reden waarom een idealistisch of door geopolitieke (eigen)belangen ingegeven Marshall-plan, zoals de auteurs voorstellen zal stagneren, en dat ligt aan de uitvoeringsmodaliteit van het Plan. De uitvoering zal niet kunnen ontsnappen aan de loodzware bureaucratische procedures van de Internationale Samenwerking, die zogenaamd is gebaseerd op een gelijkwaardig partnerschap, maar berust op diepgeworteld wantrouwen, waar de realiteit is en blijft: “wie betaalt bepaalt”. Gewenst is een antwoord op de vraag hoe dit plan een betere kans maakt dan 50 jaar ontwikkelingssamenwerking. Het pleidooi van de auteurs voor ownership is mooi maar voegt niets toe, tenzij het gepaard gaat met een concrete beschrijving van principes en intenties van het plan: niet alleen woorden, maar ook daden.
Vanuit hetzelfde principe van ownership zou het echter boven alles de voorkeur verdienen als Afrikaanse landen zélf, met financiering door autonome exploitatie en verwerking van hun eigen grondstoffen, en ongehinderd door neokoloniale machten en multinationals, grootschalig in de modernisering van hun landbouw investeren. Het is aan de huidige en toekomstige Afrikaanse jeugd en hun jeugdige leiders, om de geconstateerde “threats” in “opportunities” om te buigen. Momenteel zijn er in veel Afrikaanse landen tekenen die erop wijzen dat de jeugd van het oude bestel af wil. Gun hen die kans.